‘En op de achtste dag zal hij besneden worden’ (12:3). Kracht en betekenis De briet-mila heeft grote kracht. De briet-mila is niet alleen een lichamelijke ingreep maar ook een geestelijke houding. De Briet-mila weerspiegelt het idee van tsenioet (ingetogenheid). De besnijdenis is gericht tegen peritsoet (promiscuïteit) in het dagelijkse, openbare leven. Perietsoet is een aantasting van het verbond met G’d. Door versterking van de heiligheid van ons verbond met Hasjeem verzwakken wij de kracht van toema (onreinheid). Ons verbond met het Opperwezen is in ons lichaam gegrift. De kracht van de briet-mila ligt in zijn helende en verheffende betekenis. De Joodse besnijdenis toont onze innige verbondenheid met HaSjeem (G’d). Jisjmaeel was 13 jaar oud toen hij werd besneden. Jitschak werd besneden op de achtste dag. Dit leidde tot een discussie tussen de twee zonen van Avraham. Jisjmaeel claimde dat hij meer opofferingsgezindheid had voor het geloof dan Jitschak, omdat hij zich vrijwillig had laten besnijden op zijn dertiende. Jitschak ging hierop in en stelde dat hij inderdaad op de achtste dag na zijn geboorte niet kon protesteren maar wanneer G'd zijn hele lichaam zou eisen, hij dit verzoek zonder meer zou willen inwilligen. Volgens de Midrasj vormde deze discussie de inleiding van de Akeda, de offerande van Jitschak. Toen werd Jitschaks leven gevraagd, althans daar leek het op. Bovenverstandelijk Het verschil tussen de besnijdenis van Jitschak en Jisjmaeel illustreert de diepgang van onze briet-mila. Jisjmaeel ging het verbond met G'd aan bij zijn volle verstand. Het werd dus een verstandelijke verbintenis. Jitschaks verbond met G'd was van een bovenverstandelijke kwaliteit omdat hij op het moment, dat de besnijdenis aan hem verricht werd, nog niet zelf kon beslissen. Avraham besneed zichzelf op zijn 99ste. Hij ontving deze mitsva voor de conceptie van Jitschak omdat Hasjeem wilde dat Jitschak vanaf de geboorte heilig zou zijn. De briet-mila had niet alleen invloed op het nageslacht, maar het betekende ook een perfectie voor Avraham. G'd had hem namelijk gezegd dat, zolang hij onbesneden zou zijn, hij niet in religieuze zin `volledig’ zou kunnen worden. Alleen door de besnijdenis zou Avraham zichzelf kunnen verheffen boven de natuurwetten. Twintig generaties heeft G'd gewacht, voordat Hij deze mitsva aan de mensen gaf. Maar Avraham maakte bezwaren, aangezien hij bang was dat de mensen na de besnijdenis niets meer met hem te maken zouden willen hebben. “Daarvoor hoef je niet bang te zijn. Bovendien zal je naam veranderd worden van Awram tot Avraham. Awram betekent “vader van Aram”, maar Avraham betekent vader van vele volkeren. De besnijdenis leidt tot lichamelijke perfectie. De getallenwaarde van de naam Avraham is 248 en het toont dat je alle 248 ledematen van het lichaam beheerst. Je bent de baas over je eigen lichaam en bent in geestelijk opzicht gegroeid.” Bovenaards niveau De briet mila gebeurt op de achtste dag. Dit heeft te maken met een bovenaards niveau, het kabbalistische niveau van ketter (kroon), wat dezelfde letters heeft als het woord kareet (afsnijding van het Joodse volk). Hoewel de briet mila alleen een gebod is, volgt er toch kareet (Hemelse straf) wanneer men zich hier niet aan houdt. Wij hebben bijvoorbeeld een achtste dag Soekot. Met Soekot komen allerlei nieuwe G-ddelijke invloeden naar beneden, maar pas op de achtste dag dalen deze ook in de wereld neer. De commentator Kli Jakar legt uit dat de reden dat de besnijdenis op de achtste dag plaatsvindt