Vlak voor de tien plagen stelt G’d: ”Opdat jullie zullen weten, dat Ik, jullie G’d, het ben, die jullie onder de dwangarbeid van de Egyptenaren wegvoer” (Sjemot 5:6). In de pasoek (vers) wordt benadrukt, dat wij moeten beseffen, dat de bevrijding uit G’ds hand zelf – en niet via een intermediair – is geschied. Dit was belangrijk in het afgodische Egypte.
Maimonides (1135-1204) legt uit, dat de bron van alle afgoderij het idee was, dat G’d te verheven is om Zich druk te maken over de onbelangrijke details van het menselijk gebeuren.
G’d bestuurt de wereld Zelf Een Joodse basisprincipe luidt, dat G’d Zelf de wereld, zonder intermediairs, bestuurt. Dit moest Egypte realiseren. Het besef dat G’d direct met ons bezig is, naar ons luistert, voor ons zorgt en naar onze gebeden verlangt, is een basaal gegeven in iedere ontwikkeling van spiritualiteit.
Maar wat maakt het voor verschil of de verlossing uit Egypte via een Engel of door G’d Zelf werd gedaan? Een mens is beperkt in zijn mogelijkheden en moet daarom delegeren. Maar G’d is oneindig. Waarom heeft Hij intermediairs of Engelen nodig om Zijn wensen uit te voeren? Een kleine inleiding in de Joodse theologie is hier op zijn plaats.
Alles wat G’d doet is voor eeuwig Omdat G’d oneindig en eeuwig is, zijn alle G’ddelijke handelingen in principe niet van Hem te scheiden. Daarom is alles wat G’d doet `voor eeuwig’. Omdat G’d vele dingen wil doen, die niet oneindig zijn maar beperkt zijn qua duur, zendt Hij een agent of Engel om dat in Zijn plaats te doen. Dat de Tora vertelt dat de bevrijding uit Egypte door G’d Zelf verricht werd, geeft aan, dat de Verlossing voor eeuwig bedoeld was. Niettemin is dit onbegrijpelijk. Vele keren daarna zijn we wederom verdrukt. Waar is de eeuwige vrijheid gebleven?
Spirituele bevrijding heeft eeuwigheidswaarde Er bestaat een verschil tussen het fysieke en het spirituele. Ons lichaam kan weer onderworpen worden aan een vreemde macht maar onze geestelijke bevrijding heeft eeuwigheidswaarde. De Tora kan nooit meer van ons afgenomen worden. Dit is wat ons Joden gebonden heeft gedurende alle zwerftochten en vervolgingen. Dat intense vrijheidsgevoel is onze volkskracht gebleven. Dit vormt het tegengif tegen slavernij.
Slavernij begon verraderlijk De midrasj vertelt dat de slavernij in Egypte zeer verraderlijk begon. Oorspronkelijk werkten de edelen, ja zelfs de koning Pharao, mee aan de bouwprojecten onder de vlag van ‘gelijkheid voor iedereen’. De Joden werden uitgenodigd om hun beste krachten aan dit nationale project te geven en trapten in deze val. Langzamerhand trokken de Egyptenaren zich terug van het werk en werden zij opzichters en adviseurs, waarna ze zich uiteindelijk totaal aan de werkvloer onttrokken.
Bittere nasmaak Daarom raadt de Talmoed ons aan om als bitter kruid (maror) iets te nemen dat in het begin zoet is en daarna een bittere nasmaak geeft. Dit was precies de manier waarop de Egyptenaren de slavernij initieerden. De Tora is geen verhalenboek. Elke historische gebeurtenis is een spirituele bevrijdingsles voor het nageslacht. De krachten, die onze geestelijke groei bedreigen, laten zelden hun tanden en destructieve karakter direct aan het begin zien. Ze dringen bij ons binnen, totdat ze een stevige pied à terre hebben in ons leven. Daarna wordt het bijna onmogelijk om ze weer te verwijderen.
Verslaving Het lijkt haast op een verslaving. In het begin van een gewenning neigen we ertoe om te denken, dat sigaretten, alcohol of drugs ons laten ontspannen, beter laten omgaan met onze medemens, ons helpen slapen en zelfs ons werk vergemakkelijken. Tegen de tijd dat men reeds verslaafd is, wordt het bijna onmogelijk om uit de klauwen van deze verslaving los te komen.
Bedrieglijke strategie De jetser hara – onze profane, aardse neiging wordt in de Talmoed op dezelfde wijze beschreven. De jetser hara – de hang naar materiele expansie - kan zelfs zeer idealistisch beginnen maar uiteindelijk wil onze negatieve kant de totale mens onder zijn heerschappij brengen. Het onschuldige uiterlijk, dat hij in het begin aanneemt, is slechts een onderdeel van zijn bedrieglijke strategie. We zijn veel kwetsbaarder wanneer de tactiek van onze spirituele vijand sympathiek overkomt. Om onszelf bewust te worden van onze geestelijke aftakeling moeten wij bij tijd en wijle onszelf evalueren en onszelf analyseren. Wanneer we slaven van onze gewoonten zijn, hebben we geen persoonlijke vrijheid meer. Dat is misschien wel de grootste bedreiging en belediging van een oprecht mens.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2013 |