Foto van R. Evers met Andre Azoulay, speciale Joodse gezant van de koning van Marokko, Willem Alexander en Maxima
Het joodse denken over Staat en staatsmacht is uniek. Flavius Josephus beschrijft het treffend: `Sommige volkeren plaatsen de souvereiniteit in handen van een enkeling (monarchie), anderen plaatsen staatsmacht in handen van enkelen (oligarchie), weer anderen leggen de souvereiniteit in de handen van het volk (democratie).
Mozes, onze Leraar, onderwees ons in geen van deze staatsvormen vertrouwen te stellen. Hij leerde ons de regels van God te gehoorzamen, want hij kende slechts macht en souvereiniteit toe aan God. Hij droeg de mensheid op hun ogen op God te richten, omdat Hij de bron is van al het goede voor de mensheid in het algemeen en elk individu in het bijzonder, omdat de mensen slechts bij Hem ware verlichting voor hun lijden zullen vinden’ (contra Appion). Velen hebben in Josephus’ beschrijving een vorm van theocratie willen lezen. Dit is echter niet de typisch joodse staatsvorm. Het bestuur over het joodse volk is niet bedoeld voor de priesterklasse. De ideale staatsvorm is geen priesterbestuur maar een ware theocratie, waarbij God alleen regeert.
Waarom dan het Tora gebod om een koning aan te stellen, zoals er staat (Deuteronomium 17:14): `Wanneer u komt naar het land, dat de Eeuwige, uw God, u geven zal en u dit in bezit genomen zult hebben en u er in woont…dan zult u over u de koning aanstellen, die de Eeuwige uw God, verkiezen zal’? De context, waarbinnen de opdracht tot het aanstellen van een koning en het vestigen van een soevereine aardse macht verschijnt, wijst erop, dat het in ieder geval niet de taak van een joodse koning is om als charismatische oorlogsheld het volk te verenigen tegenover een gemeenschappelijke vijand. Want uit het geciteerde vers blijkt, dat een joodse koning pas gezocht moest worden nadat het land Kana’an veroverd en verdeeld was! Het volk Israël had geen oorlogsheld nodig om het land in te nemen: God Zelf had hen immers een snelle verovering en overwinning toegezegd. Veiligheid, voorspoed en geluk zouden hun deelachtig worden als `natuurlijk’ gevolg van het inachtnemen van de ge en verboden uit de Tora, zoals beschreven staat in Deuteronomium 28:1 14. |