Oorsprong van de woorden „Jood" en „Jodendom"
De originele naam voor het volk dat wij nu Joden noemen was „Hebreeërs". Het woord „Hebreeuws" (in het Hebreeuws, „Ivri") wordt de eerste keer gebuikt in de Tora om Abraham te beschrijven (Gen. 14:13). Het woord is kennelijk afgeleid van de naam Ewer, een van Abrahams voorvaderen. Een andere traditie leert dat het woord komt van het woord „ewer," hetgeen „de andere kant" betekent, en dat slaat op het feit dat Abraham kwam van de andere kant van de Euphraat, of het slaat op het feit dat Abraham zich van de andere volken moreel en geestelijk onderscheidde. Een andere naam die gebruikt wordt voor het volk is Kinderen van Israël of Israëlieten, hetgeen slaat op het feit dat de leden van volk de afstammelingen zijn van Jacob, die ook Israël genoemd werd.
Het woord „Jood" (in het Hebreeuws, „Jehoedi") is afgeleid van de naam Jehoeda, de naam van één van de twaalf zonen van Jacob. Jehoeda was de stamvader van één van de stammen van Israël, die naar hem genoemd was. Zo ook betekent het woord „Jodendom" - een vertaling van het Hebreeuwse woord Jahadoet, dat letterlijk betekent „de godsdienst van de Jehoediem" (Jehoediem is in het Hebreeuws meervoud van Jehoeda en betekent dus „Joden"). Andere bronnen echter zeggen dat het woord „Jehoediem" betekent „Volk van G-d," omdat de eerste drie letters van „Jehoeda" in het Hebreeuws dezelfde letters zijn als de eerste drie letters van G-ds vierletterige Naam. Oorspronkelijk had de naam Jehoedi specifiek betrekking op de leden van de stam Jehoeda, ter onderscheiding van de andere stammen van Israël. Echter, na de dood van Koning Salomo, werd het volk van Israël gesplitst in twee koninkrijken: het koninkrijk van Jehoeda en het koninkrijk van Israël (I Koningen 12; II Kronieken 10). Na die tijd werd het woord Jehoeda gebruikt voor iedereen van het koninkrijk Jehoeda, waartoe de stammen van Jehoeda, Benjamin en Levi behoorden, zowel als wat verspreide nederzettingen van andere stammen. Het duidelijkste bijbelse voorbeeld hiervan komt voor in het boek Esther 2:5, waar Mordechai zowel een Jehoedi genoemd wordt als een lid van de stam Benjamin. In de 6de eeuw V.G.J. (Van de Gewone Jaartelling), werd het koninkrijk Israël overmeesterd door Assyrië en de tien stammen werden verbannen uit het land (II Koningen 17), waarna alleen de stammen van het koninkrijk Jehoeda overbleven om te zorgen voor de erfenis van Abraham. Deze mensen van het koninkrijk Jehoeda noemden zichzelf en waren algemeen bekend bij andere volken als Jehoediem (Joden), en die naam wordt tot op de huidige dag voor hen gebruikt.
In het dagelijks spraakgebruik wordt het woord „Jood" gebruikt om alle fysieke en geestelijke nakomelingen van Jacob/Israël mee aan te duiden, zowel als voor de aartsvaderen Abraham en Isaac en hun vrouwen, en het woord „Jodendom" wordt gebruikt om hun geloof aan te duiden. Technisch gezien is dit gebruik onjuist, zoals het technisch gezien onjuist is om het woord „Indiaan" te gebruiken om daarmee de oorspronkelijke inwoners van Amerika aan te duiden. Deze technische onjuistheid echter is gebruikelijk, zowel binnen de Joodse gemeenschap als daarbuiten en wordt daarom overal op deze site gebruikt.
Wie is een Jood? - Wie is niet-Jood? Een Jood is ieder persoon wiens moeder een Jood (Jodin) was of iedereen die door het formele proces van bekering tot het Jodendom overgegaan is. Dus ieder wiens moeder niet Joods was en die niet door het formele proces tot het Jodendom is overgegaan, is geen Jood, of met andere woorden, die is kort gezegd een niet-Jood. Het is belangrijk om op te merken dat om Jood te zijn het niet uitmaakt wat je gelooft of wat je doet. Iemand die geboren is uit niet-Joodse ouders en die niet het formele proces van conversie heeft doorgemaakt maar die alles gelooft wat Orthodoxe Joden geloven en die zich aan iedere wet en gewoonte van het Jodendom houdt, is nog steeds geen Jood, zelfs niet in de ogen van de meest liberale stromingen van het Jodendom, en iemand die geboren is uit een Joodse moeder, maar die een atheïst is en nimmer de Joodse godsdienst gepraktiseerd heeft, is toch een Jood, zelfs in de ogen van de ultra-Orthodoxen (hoewel hij voor bepaalde godsdienstige activiteiten niet als Jood meetelt). In deze betekenis is het Jodendom meer een nationaliteit dan andere godsdiensten. Dit is reeds vastgesteld sinds de vroegste tijden van het Jodendom. In de Tora kan men vele referenties vinden aan „de vreemdeling die bij jou woont" of „de rechtvaardige proseliet" of „rechtvaardige vreemdelingen." Dit zijn verschillende classificaties van niet-Joden die leefden tussen de Joden, en die sommige delen van of heel het geloof en praktijk van het Jodendom overnamen zonder dat zij door het formele proces van conversie gingen en Joden werden. Wanneer iemand zich eenmaal tot het Jodendom bekeerd heeft, wordt hij niet meer met een speciale term aangeduid; hij is een Jood als iedere geboren Jood.
