Nadaw en Awihoe, zoons van Aharon stierven. Ze gingen niet mee in de ware bedoeling van het Jodendom. G’d wilde wonen temidden van Zijn volk. De heiligheid zou afdalen naar de aarde. Nadaw en Awihoe gingen juist de tegenovergestelde richting, van beneden naar boven. Daarom trouwden zij ook niet omdat ze zich niet wilden verlagen tot een huwelijk en ook geen nesjommes op de wereld wilden laten afdalen. Dit zou daling betekenen. Zij zochten juist stijging. Zij droegen geen kleding omdat een profeet in hoogste staat van extase de neiging heeft om zich los te maken van alle aardse beperkingen. Religieuze gevoelens ontsproten uit hun binnenste. Een hoge vorm van inspiratie; maar net als vuur moet dat geleid en getemd worden om niet tot excessen en foute richtingen te vervallen. Dát was het vreemde vuur, dat ze brachten op het altaar. Enthousiasme is goed maar moet in goede banen geleid worden.
Direct na deze treurige episode volgt een verbod op sterke drank: “Wijn of bedwelmende drank zult u niet drinken, u en met u uw zonen, wanneer u de Tent der samenkomst binnengaat – opdat jullie niet zullen sterven, een altijd geldende wet voor jullie nageslacht - en om te onderscheiden tussen het gewijde en het ongewijde, tussen het onreine en het reine, en om te onderwijzen…” (10:9).
Maar bij 7 heilige gelegenheden mag men wel wijn drinken, alle aangeduid in de pasoek (vers): 1. bij een huwelijk (u en met u uw zonen) 2. bij een inwijding van een nieuw huis (wanneer u de Tent der Samenkomst binnengaat) 3. bij een dankmaaltijd na een redding (opdat jullie niet zullen sterven) 4. bij een besnijdenis (is ook een eeuwige instelling) 5. bij kiddoesj en hawdala (om te onderscheiden tussen heilig en ongewijd) 6. tijdens Poeriem (tussen rein (Mordechai) en onrein (Haman) 7. bij een sijoem, beëindiging van een traktaat “lernen” (om te onderwijzen). Een koheen moet de dienst in de Tempel met enthousiasme en simcha (vreugde) uitvoeren. Eigenlijk is het vreemd, dat de kohaniem bij de dienst geen ‘glaasje op’ zouden mogen hebben. Sterke drank brengt vreugde. Misschien hadden we zelfs wijn verplicht moeten stellen! Maar er bestaat een verschil tussen vreugde, veroorzaakt door externe factoren (zoals drank) en vreugde, die uit onszelf ontstaat omdat we vervulling vinden in leven en religie. De vreugde in onze religie moet uit onszelf komen, van binnen ‘opborrelen’. Daarom mochten de kohaniem niet beschonken en `sjikker’ in de Tempel verschijnen. Dat zou betekenen dat ze te weinig innerlijke motivatie zouden hebben bij de dienst. Ook dit is een vorm van vreemd vuur.
Aan het einde van het drankverbod staat “en om te onderscheiden …tussen onrein en rein, en om de Bné Jisraëel te onderwijzen”. De Talmoed vertelt over twee leerlingen van Hilleel. De één stelde zijn vraag in `reine’, parlementaire taal, de ander gebruikte het woord `onrein’ wat te veel. Uit hun taalgebruik maakte Hilleel hun capaciteiten op. Hij zei over zijn eerste leerling: “Ik ben er zeker van, dat hij nog eens een grote rabbijn zal worden”. Hij werd inderdaad rabbi Jochanan ben Zakkai. Ongepast taalgebruik duidt op een verkeerde instelling, een vreemd vuur.
Rabbi Ila’i zei: “Op drie manieren laat de mens zich kennen: in zijn portemonnaie, zijn drinken en in zijn woede”. Als iemand teveel drinkt duidt dit op een gebrek aan zelfdiscipline en een overschot aan persoonlijke problemen. Ook uit de wijze waarop iemand zaken doet, kan men veel van zijn/haar persoonlijkheid te weten komen.
Iemand die onbeheerste woedeaanvallen heeft, wordt door onze Wijzen vergeleken met een afgodendienaar omdat zijn duistere temperament hem - als een vreemd vuur - helemaal overheerst. Een waarlijk vroom mens wordt nooit echt kwaad omdat hij beseft, dat alles wat op zijn weg komt – goed of kwaad – van G’d afkomstig is.
©Dayan mr. drs. R. Evers
|