Hebben jullie de film Google-baby gezien? Ik wil wat vragen over draagmoederschap met jullie bespreken.
De meeste mensen hebben grote moeite met het idee van het draagmoederschap. De surrogaatmoeder is echter al zeer oud. Het prille begin van het Joodse volk werd gekenmerkt door onvrijwillige kinderloosheid. Abraham en Sara konden vele decennia geen kinderen krijgen. Wanhopig zei Sara toen tegen haar man (Gen. 16:2): “Zie toch, G’d heeft mij niet vergund te baren; ga toch tot mijn slavin; misschien zal ik uit haar opgebouwd worden.” Volgens het toen geldende familie- en slavenrecht behoorden de kinderen van de slavin aan de meesteres; vandaar, dat Sara meende, dat zij door middel van haar slavin Hagar “opgebouwd zou kunnen worden”, een juridische vorm van draagmoederschap. De mogelijkheid van transplantatie van een embryo van de ene baarmoeder naar de andere wordt reeds in de Talmoed (B.T. Choellien) en de responsa van Rabbi David ben Zimri (1480-1573, Spanje) vermeld.
Tegenwoordig kennen wij een medisch-technische variant van het draagmoederschap. Een van de hulptechnieken hierbij is de kunstmatige inseminatie. Reeds in de Talmoed (200-500 n.d.g.j.) wordt gesproken over de mogelijkheid van een zwangerschap sine concubito (zonder samenleving). Rabbi Ja’akov Mölin Segal (1365-1427) vermeldt zelfs, dat de apocriefe Ben-Sierach geboren werd na een vorm van kunstmatige inseminatie. Recente research betreft pogingen om door kunstmatige inseminatie in vitro nieuw leven te doen groeien. De reageerbuis (in vitro) bevruchtingstechniek houdt in, dat eicellen na een punctie uit de eierstokken buiten het lichaam van een vrouw bevrucht worden. De in vitro bevruchtingstechniek maakt het in principe ook mogelijk om de bevruchte eicellen in te planten bij een andere vrouw. Ook kunnen bij een laboratoriumbevruchting donorgameten (zaad- of eicellen van een derde) gebruikt worden.
Natuurwet-doctrine? Aan het draagmoederschap ligt een complex medisch-technisch procédé ten grondslag. Veel aspecten van deze techniek kunnen problemen opleveren; te denken valt aan: kunstmatige inseminatie, reageerbuisbaby’s, experimenteren met erfelijkheidsmateriaal, abortus en adoptie. Ethici, medici, juristen en politici hebben zich reeds uitgesproken over deze problematiek. De ideeën van Rabbijnen zijn minder duidelijk uit de verf gekomen. Reageerbuisbevruchting is een standaardbehandeling geworden voor de groep vrouwen die door verscheidene oorzaken niet zwanger kunnen worden. Over de hele wereld zijn inmiddels honderden reageerbuisklinieken geopend. In 1984 werd de eerste eeneiige diepvriestweeling geboren in het Dijkzigtziekenhuis in Rotterdam.
De katholieke ethicus McCormick wijst experimenten met het levensorigine van de mens principieel af, omdat deze wijze van omgaan met de levensorigine van de mens ‘tegennatuurlijk’ zou zijn. Het Jodendom kent echter geen natuurwet-doctrine. Deze jongste medische praktijken moeten alleen aan de ethische en juridische achtergronden van de ge- en verboden van de Tora worden getoetst. In principe staat het de mens vrij de medische wetenschap te gebruiken om problemen in verband met voortplanting op te lossen.
De medische experimenten werden nogal eens bekritiseerd omdat er kans bestond op geboorte van kinderen met afwijkingen. Dit was voornamelijk het gevolg van het feit, dat een natuurlijk mechanisme in het lichaam van de vrouw door reageerbuisbevruchting buiten werking wordt gesteld. Medici schatten, dat ongeveer de helft van alle zwangerschappen spontaan wordt afgebroken. Waarschijnlijk is dit de methode van de natuur om een ongezond foetus uit te drijven. Bij reageerbuisbevruchting werkt dit mechanisme niet. Deze bevruchtingsmethode leidt dus tot een verhoogd risico op (erfelijke) afwijkingen en dit is een punt, dat wel behandeld wordt in de oud-Joodse bronnen. Het Jodendom is aan de ene kant tegen abortus om een gebrekkig foetus te verwijderen, maar raadt aan de andere kant huwelijken, waarbij een verhoogde kans op erfelijke afwijkingen bestaat, af. De ratio is duidelijk: voorkomen moet worden, dat kinderen uit een dergelijk huwelijk voor hun leven lang ongelukkig zullen zijn. A fortiori volgt hieruit, dat men zeer voorzichtig moet zijn met ‘medische experimenten’ die zouden kunnen leiden tot genetische defecten. De hoge vlucht, die de ‘genentechniek’ inmiddels heeft genomen, biedt hierin zeker uitkomst.
Abortus? Bij reageerbuisbevruchting speelt nog een ander probleem: abortus. Om de kansen op succes te verhogen, worden meerdere eitjes uit het lichaam van de moeder verwijderd. Al deze eitjes worden bevrucht en geobserveerd om chromosoomafwijkingen op te sporen. Uiteindelijk wordt slechts één bevrucht eitje uitgekozen; de rest wordt vernietigd. In feite is dit een verkapte vorm van abortus: een embryo in ontwikkeling wordt gedood. Vele halachische autoriteiten menen, dat abortus reeds direct na de conceptie verboden is; anderen zijn van mening, dat abortus pas veertig dagen na de conceptie verboden is. Dit probleem zou vermeden kunnen worden door slechts één ovum te bevruchten.
