"Mosje ging toen en sprak deze woorden tot heel Israël; hij zei tot hen: "Ik ben nu honderd en twintig jaar oud - ik kan niet meer uitgaan of ingaan en G’d heeft tot mij gezegd: de Jordaan hier zult u niet overtrekken...Jehosjoe’a zal voor u uit overtrekken, zoals G’d geboden heeft " (31:1-3) .
Rasjie legt uit dat de uitdrukking "Ik kan niet meer uitgaan of ingaan" op Tora-kennis slaat: "Het leert ons dat de tradities en de bronnen van wijsheid gesloten waren voor Mosje". Dit is opmerkelijk omdat we aan het einde van de Tora leren dat "Mosje's oog niet verduisterd was en zijn kracht niet was geweken" (34:7). Hieruit blijkt dat Mosje fysiek nog honderd procent functioneerde. Mosje blijkt in hoofdstuk 33 nog in staat te zijn om het Joodse volk te waarschuwen, ze te zegenen en hen de geboden te onderwijzen. Ook componeerde hij het lied Ha'azienoe. Verder schrijft hij het eerste Sefer Tora af. Hoe moeten wij Rasjie's commentaar begrijpen? De Midrasj vertelt, dat Mosje tijdelijk geen beschikking meer had over zijn kennis. De Midrasj schetst een hartverscheurende discussie.
Mosje verzocht HaSjeem, G’d om hem toe te laten tot Israël. G'd antwoordde dat hij moest sterven. Sinds Adam moet iedereen sterven. Mosje accepteerde dit in eerste instantie niet: "Adam was een zondaar, maar ik ben naar de Hemel gegaan. Ik was als een engel. Ik sprak met U en heb de Tora uit Uw handen ontvangen! Heer der wereld, neem plaats op uw genadetroon, zodat ik niet hoef te sterven!”. G'd antwoordde dat zelfs de rechtvaardigen moeten sterven. Toen Mosje zag, dat G'd niet te vermurwen was, wendde Mosje zich tot hemel en aarde, tot de sterren en de hemellichamen, tot de bergen en de heuvels en zelfs tot de Grote Oceaan. Maar allen bevestigden dat ook zij aan het einde der dagen zouden verdwijnen. Toen Mosje terug kwam, wilde G'd hem troosten: "Dit is de normale gang van zaken. Elke generatie heeft zijn eigen leiders. Tot nu toe was het jouw beurt om Mij te dienen. Nu is de tijd aangebroken voor je opvolger Jehosjoe’a”. Mosje sprong hier direct op in: "Als het vanwege Jehosjoe’a is dat ik moet sterven, laat mij dan leven en zijn leerling worden!". G'd was het hiermee eens om Mosje te helpen zich te verzoenen met zijn dood. De volgende ochtend ging Mosje naar de tent van Jehosjoe'a, die Tora voorleerde. Mosje stond incognito tussen de leerlingen met gebogen hoofd. De mensen merkten hem op en verweten Jehosjoe’a "Hoe kun je Tora zitten te leren terwijl Mosje daar staat?". Jehosjoe'a zag plotseling zijn meester en barstte in tranen uit. Iedereen vroeg aan Mosje om hen verder te onderwijzen. Maar hij antwoordde: "Ik mag niet meer”.
Jehosjoe'a moest doorgaan, terwijl Mosje naast hem zat. Mosje begreep niet, wat Jehosjoe'a onderwees, want zijn wijsheid was overgedragen. Mosje raakte helemaal in de war: "O, G’d, tot nu heb ik om leven gevraagd; nu vraag ik of U mijn ziel tot U wilt nemen". Mosje wilde alleen het volk nog zegenen. Dit verzoek werd ingewilligd. Mosje wilde Israël binnengaan als privé persoon, als leerling, maar G'd wist dat Mosje geen privé persoon was. Mosje ging het niet om zijn eigen kowed (eer). Hij was immers "zeer nederig" (Bemidbar 12:3). Het ging niet om zijn kowed maar om zijn existentie. Zijn hele leven had hij gewijd aan het onderwijzen en het leiden van zijn volk. Mosje kon zijn persoonlijkheid niet verloochenen en als het ware sociaal "dood" zijn. Als privé persoon was zijn raison d'etre volledig verdwenen. Op de vooravond van Rosj Hasjana vragen we G'd ons een goed jaar te schenken. Maar wat voor soort leven vragen wij? Zoeken wij een leven, zoals Mosje, gewijd aan de groei en de spirituele welvaart van het Joodse volk of leven wij zonder hoger doel? Laten wij nadenken voordat wij G'd verbidden. Als wij enkel en alleen voor onszelf leven, wat is ons doel op aarde dan?
Ik wens u allen een sjana tova oemetoeka, een goed, gezond en voorspoedig jaar 5773!
©Dayan Evers 2012 |