hetzelfde is als waarom de Tabernakel op de achtste dag werd opgericht in de woestijn. Met het Misjkan (reizende heiligdom) maakte het Joodse volk een woonplaats voor G-d in deze fysieke wereld. De besnijdenis heeft hetzelfde effect. Medisch en spiritueel gaan hand in hand De briet-mila heeft symboolfunctie: net zoals wij ons fysiek moeten perfectioneren, moeten wij ons ook in spiritueel opzicht doorlopend verbeteren. De besnijdenis is een religieus gebeuren. Interessant is de samenloop tussen lichaam en geest. Wanneer G’d, die alles – zowel lichaam als geest – geschapen heeft, een mitsva geeft, is het ondenkbaar dat deze mitsva niet ook in andere opzichten een heilzame werking heeft. Lichaam en geest corresponderen. De achtste dag is overigens het moment waarop de stolling van het bloed optimaal is en genezing zo snel mogelijk plaatsvindt. De besnijdenis vindt plaats op de achtste dag omdat dit aangeeft dat dit een boventijdelijk verbond is met het Opperwezen. Zeven is het getal van de week, de aardse gebeurtenissen. Acht ontstijgt dit enigszins. De achtste dag Zeven is de perfectie van de wereld. Acht symboliseert het bovennatuurlijke, de Macht boven de aardse Schepping. Daarom droeg de Hogepriester acht kledingstukken, wanneer hij dienst deed in de Tempel. Hij gaf hiermee aan dat de Joodse geest hoger reikt dan de mensenwereld. Het is niet toevallig dat ook de briet mila, het onuitwisbare verbond met G-d, op de achtste dag werd voorgeschreven. We wachten niet met de besnijdenis tot het kind voldoende begrip heeft om dit te bevatten. Deze mitsva is zo belangrijk, dat het zo vroeg mogelijk in het leven wordt gedaan en niet wordt uitgesteld. Sommige Geleerden stellen dat acht dagen Chanoeka omstreeks 165 v.d.g.j. niet alleen zijn ingesteld vanwege het wonder met het kruikje olie maar ook omdat het weer toegestaan was om de briet mila (besnijdenis) op de achtste dag na de geboorte te volbrengen. De Hellenisten vonden de besnijdenis een aantasting van de lichamelijke integriteit. Het verbod op de briet mila was een zware beproeving. Na de overwinning was het Joodse volk bijzonder blij dat het de briet mila weer mocht uitvoeren. Daarom duurt Chanoeka acht dagen. Het verbond van de briet mila is eeuwig omdat het van Boven komt, een verbond met Hasjeem (G-d) is. Een verbond tussen twee vrienden, hoe hecht de vriendschap ook is, loopt altijd het risico verbroken te worden omdat de mens van nature veranderlijk is. Een verbond met Hasjeem is een eeuwig verbond omdat Hasjeem niet aan verandering onderhevig is. Wajikra/Leviticus 12:1-15:33 De Joodse besnijdenis vormt een bevestiging en voortzetting van het eeuwenoude verbond van Avraham met het Opperwezen. De eerste mens werd besneden geschapen vanuit G-ds hand. Door de besnijdenis (briet mila) hopen wij weer op het onbezoedelde niveau van Adam – voor de zondeval – te komen. Briet mila vertegenwoordigt de hoop op Messiaanse verlossing, waarbij de mens weer zal staan op het voetstuk van een volledig schepsel van G-d. Misschien is dit wel de reden, dat het besnijdenisritueel is omgeven met veel vreugde. Ouders verheugen zich in het feit dat zij hun zoon mogen laten besnijden. Zo wordt een begin gemaakt met de vervolmaking van de mens. Het geeft uiting aan het besef in een millennia oude traditie van zelfanalyse en tikoen ha’olam (verbetering van de wereld) te staan. Daarom kiezen velen, die verder geen religieus leven leiden, er toch voor hun zoons toe te laten treden in het verbond. Rabbi Sjimon ben Gamliël zei: “Elke mitsva die de