21 Chesjwan 5785 | 21 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Schoonheidsbeleving te min?
Publicatiedatum: maandag 04 maart 2013 Auteur: Dayan mr. drs. R. Evers | 1.958 keer gelezen
Opperrabbijn R. Evers, Tsenioet [Ingetogenheid en Privacy] »

Esthetiek en Jodendom lijken elkaars tegenpolen maar zijn dit niet. Betsaleel en Aholiav, de architecten van het reizende Heiligdom in de Sinai-woestijn worden om hun artistieke kwaliteiten geroemd. De Tempelvoorwerpen waren kunststukken. Bij de bouw van de Tabernakel in de woestijn werd over de prachtige tentbedekking een dek van mindere kwaliteit gehangen, die aan alle kanten iets overhing opdat de onderste niet beschadigd zou worden. Niemand minder dan Rasjie (1040-1105) ziet hierin een les in welgemanierdheid: `De Tora leert hier, dat men zuinig moet omgaan met het schone'.

Volgens Hegel zouden Joden geen gevoel voor artistieke creativiteit hebben. Is het inderdaad zo? Noch in de grote Jewish Encyclopedia noch in de befaamde Encyclopedia Judaica is iets te vinden over esthetiek. Opvallend is ook, dat geen van de schrijvers die gepubliceerd hebben over joodse kunst - ik noem een Félicien de Saulcy, Frauberger, Goodenough en Albright - zelf joods was.

Schoonheid wordt gewaardeerd maar niet verheerlijkt. Ook lichamelijke schoonheid kreeg de aandacht van de Wijzen. In Leviticus 21:10 wordt gesproken over een koheen - priester, die `groter is dan zijn broeders'. De Talmoed vraagt waarin de Hogepriester zich onderscheidde van andere kohaniem (priesters).
Het antwoord luidt, dat hij uitblonk in fysieke schoonheid en kracht, in wijsheid en rijkdom. Alleen met deze kwalificaties kon men in aanmerking komen voor het hoogste religieuze ambt binnen het Jodendom.

In de zeventiende eeuw schreef Rabbi Jesaja Horowitz een soort ethisch testament aan zijn kinderen, waarin hij opdraagt, dat de boeken waaruit men leert mooi gebonden en fraai gecalligrafeerd moeten zijn: `De studie moet aangenaam zijn!'.

Toch constateren historici vanaf de achttiende eeuw grote desinteresse in esthetiek. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de massale verpaupering van de Europese Joden. De Misjna (Nedariem 9:10) zegt het al: `Rabbi Jisjmaël zei huilend: de dochters van Israël zijn mooi alleen de armoede maakt hen lelijk'.
In dompige getto's bijeengedreven, mochten zij geen openbare ambten bekleden. Verstoten uit de maatschappij werden zij onverschillig voor de buitenwereld. Maar in de afzondering ontwikkelde zich hun religieuze leven.

De Joodse creativiteit richtte zich vrijwel uitsluitend op de wereld van de geest: vanaf de uitvinding van de boekdrukkunst tot 1800 zagen niet minder dan 9000 verschillende Hebreeuwse boeken het licht. Uit deze periode stamt ook een interessante semantische verandering. De jiddische uitdrukking a sheiner jid verloor zijn esthetische bijklank en kreeg een ethische betekenis; `a sheiner jid' was een vroom en wijs mens.

Vooral de orthodoxie wordt nogal eens gebrek aan gevoel voor kunst verweten. Esthetische ontvankelijkheid als bron van levensvreugde of innerlijke harmonie is het Jodendom niet te min maar wel te weinig.
Voor kunst en esthetiek geldt hetzelfde als voor alle andere aardse fenomenen: alles moet dienstbaar zijn aan de ontplooiing van het hoogste mensaspect, de relatie mens-God. De hoogste vorm van artistieke creativiteit is de mens, geschapen naar G’ds beeld.

De bekende Hilleel (1e eeuw) begreep dit. Toen hij de leerschool verliet, vroegen zijn studenten: `Meester, waar gaat U heen'? Hilleel antwoordde, dat hij een gebod ging vervullen. `Welke mitsva?', vroegen de leerlingen. `Ik ga mij baden’, antwoordde Hilleel. `Dat heet een mitswa?'. `Jazeker,' antwoordde Hillel, `in de theaters en circussen staan standbeelden van de keizer. Een hoge functionaris is speciaal belast met het oppoetsen van de beelden. Ik, die geschapen ben naar Gods beeld en gelijkenis zoals er geschreven staat (Genesis 1:27): `En God schiep de mens naar Zijn beeld', ben toch zeker verplicht om dat 'beeld' schoon te houden?'.

Joodse opvoeding richt zich op de ontplooiing van de spirituele esthetiek van juist dit kunstwerk. Koning Salomo verwierp schoonheid als ijdelheid. Kunst en esthetiek zijn geen doel in zichzelf.

Maar wanneer schoonheid en kunstzinnigheid worden aangewend om het hogere in de mens te accentueren wordt verfraaiing een gebod. In de Talmoed en het Joodse wetboek wordt aan kunst en esthetica ter ondersteuning of als uiting van religieuze gevoelens bijzonder veel waarde gehecht.

©Dayan mr. drs. R. Evers 2013

Copyright © 2013 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.