“G’d stak zijn hand niet uit tegen de edelen van Israël – zij zagen G’d en zij aten en dronken” (Sjemot 24:11). Aan het einde van de sidra wordt het proces beschreven waarmee Israël formeel het verbond met G’d aanging. De edelen waren kennelijk straf schuldig maar kregen dat niet op dat moment. Welke zonde hadden zij begaan? Volgens Rasjie was hun zonde dat zij naar G’d keken terwijl zij aten en dronken; een uiting van weinig respect.
Er is ook een andere uitleg mogelijk. Inderdaad, zij zondigden door te eten en te drinken op de berg Sinaï. Maar zij deden dit niet uit gebrek aan respect tegenover G’d maar om het volk Israël een ideologie bij te brengen. Mosje, de meest nederige van alle mensen, herinnert het Joodse volk er vaak aan dat hij veertig dagen en nachten op de berg Sinaï verbleef om de Tora te ontvangen zonder dat hij brood heeft genuttigd of water heeft gedronken. Hij wilde daarmee zijn gehoor duidelijk maken dat hij op de top van de berg Sinaï veertig dagen zonder voedsel kon omdat hij een deel van de Hemel geworden was.
Daarmee gaf hij aan dat hij de Tora uit de Hemel had ontvangen en dat de Tora geen menselijk product is. Israëls edelen ontkenden dit natuurlijk niet. Zij waren echter bezorgd over het feit dat het gewone volk wellicht zou denken dat de Tora niet bedoeld was voor de gemiddelde mens ‘hier op aarde’. Zij vreesden, dat men zou gaan denken dat de Tora alleen voor mensen bestemd was die heilig waren als de Engelen of Mosje Rabbenoe. Door te eten en te drinken op de berg Sinaï wilden zij benadrukken dat de Tora aardse relevantie heeft. Daarmee liepen de etende edelen een risico. Zij zouden de indruk bij het volk kunnen wekken dat de Tora man-made is en niet van G’ddelijke oorsprong. Daarin faalde hun benadering. Nooit mag er getwijfeld worden aan de G’ddelijke oorsprong van de Tora.
Omheining van de Sinai Andere volkeren hebben ook een grondwet. Maar er is één groot verschil: de Tora kwam van G’d, terwijl alle andere grondwetten uit het menselijke rechtsbewustzijn ontsproten. Daarom moest de berg Sinaï ook worden omheind. G’d gaf de Tora vanuit die ontoegankelijke plaats, opdat het Joodse volk zich ervan bewust zou zijn dat de bron van het Tora-recht buiten het volk staat. Daarom mocht niemand de berg betreden opdat geen enkele toeschouwer zou kunnen denken dat de Tora uit het menselijke brein ontsproten is. Daardoor zou de G’ddelijke oorsprong van de Tora in twijfel worden getrokken.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2013 |