Joden in vreugde aanvaardden, voeren zij nog steeds in vreugde uit” (B.T. Sjabbat 130a). De besnijdenis wordt vreugdevol en trots gevierd. Tijdens onderdrukking en vervolging hebben Joden keer op keer besloten hun kinderen toch toe te laten treden tot het verbond, ondanks de gevaren die deze beslissing met zich meebracht. In zijn filosofische werk Koezari laat Rabbi Jehoeda Halevi, de Joodse geleerde, de briet mila uitleggen aan de koning van de Chazaren. De koning reageert: “Jullie hebben dit voorschrift vol verve geaccepteerd en voeren het met grote precisie uit, in een eervolle en druk bezochte ceremonie, waarin de diepere betekenis van de briet mila duidelijk naar voren komt. Daarom brengt het ook zegen. Andere volken hebben jullie proberen te imiteren maar het enige dat zij daar aan over hielden was pijn en geen vreugde. De vreugde kan alleen gevoeld worden door degene die weet waar de pijn voor dient”. De mens besneden gecreëerd Adam werd volgens de traditie besneden geschapen. Voor een man is dit de ideale situatie. Door de besnijdenis wordt de mens als het ware deelgenoot van G-d bij het Scheppingswerk. De besnijdenis verwijdert een blokkade, zowel fysiek als in spirituele zin. Deze blokkade heet orla (voorhuid). Het verwijderen van de fysieke voorhuid is een symbool voor een belangrijke spirituele wending: openstaan voor het G’ddelijke in de wereld en inkeer (tesjoeva). De weerstand tegen tesjoeva heet ‘de onbesnedenheid van het hart’ (orlat haleev). De opdrachten om G-d te vrezen (Leviticus 19:14) en G-d lief te hebben (Deut. 6:5) zijn in feite geen geboden. Het zijn beschrijvingen van ons verlangen om continu dicht bij Hasjeem te willen zijn. Voordat onze ziel in contact kwam met onze dierlijke impulsen en met onze alles verwoestende hebberigheid, verlangde de ziel continu naar hereniging met het G-ddelijke, waarvan het vroeger deel uit maakte. Waarom komen wij niet intens tot inkeer? Omdat wij afstompen en gewend zijn geraakt aan allerlei zaken die ons ver houden van het G-ddelijke in de wereld. Die barrière heet de orla van het hart. Het is een blokkade die werkelijke geestelijke groei tegenhoudt. De volmaaktheid en vervulling van de wereld en van de mens wordt door de onbesnedenheid van het hart verhinderd. De mens is geschapen in het evenbeeld van zijn Schepper. We zijn gemaakt om G-d en Zijn daden na te volgen. Het is een hoog doel, maar wij moeten er doorlopend naar streven. Het G-ddelijke Licht binnen handbereik De waarheid kan alleen met oprechtheid gevonden worden. Wanneer wij ons verstand, gevoel en intuïtie gebruiken om dicht bij G-d te komen is er sprake van kedoesja (heiligheid). De orla staat aan eerlijkheid, oprechtheid, transparantie en kedoesja in de weg. Het fysieke kwaad heeft voor veel ellende gezorgd. De huidige mens is behept met twee neigingen. Maar Adam kende geen kwaad. Hij was zonder voorhuid gemaakt. Hij kon oprecht luisteren naar de stem van G-d omdat er niets tussen hem en zijn Schepper stond. Adams lichaam vormde geen barrière. Zijn huid was volledig transparant. Elk aspect van zijn omgeving was voor Adam glashelder. De wereld werd totaal overzien, doorzien en begrepen. Hadden Adam en Eva oprecht geluisterd naar hun Schepper, dan hadden ze de kennis van goed en kwaad niet nodig gehad. Maar na de zondeval raakte Adams puurheid bedorven. Zijn keuze om G-ds eetverbod te overtreden leidde tot een eeuwige strijd tussen goed en kwaad. Adam en Eva hebben G-ds opdracht genegeerd. Zij vielen ten prooi aan aardse passies en vergaten dat de