Hoewel alle Joodse stromingen met dit algemene principe instemmen, zijn er toch soms meningsverschillen of een bepaald individu Jood is of niet. De meeste van deze discussies vallen onder een van de volgende twee categorieën. Ten eerste: traditioneel Jodendom houdt vol dat iemand Jood is als zijn moeder Joods is, ongeacht wat zijn vader is. De liberale stromingen aan de andere kant beschouwen iemand Joods als één van zijn ouders Joods was en het kind Joods was opgevoed. Dus, als het kind van een Joodse vader en een Christelijke moeder Joods werd opgevoed, dan is het kind Joods volgens de Reform beweging, maar niet volgens de Orthodoxie. Aan de andere kant, als het kind van een Christelijke vader en een Joodse moeder niet Joods is opgevoed, is het kind volgens de Orthodoxie een Jood, maar niet volgens de Reformbeweging! De zaak wordt zelfs nog meer gecompliceerd, want de status van de kinderen van zulke kinderen komen aan de orde. Ten tweede: de meer tradionele stromingen erkennen niet altijd de geldigheid van een conversie door de meer liberale stromingen. De meer moderne stromingen volgen niet altijd de door de meer tradionele stromingen vereiste procedures, waardoor de conversie ongeldig wordt volgens de Orthodoxie. Daar komt bij dat de Orthodoxie niet de autoriteit accepteert van Conservatieve, Reform en Liberale rabbijnen om conversies uit te voeren, en de Conservatieven discussiëren erover of zij de autoriteit van de Reform rabbijnen accepteren. Over afstamming in de vrouwelijke lijn. Veel mensen hebben gevraagd waarom het traditionele Jodendom de vrouwelijke afstamming gebruikt om de Joodse status vast te stellen, wanneer bij alle andere aangelegenheden (stamverband, priesterstatus, koninklijke afstamming, enz.) de afstamming in mannelijke lijn bepalend is. De Tora specificeert nergens dat de matrilineaire afstamming gebruikt moet worden; er zijn echter een aantal passages in Tora waaruit valt af te leiden dat het kind van een Joodse vrouw en een niet-Joodse man een Jood is en verscheidene andere passages waaruit blijkt dat het kind van een niet-Joodse vrouw en een Joodse man geen Jood is.
In Deuteronomium 7:1-5, waar het verbod op het gemengde huwelijk tot uitdrukking wordt gebracht, zegt G d „hij [d.i. de niet-Joodse echtgenoot] zal je kind van Mij doen afdwalen en zij zullen de goden van anderen gaan aanbidden." Een dergelijke bezorgdheid wordt niet uitgesproken over een niet-Joodse echtgenote. Hieruit leiden we af, dat het kind van een niet-Joodse echtgenoot Joods is (en daarom van het Jodendom kan worden afgetrokken), maar het kind van een niet-Joodse moeder is niet Joods (en het aftrekken van het Jodendom is daarom niet van toepassing).
Leviticus 24:10 spreekt over de zoon van een Israëlitische vrouw en een Egyptische man, die „behoort tot de gemeenschap Israël" (d.w.z. een Jood is). Aan de andere kant, in Ezra 10:2-3, zweerden de Joden die terugkeerden naar Israël dat zij hun niet-Joodse vrouwen en kinderen, die uit die vrouwen geboren waren, zouden verstoten. Zij hadden die kinderen niet kunnen verstoten als het Joden waren. Verscheiden mensen hebben gevraagd over Koning David: of hij een Jood was, gezien het feit dat één van zijn vrouwelijke voorouders, Ruth, niet Joods was. Deze conclusie is gebaseerd op twee foute veronderstellingen: ten eerste was Ruth Joods, en zelfs als was zij dat niet, dan had dat geen effect gehad op Davids status van Jood. Ruth trad tot het Jodendom toe voordat zij met Boaz trouwde en baarde hem Obed. Zie Ruth 1:16, waar Ruth duidelijk maakt dat het haar bedoeling is Joods te worden. Nadat Ruth tot het Jodendom was bekeerd, was zij een Jodin en al haar kinderen die na haar conversie geboren werden, waren dus ook Joods. Maar zelfs als Ruth niet Joods was toen Obed geboren werd, dan zou dat toch geen invloed hebben op Koning Davids status als Jood, want Ruth was een voorouder van de vader van David, niet van Davids moeder, en de status van Koning David wordt bepaald door zijn moeder. Zoals hierboven reeds verscheidene malen werd opgemerkt, zijn er diverse stromingen binnen het Jodendom, die allemaal andere opvattingen hebben over wie Jood is en wie niet. Wij, de uitgevers van deze wekelijkse emails houden ons aan de orthodoxe definitie van wie een Jood is, zoals hierboven gedefinieerd. Dat neemt niet weg dat wij andere meningen respecteren. Dat kan dus ook betekenen dat wij personen, die andere stromingen als Jood beschouwen, niet als Joods beschouwen. Zij zijn dan, om het kort samen te vatten: niet-Joden. Dat betekent ook niet dat ieder die door een bepaalde rabbijn of door een bepaald rabbinaat niet als Jood erkend wordt, ook inderdaad geen Jood is volgens de Tora. Maar hij/zij is dan geen Jood volgens de Rabbijnse wetten. Maar hij/zij is dan overigens in ieder opzicht een respectabel mens, zeker wanneer men zich houdt aan de zeven Noachidische wetten, waarover wij in een volgend artikel meer hopen te schrijven.
Bron en met toestemming: Joods Leven |