“Mosje zei tot de kinderen Israëls: ‘Ziet, Hasjeem heeft met name benoemd Betsalel, de zoon van Oeri, de zoon van Choer van de stam Jehoeda’ ” (35:30). Wat bedoelt de Tora met het woord ‘ziet’? Volgens Kli Jakar (18e eeuw) betekent dit: ‘let op hun namen’. Namen zijn belangrijk. Uit de naam kan `s mensens aard of levensopdracht worden afgeleid. Wanneer ouders hun kind een naam geven heet dat een kleine profetie. Ook Betsalel kreeg met zijn naam een levensdoel. Bij Betsalel, die op dertienjarige leeftijd tot architect van het Misjkan werd benoemd, was het van jongs af aan al duidelijk, dat hij voor de Tabernakelbouw voorbestemd was. Betsalel betekent eigenlijk: ‘in de schaduw van G’d’. G’d gaf met zijn naam aan dat hij het Misjkan en de Heilige Arke zou bouwen waar de Sjechina, de G’ddelijke aanwezigheid, zou rusten (Psalmen 91:1): “Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende”. G’d liet Zijn Sjechina tussen de twee draagstokken van de Heilige Arke en tussen de twee Cherubijnen op de Aron Hakodesj rusten (vgl. Hooglied 1: 13). De vleugels van de Cherubijnen waren als een soort half doorzichtig dak over de Heilige Arke uitgespreid.
Bij alle andere voorwerpen van de Tabernakel staat de naam van Betsalel niet vermeld, alleen bij de Aron Hakodesj. Dat was zijn `masterpiece’. Daar was de schaduw van G’d het duidelijkst aanwezig. Ook zijn vaders naam spreekt boekdelen: de zoon van Oeri. Oeri komt van het woord ‘oer=vuur’. Het vuur van de Tora vormde de grondslag voor de Heilige Arke, waar de Tien Geboden en Mosje’s Sefer Tora zouden liggen.
Bovendien was Betsalel de kleinzoon van Choer (de man van Mirjam, de zus van Mosje), die zijn leven opofferde voor het monotheïsme toen hij protesteerde tegen het gouden kalf. Daarom was het zo gepast dat zijn kleinzoon het Misjkan zou bouwen. Het Gouden Kalf bracht Mosje Rabbenoe er toe om de stenen tafelen te breken. Choer moest zijn weerstand tegen het Gouden Kalf met zijn leven bekopen. Hij werd vermoord door een woedende menigte. Het Misjkan verzoende de afgoderij.
Betsalel wordt ook als lid van de stam van Jehoeda vermeld omdat de stam Jehoeda in de Tora vergeleken wordt met een jonge leeuw en het Heiligdom ook Ari’el wordt genoemd – van arie = leeuw - omdat het breed van voren was en smal van achteren (gelijk een leeuw).
De andere architect was Aholiav. Aholiav kreeg zijn naam ook met het oog op de bouw van het Misjkan. Zijn naam betekent: ‘de tent van de Vader’. Aholiav mocht de tent voor onze Vader in de Hemel bouwen. Hij was de zoon van Achisamach – broederlijke steun - omdat de Sjechina zou steunen op het Joodse volk. Hij was van de stam Dan, omdat ook de stam Dan wordt vergeleken met een welp (Devariem 33:22): “Dan is een jonge leeuw”.
De combinatie van architecten uit de stammen Jehoeda en Dan is ook niet toevallig, want deze twee namen komen overeen met de twee bekendste G’dsnamen: Hasjeem Elokiem, de namen van liefde en recht, die G’d samen gebruikte toen Hij de wereld schiep. De naam van de stam Dan herinnert aan `dien’ – het recht – en Jehoeda heeft de vier letters van de onuitspreekbare G’dsnaam in zich, die liefde symboliseert. Het Misjkan, dat in feite een microkosmos was van de hele schepping, moest dus ook voldoen aan liefde en recht.
Om de processen van bouw van het Misjkan en de creatie van het fysieke universum op elkaar af te stemmen, heeft Mosje laten uitroepen dat men moest stoppen met doneren nadat er te veel bijdragen waren binnengestroomd. Waarom was dit nodig? Was het dan een avera (overtreding) dat men meer zou brengen dan nodig was? Mosje begreep echter dat de bouw van dit Heiligdom een kleinschalige replica was van de schepping van de wereld. Toen G’d de wereld schiep (vgl. Chagiga 12a) dreigde het universum eindeloos uit te dijen, totdat G’d het uitbreidende heelal een halt toe riep. Mosje wilde iets analoogs doen bij het bouwen van het Misjkan. Toen hij zag dat er een eindeloze stroom contributies binnenkwam, riep hij: “Het is voldoende”. En daarmee legde hij de mystieke link tussen Misjkan en universum.
©Dayan mr. drs. R. Evers |