schuld bij henzelf lag. Toen ze door G-d werden aangesproken op hun overtreding protesteerden zij niet tegen zichzelf. Zij verdedigden zichzelf maar toonden geen berouw. Inkeer werd bemoeilijkt. De mens werd kwetsbaar. Hij kon nog nauwelijks de verleiding van het kwade weerstaan. Voor Adam en Eva lag er een grootse taak. Ze zouden over het aardse moeten heersen. Maar hun falen in relatie tot het Opperwezen creëerde een blokkade. Daardoor werd de mens onvolmaakt. Het teken van verbondenheid met G-d, zijn besnijdenis, werd ongedaan gemaakt. De orla (voorhuid) groeide weer aan bij Adam. Adam verzaakte zijn plicht. Hij sleurde de hele mensheid mee. Adam was geschapen naar G-d’s evenbeeld maar door de zondeval verloor hij veel van zijn vrije wil. Hij kon niet meer zuiver kiezen. Zijn heldere blik was vertroebeld door zijn verslaving aan het aardse. Adam werd besneden geschapen. Een van de uitingen van het G-ddelijke element in de mens is zijn scheppingsdrang. We willen de wereld verbeteren. We willen de wereld meer G-ddelijkheid geven. De enige investering die werkelijk meer G-ddelijke zielskracht oplevert, is het voorbereiden van volgende generaties. Alleen de mens is een drager van de G-ddelijke ziel. Voortplanting stelt de mens in staat nieuwe G-dgelijke wezens te creëren. De onbesnedenheid van het hart belet de mens om afstand te doen van zijn egoïsme en zijn eigenbelang. Maar zijn G-ddelijke ziel dringt er op aan om anderen altruïstisch te helpen. Tussen Noach en Avraham leefden wel enkele grote geesten, die G-d benaderden maar er was niemand die de mensheid kon opheffen uit het psychische dal waarin zij terecht waren gekomen. Avraham was de eerste, die niet alleen in staat was zichzelf spiritueel te redden maar ook de rest van de mensheid kon optillen uit de neerwaartse spirituele spiraal. Zijn levensfilosofie was afkeer van het slechte en voorkeur voor het goede. Hij leerde de mensen die veel kwaad deden, zich te schamen voor hun slechte gedrag. Avraham erkende G-d als Leider van de wereld. Zijn afstammelingen zouden leren dat zij van binnen en van buiten goed moesten zijn. Zijn volk leerde de mensheid dat de zwakken gesteund moesten worden en dat het onderdrukken van andere mensen slecht is. Het lukte Avraham om weer op het niveau van Adam te komen. Hij kon in contact treden met het Opperwezen zonder enige blokkade. Avraham begreep dat lichaam en geest een eenheid vormen. Hij zag in dat het fysieke obstakel ook de spirituele groei remde. Dit besef werd erkend door G-d. Daarom kreeg Avraham het gebod van de briet mila. Door de briet mila ging de mens beseffen dat hij de aardse realiteit kan ontstijgen. De G-ddelijke opdracht tot besnijdenis was een erkenning van het spirituele niveau van Avraham. Avraham nam de rol van Adam over. Bij iedere besnijdenis beleven wij weer de voortzetting van het streven naar vervolmaking. Opmerkelijk is dat de briet mila verricht wordt aan de genitaliën. Het eerste verbod uit de Tora was een eetverbod. Genot van voedsel zorgt dat wij overleven. Wij eten vanwege ons instinct tot zelfbehoud. De geslachtsdrift zorgt voor het behoud van de menselijke soort, die de G-ddelijke ziel draagt. We hebben de kracht gekregen om onze driften te beheersen. Gebrek aan beheersing kan leiden tot grote problemen. De briet mila wil ons leren te luisteren naar de stem van ons geweten. De briet mila leert ons om een rein Joods familieleven op te bouwen en meester te worden over onze begeerten en lusten. De Tora verlangt van ons geen ascese of voortdurende