Esau was vreselijk jaloers op Ja’akovs zegen hoewel hij het eerstgeboorterecht en de beracha verkocht had onder het genot van een bord linzen. Ja’akov vluchtte naar Lavan om Esau’s moordlust. Esau was sindsdien zijn eeuwige vijand. Deze haat droeg Esau over aan zijn zoon Elifaz, die het als een familietraditie verder doorgaf aan de komende generaties, waar later Amalek, Agag en Haman van afstamden. Het stopt nooit: antisemitisme heeft altijd en overal bestaan, onafhankelijk van het niveau van aanpassing aan de heersende cultuur. Soms lijkt het heviger te worden wanneer er minder joden wonen. Een typisch voorbeeld is Polen. Het eeuwige antisemitisme wordt teruggevoerd op de strijd tussen Esau en Ja’akov. Rivka werd geprofeteerd dat haar kinderen niet goed samen konden coëxisteren. Esau ambieerde het aardse leven, Ja’akov het hemelse. Antisemitisme lijkt onuitroeibaar.
Israëls aartsvijand is Amalek, de kleinzoon van Esau en de zoon van Elifaz (36:4). De moeder van Elifaz was Timna, die joods wilde worden. Zij ging naar onze Aartsvaders toe om zich te laten bekeren, maar die wilden haar niet als proseliet aanvaarden. Uiteindelijk kwam ze terecht bij Elifaz, de zoon van Esau, omdat ze liever een dienares bleef binnen het volk Israël dan een meesteres bij een ander volk. Van haar stamde Amalek af, die het joodse volk zoveel ellende bezorgde. De Talmoed (B.T. Sanhedrien 99b) geeft als reden: omdat men haar niet had mogen wegsturen toen zij joods wilde worden. Onbegrijpelijk! Onze Aartsvaders probeerden iedereen bij het Jodendom te betrekken. Waarom weigerden ze haar? Onze Aartsvaders worden, zij het zeer subtiel, bekritiseerd voor het feit, dat ze Timna niet in de Jodendom hebben willen opnemen.
Nachmanides (12de eeuw, Spanje) schetst de oorzaak van de Arabische afkeer. Nadat Hagar zwanger was geworden van Jisjma’eel, klaagt Sara. Avraham geeft haar vrij spel:“Sara was hard tegen Hagar en Hagar vluchtte van haar weg” (16:6). Nachmanides stelt, dat “Sara verkeerd handelde toen zij Hagar hard aanpakte. Avraham handelde ook verkeerd omdat hij het toeliet. G’d hoorde Hagars ellende en gaf haar een zoon die uiteindelijk het joodse volk erg zou dwarszitten.” Ongelooflijk! Het toont in ieder geval “hoe de handelingen van de Voorouders bepalend zijn voor de geschiedenis van hun kinderen” – ma’asee avot siman labaniem..
Dezelfde gedachte zien we terug bij de confrontatie tussen Mordechai en Haman. De Midrasj legt een verband tussen de haat van Haman en de manier waarop Ja’akov aan de zegening van de eerstgeborene kwam. In de Megilla van Ester staat dat toen Mordechai doorhad wat besloten was door Haman “Mordechai zijn kleren scheurde en zich hulde in zak en as. Hij ging naar het midden van de stad en liet een luide en bittere schreeuw” (Ester 4:1-2).
Die luide en bittere kreet wordt in verband gebracht met de Esau’s bittere klacht, toen hij merkte, dat Ja’akov er met de zegen vandoor was: “Ja’akov liet Esau vreselijk huilen (27:34). Ja’akov kreeg dit terug in Sjoesjan, toen zijn afstammeling Mordechai een bittere en luide kreet liet vanwege de ellende die Haman, een nakomeling van Amalek, over de Joden bracht”.
Geeft de Midrasj hiermee een rechtvaardiging van antisemitisme? Nee! Maar het legt wel een oud, vrijwel onzichtbaar oorzaak-gevolg verband bloot. In het vijfde boek van de Tora (25:19) wordt gesteld, dat wij “de herinnering van Amalek moeten uitwissen van onder de Hemel, gij zult dit niet vergeten”. Hoe is het mogelijk de herinnering uit te wissen, terwijl we niet mogen vergeten. Misschien betekent dit dat wij de herinnering aan Amalek moeten uitwissen omdat dit op onze eigenschap duidt, dat we soms iets te ongevoelig omgaan met onze aartsvijanden, waar door we nog meer vijandschap creëren. Vrede kunnen we alleen maken met onze vijanden. Vrede kunnen we alleen bewerkstelligen wanneer wij ongevoeligheden uit vorige generaties niet herhalen. Maar ondanks alle historische achtergrond blijft antisemitisme volslagen verwerpelijk. Zeker als ze niet in de historische lijn geloven blijft het uiteindelijk niet ons maar hun morele probleem.
©Dayan Evers 2012
|