Kunstmatige inseminatie is een ander probleem, dat zelfs reeds door middeleeuwse autoriteiten besproken wordt. Kunstmatige inseminatie met sperma van een donor is niet toegestaan, daar de identiteit van de donor meestal angstvallig geheim wordt gehouden. Men loopt het risico, dat het kind later met zijn halfzuster - een kind van de donor - zal trouwen (het Bijbelse verbod van incest). Het wordt tevens ongewenst geacht, dat het kind zijn afkomst niet kent. Ook op het gebied van erfrecht ontstaan problemen. Sommige Rabbijnen zien in kunstmatige inseminatie van een donor zelfs een vorm van overspel; het kind zou een mamzeer (bastaard) zijn met alle problemen van dien. Vrijwel alle halachische autoriteiten zijn het er echter over eens, dat kunstmatige inseminatie met sperma van de man toegestaan moet worden, indien de vrouw niet langs normale weg zwanger kan worden. Uiteraard moet het onvrijwillig kinderloze echtpaar eerst de natuurlijke weg bewandelen. Pas indien dit niet tot zwangerschap leidt, mag men overgaan tot kunstmatige inseminatie. Sommige autoriteiten stellen, dat het echtpaar tien jaar moet wachten, maar anderen geven een kortere periode van twee of vijf jaar aan.
Wie is de moeder? Het draagmoederschap leidt weer tot andere problemen: wie is nu feitelijk de moeder? Deze nieuwe vorm van voortplanting geeft onduidelijkheid in de juridische en halachische status van het kind en kan leiden tot psychologische problemen op het gebied van identiteit en identificatie. Volgens de Nederlandse wet is de barende moeder de enige echte moeder. Buiten de adoptiekanalen is het in Nederland niet mogelijk een kind over te dragen. Een zwangerschapscontract is nooit rechtsgeldig. Alhier kan een getrouwde man onmogelijk het kind van een ander echten. Men zou een juridische sluipweg kunnen bewandelen: de onvruchtbare ouders moeten dan eerst scheiden, waarna de draagmoeder het kind zou moeten afstaan. De vader zou dat kind dan na de geboorte moeten erkennen en opnieuw huwen met zijn voormalige echtgenote. Het zou raadzaam zijn de surrogaatmoeder onder narcose te laten bevallen, omdat ook bij afstaan voor adoptie nog steeds geldt, dat de moeder het kind doorgaans wil houden, zodra zij de baby gezien heeft. Professor Roscam Abbing snijdt nog een ander probleem aan: wat te doen, indien het kind vrij ernstig gehandicapt blijkt? Het onvruchtbare echtpaar had een gezond kind besteld; de draagmoeder wil het kind ook niet houden: dat was nooit haar bedoeling geweest.
In de halachische literatuur krijgt de vraag ‘wie is de moeder’ een extra dimensie. Stel, dat de donor-moeder Joods is en de draagmoeder niet of omgekeerd. Wat is dan de status van het kind? De Jeruzalemse autoriteit Rabbi Zalman N. Goldberg heeft over al deze problemen recentelijk uitspraken gedaan. Ik laat hier enkele volgen: 1.Vader wordt men vanaf de conceptie. Volgens Rabbi Akiwa Eger (1761-1837, Hongarije) staat ook het moederschap vast met de conceptie, maar Rabbi Joseef Engel (1858-1919, Polen) meent, dat men pas moeder heet met de geboorte. 2.Volgens Rav Engel is het kind uitsluitend familie van de barende moeder, zodat het kind zou mogen trouwen met familieleden van de donor-moeder (ondanks mogelijke genetische problemen). Maar Rav Eger zou dit laatste verbieden. Voor de zekerheid (lechoemra) mag de reageerbuisbaby later noch met familieleden van de donormoeder noch met die van de draagmoeder huwen (vgl. Leviticus 18). 3.Als de donormoeder niet Joods is en de barende moeder Joods dan hangt de status van het kind af van de Talmoedische mening, die we volgen. Huldigen we de visie, dat een embryo een ‘onderdeel’ van zijn moeder is, dan is het kind Joods. Stellen we, dat een embryo geen onderdeel vormt van haar moeder - en dus niet automatisch haar status krijgt - dan zou de Joodse draagmoeder zich zwanger in een mikwe (ritueel bad) kunnen onderdompelen en er zodoende voor zorgen, dat haar vrucht Joods wordt.
Commercialisering Commercialisering van deze sector is eerder een ethisch probleem. Het is niet onvoorstelbaar, dat rijke carrièrevrouwen de lasten van de zwangerschap tegen betaling overdoen aan bijstandsmoeders. Uit advertenties in kranten blijkt, dat zelfs hier in Nederland reeds illegale handeltjes worden gedreven. Aan de burgerlijke stand worden naderhand valse verklaringen afgegeven, waaronder de medische. In Amerika is “rent a womb” (huur een baarmoeder) reeds ingeburgerd.
De voormalige Opperrabbijn van Engeland I.J. Jakobovits heeft zich reeds tegen deze commercialisering uitgesproken. Hij acht deze praktijken “een belediging voor het zedelijke gevoel om de zwangerschap voor het gemak aan een andere vrouw over te doen. Om een derde als couveuse te gebruiken is een degradatie van het moederschap en een aantasting van de menselijke waardigheid.”
©Dayan mr. drs. Evers 2012 |