onthouding. Het Jodendom wil de driften alleen reguleren en richten op een hoger doel. G-d heeft ons opgedragen om heilig te zijn. Dat betekent beheersing van de drie sterkste driften. Wij zijn lichamelijk geschapen. Wij hoeven onze gevoelens niet uit te schakelen. Maar wij mogen ook geen slaven te worden van onze begeerten. Het blindelings volgen van passie leidt tot ondergang van gezin en maatschappij. Het Joodse gezin heet heilig. Sinds Avraham zijn wij bezig met een stijgende spirituele spiraal. We moeten het psychische groeiproces van de besnijdenis van het hart doorzetten. Dan kunnen lichaam en geest gelijke dienaren worden van G-d. Dan staan we hoger dan engelen. Pas door het weerstaan van allerlei verleidingen lukt het ons om G-d’s nabijheid te bereiken. Dan kunnen wij zonder blokkade in contact treden met het Eeuwige. De mens begint, G-d maakt het af Eén van de moeilijkste episodes uit de Tora is het verhaal van de besnijdenis van Eliëzer, de zoon van Mosjee. De Tora leest: “Het geschiedde op de weg in het nachtverblijf. Toen trad G-d hem tegemoet en wilde hem doden. Tsippora nam een steen en sneed de voorhuid af van haar zoon en legde haar aan zijn voeten. Zij zei: een bruidegom ten koste van bloed ben jij voor mij. Toen G-d hem had losgelaten, zei zij: een bruidegom ten koste van bloed, met het oog op de besnijdenissen” (Exodus 4:23-26). Mosjee ging na de openbaring van G-d bij het doornbosje terug naar Jitro, zijn schoonvader, om toestemming te vragen om naar Egypte te gaan. Hij nam zijn vrouw Tsippora en de pasgeboren Eliëzer mee. Op de achtste dag bevond hij zich op een logeeradres op een dag afstand van Egypte. Mosjee wilde zijn vrouw en kinderen meenemen naar Egypte om zijn broeders moed in te spreken. Hij wilde ze laten zien dat hij niet bang was zijn familie mee te nemen naar deze poel van ellende. Daarom wilde hij zijn kind en zijn vrouw niet achterlaten in de herberg. G-d nam het hem kwalijk dat hij Eliëzers besnijdenis uitstelde. Juist op dat moment was de achtste dag aangebroken. Een Engel viel hem aan waardoor Mosjee erg ziek werd en zijn zoon niet kon besnijden. Daarom nam Tsippora het heft in handen en besneed het kind. Eerst dacht zij dat de Engel Mosjee wilde doden omdat hij met haar, als Midjanitische, getrouwd was. Daarom verklaarde zij ook: “Je bent een bruidegom van bloed voor mij” dwz. vanwege mij; ik ben er schuldig aan dat je aangevallen wordt door de Engel”. Later zag ze dat met de besnijdenis Mosjee’s nalatigheid vergeven werd. Daarom zei ze: “Je bent een bruidegom van bloed, vanwege de besnijdenissen” (in het meervoud). Twee besnijdenissen omdat ook onze huidige briet mila uit twee handelingen bestaat: wegsnijden van de voorhuid en terugslaan van de onderhuid. Volgens de Talmoed werkten Mosjee en Tsippora bij deze briet mila samen. Tsippora begon met de besnijdenis en Mosjee maakte deze af. De besnijdenis is een teken van beteugeling van seksuele passie. Het moet de man helpen zijn instincten spiritueel te verheffen. Seksualiteit wordt niet verboden maar omgeven met heiligheid. In de episode van Joseef met de vrouw van Potifar (Genesis 39:11) besluit hij niet toe te geven aan haar avances. Het verbondsteken weerhield hem van deze verboden relatie. Beteugeling en sublimering Liefde en seksualiteit hebben leiding nodig, genegenheid behoeft een dirigerende hand; opofferingsgezindheid en warmte vallen in verkeerde handen zonder verstandige en verstandelijke richtingeving. Liefde kan ontaarden in ongerichte energie, die als een vuur alles in zijn