Joseef zuchtte twaalf jaar in de gevangenis. Hij wordt vrijgelaten en benoemd tot onderkoning door zijn grote gaven. Joseef was een geboren heerser. Maar iedereen was al weer vergeten hoe hij in de `bajes’ terecht gekomen was.
Joseef was knap en aantrekkelijk. Na een tijdje kreeg Soelaika, de vrouw van zijn meester Potifar een oogje op hem: ‘Kom bij me liggen’. Maar Joseef weigerde. Dag in dag uit probeerde ze Joseef over te halen. Maar hij gaf niet toe. Joseef weigerde bij haar te liggen. Maar op zekere dag greep ze hem bij zijn kleed. ‘Kom bij me liggen,’ drong Soelaika aan. Joseef vluchtte naar buiten. Zijn kleed liet hij bij haar achter. De Tora is uitermate open over deze zaken. Zelfs de meest intieme aangelegenheden van onze Aartsvaders maar ook van vele anderen worden breed uitgemeten. Maar waarom doet de Tora dat?
Omdat de Tora wil laten zien wie de ware held is! In de Talmoed wordt Joseef de tsaddiek, heilige bij uitstek genoemd. De tsaddiek is de Jiddisje hero. Hoe definiëren wij een held? In de Spreuken van de Vaderen (Pirke Awot) staat: “Ben Zoma zegt: Wie is wijs? Hij die van anderen leert. Wie is een held? Hij die in staat is zich te beheersen." Het Jodendom kent geen heldenverering, zoals dit in sommige culturen gebruikelijk was en is. Opscheppen over kracht, pracht, rijkdom of intelligentie is uit den boze. De definitie van een held is iemand die in staat is zichzelf te beheersen, zijn lusten en passies te bedwingen en zijn verlangens te beteugelen. Het Jodendom kent dus geen heldenverering als in de Middeleeuwse ridderromans of zoals in de Griekse mythen en sagen. Onze helden zijn helden van de geest. Mensen die boven hun aardse beperkingen, kleine belangetjes, moeilijke omstandigheden, eigenwaan of zelfverbeelding zijn uitgestegen.
Onze helden zijn geen filmsterren en popidolen omdat die vaak alleen maar een oppervlakkige uitstraling hebben en soms helemaal geen goede voorbeelden zijn voor ons dagelijks gedrag. Je bent pas een Jiddisje held als je liever geeft dan neemt en iedereen in je omgeving laat delen in jouw kennis, gaven, goede eigenschappen of eigendommen.
Geconfronteerd met de avances van Soelaika, roept Joseef: “Hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen G’d?” (Gen. 39:10). Maar op wie moeten wij ons dan richten voor een rolmodel of een voorbeeld van hoe wij onze persoonlijkheid moeten ontwikkelen? In feite moet de mens zich totaal identificeren met G’d. Dat gaat overigens niet zo eenvoudig. Wij worden geacht G’d constant te imiteren en ons met Hem te vereenzelvigen. Hoe doen we dat? Door Zijn goede voorbeeld in de praktijk te volgen.
Alleen door ons los te maken uit onze ‘gewone dagelijkse omgeving’ kunnen we volledig één worden met G’d. Er staat in de Tora dat wij ons aan G´d moeten hechten. Maar de vraag van de Chagamiem, de Geleerden, hierbij is: "G’d is toch een verterend vuur, hoe kan men zich dan aan Hem hechten?”. En het antwoord luidt dat wij G’d moeten nadoen. Net zoals G’d de naakten kleedt – in de Tora bijvoorbeeld Adam en Eva - en de armen te eten geeft, moeten ook wij zorgen voor onze medemensen. Het nadoen en imiteren van G’d betekent dat men zich identificeert met Zijn wezen. G’d nadoen noemen we heiligheid - kedoesja. Als het ons niet verboden was om G’d te vermenselijken, zou men moeten zeggen, dat G’d ons grootste ‘voorbeeld’ is.
Maar, omdat de mens geen G’d is, heeft G’d een heiligheidprogramma voorgeschreven en ons een aantal opdrachten gegeven, de mitswot. Daardoor identificeren wij ons met de Wil van G’d. Omdat wij aannemen dat de mens een G’ddelijke ziel heeft en dat die G’ddelijke ziel het hoogste mensaspect is, mogen wij zeggen dat wij op die manier onze echte persoonlijkheid en de meest oorspronkelijke kern van ons karakter leren bereiken en kennen. Het is wel een levensreis. Dit G’d nadoen is een taak die voor het hele leven geldt. “Maar hij liet zijn kleed in haar hand achter, vluchtte en liep naar buiten” (39:12). Toen de vrouw van Potifar – Soelaika – Joseef te pakken kreeg, vluchtte hij naar buiten. Soelaika hield alleen zijn jas nog in haar hand. De symboliek van dit verhaal moge duidelijk zijn: wanneer wij onze jeugd naar het Jodendom proberen te trekken met allerlei “uiterlijke” verlokkingen, houden wij slechts een lege huls aan Jodendombetrokkenheid over. Wanneer de inhoud aan ons ontglipt, zijn we ver van huis.
©Dayan Evers 2012 |