Misjpatiem betekent civiel recht. In de parsja komt veel burgerlijk recht aan de orde. Ik heb ooit eens een vraag behandeld, die veel van de aspecten van deze parsja in zich verenigt: mag men gif neerleggen in de eigen tuin om de agressieve hond van de buurman tot zwijgen te brengen?
In een diervriendelijk land als Nederland klinkt deze vraag als blasfemie. Maar in Israël werd deze serieus gesteld. Vrouwen en kinderen konden niet meer tegen de wilde honden in de tuin. De situatie was ondragelijk.
In deze kwestie spelen veel deelvragen. De eerste: is de bedreigde buurman niet verplicht om een hek te maken om zich te beschermen tegen gevaarlijke dieren? Nee. De eigenaar heeft de plicht zijn dieren te bewaken. De huiseigenaar heeft geen verplichting zijn huis te omheinen tegen loslopende dieren.
Wanneer dieren schade toebrengen, waarschuwt men de eigenaar drie keer. Daarna heeft de bedreigde partij het recht om het dier te slachten, hoewel het vlees daardoor wellicht minder waard wordt. Maimonides (12e eeuw) leidt hieruit af dat men een schadelijk dier, na waarschuwing, mag doden, maar Rasji (11e eeuw) is van mening dat dit alleen maar mag bij een dier dat normaal geslacht wordt. Wanneer men het eerder slacht is de schade beperkt. In de Sjoelchan Aroech (Joodse wetboek 4:397:2) wordt Rasji gevolgd: een schadelijke hond mag men dus niet zomaar doden.
In Bava Kama 79b staat dat het verboden is om schadelijke dieren in huis te houden, tenzij ze vastgebonden zijn. In een grensstad mag men honden ’s nachts laten rondlopen, voor zover dit nodig is voor de bewaking van de stad. Verder staat in de Talmoed, dat een blaffende hond, die vrouw of kinderen bang maakt, verwijderd moet worden.
Wanneer mens of dier een ander levensgevaarlijk achtervolgt, met de intentie om hem te doden of ernstig te beschadigen, heeft iedereen het recht en de plicht om de achtervolger onschadelijk te maken. Als het echt niet anders kan, mag men hem doden. Een gevaarlijke waakhond moet aan een zeer stevige ketting worden vastgemaakt, zodat ook een zwangere vrouw er niet van zal schrikken omdat ze weet dat het dier vastzit.
In de Talmoed wordt verder gediscussieerd over de vraag hoe het zit als iemand giftig eten in zijn tuin neerlegt. Als de dieren daarvan sterven, kan men door de aardse rechtbank niet vervolgd worden maar is men op grond van moraal en fatsoen (volgens het `Hemelse gericht’) verplicht om de schade te vergoeden (Bava Kama 47b).
De Talmoed spreekt echter over een geval dat men het gif neerlegt op een openbare plaats. De vraag hier is of men gif in de eigen achtertuin mag leggen tegen schadelijke dieren. Het schadelijke dier komt dan op verboden terrein en eet zelf het lokaas op. De huiseigenaar doet niets. Het dier eet zijn eigen ondergang tegemoet.
Mag men eigen rechter spelen? Voorgaande spreekt alleen over achteraf: wie is aansprakelijk voor de schade? Mag men het ook a-priori met opzet doen? Rav Nachman (Bava Kama 27b) zegt, dat men eigen rechter mag spelen, zelfs als er geen verlies dreigt. Toch is Rabbi Chaim Jair Bachrach (Responsa 165) van mening dat het alleen maar mag wanneer men tegen een ander mens moet optreden maar wanneer een dier schade maakt, mag men hem niet op eigen initiatief doden. Maar Rabbi Bachrachs beperkingen gelden alleen wanneer het dier slechts schade maakt. Wanneer het dier echter gevaar veroorzaakt, is het anders. Dan mag men eigen rechter spelen.
Rabbi Joseef Karo (1488-1575) is ook van mening dat, wanneer een dier gevaarlijk is, iedereen het recht heeft om hem te doden volgens de regel: wees uw agressor voor (Sanhedrin 72a). Zeker wanneer men een bord `gevaarlijk gif’ ophangt, is er geen bezwaar tegen lokaas.
Maar de Nederlandse wet verbiedt dit soort acties. Omdat wij ook gebonden zijn aan de Nederlandse wet als overheidsregel, dina demalchoeta dina, is het dus niet toegestaan om giftig lokaas neer te leggen om agressieve honden weg te houden.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2013 |