omgeving verteert. Evenals het element vuur in het dagelijks gebruik constant bewaking behoeft, opdat haar vlammen niet te hoog noch te laag branden, behoeven genegenheid en liefde leiding en waakzaamheid om te verzekeren, dat zij slechts goed zullen doen en om te voorkomen, dat liefde ontaardt in het tegendeel. De Tora geeft richtlijnen en ‘controles' op dit gebied. G-d, die ons het vermogen tot liefhebben schonk en ons in Zijn Tora heeft opgedragen van dit vermogen gebruik te maken, toont ons in de gewijde literatuur hoe dit vermogen te benutten, hoe het mogelijk is altruïstische genegenheid en eigenliefde, zorg voor de medemens en een ‘gezonde' egoïstische inslag met elkaar te verenigen. De Tora onderwijst de mens de weg naar een juiste balans tussen twee tegengestelde factoren: altruïsme en egoïsme. De fysieke en geestelijke besnijdenis, de besnijdenis van het hart helpen de mens dit hoge doel te bereiken. Twee stadia De Tora spreekt tweemaal van “de besnijdenis van het hart”. Deze twee verzen lijken tegenstrijdig: “Je zal de orla van je hart besnijden” (Deuteronomium 10:16). “Hasjeem, je G-d, zal je hart en het hart van je nakomelingen besnijden” (ibid. 30:6). Het eerste vers benadrukt de inspanning van de mens. In het tweede vers grijpt Hasjeem in. De besnijdenis bestaat uit twee stadia. Ook de spirituele besnijdenis van het hart kent twee niveaus. Bij de fysieke besnijdenis is de eerste handeling vrij eenvoudig. De tweede ingreep is een stuk subtieler. Beide ingrepen staan symbool voor twee niveaus van tesjoeva (inkeer) en ontstijging van passies. Zeven en acht Zeven is het getal van de aardse tijdcyclus. De besnijdenis geschiedt op de achtste dag. Acht staat voor het boventijdelijke, het bovenaardse, het eeuwige. Met de besnijdenis bereiken we het tweede stadium van menswording: een soort wedergeboorte, nadat het lichaam klaar is. De briet mila stoomt het lichaam klaar voor spiritualiteit en moraliteit, zedelijkheid en verhevenheid door een connectie te maken met de geboden van de Tora. Vader en moeder werken samen bij de vervolmaking van hun kind. De mens kan aan zichzelf werken. Er zijn velen die dit ook doen en het moge duidelijk zijn dat G-d dit niet van ons zou verlangen als het niet binnen onze mogelijkheden zou liggen. Toch verhindert onze menselijkheid ons om alle blokkades van ons hart geheel op te heffen en ons spirituele hoogtepunt te bereiken. De laatste stap die nodig is om dit punt te bereiken, zal komen wanneer G-d de uiteindelijke verlossing brengt. Als dat moment is aangebroken zal Hasjeem de besnijdenissen van onze harten afmaken en de mens terug laten keren naar zijn oorspronkelijke staat. Beperking en hoop Wanneer G-d Avraham perfectie toezegt na de besnijdenis, verschijnt de G-dsnaam Sjaddai. Deze Naam duidt begrenzing en beperking aan. De Naam Sjad-dai komt van het woord “dai” – genoeg. G-d stelt grenzen aan alle aspecten van deze wereld, zowel lichamelijk als geestelijk: de groei van de aarde, de groei van de economie, onze mogelijkheden en talenten, ons geluk en ons lijden zijn alle beperkt. Avraham zou perfect worden maar ook perfectie kent zijn grenzen. Avraham wilde zijn medemens terugvoeren naar zijn oorspronkelijke volmaaktheid, die hij in Gan Eden had gekend. Maar G-d liet hem weten dat dit te hoog gegrepen was. De besnijdenis kan de mens tot grote hoogte brengen maar er is een aspect van besnijdenis dat moet wachten tot de komst van de Masji’ach en de ultieme volmaaktheid.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2013 |