"Dan zult u voor uzelf tellen van de dag na de Sjabbat, van de dag waarop u de Omer van de beweging brengt: zeven volle weken zullen het zijn; tot de dag na de zevende Sjabbat zult gij tellen, vijftig dagen" (23:15).
Wanneer iemand van Oost naar West of van West naar Oost vliegt, passeert hij de datumgrens. Waar de datumgrens volgens de halacha precies ligt is een meningsverschil tussen de Chagamiem (Wijzen). Volgens sommigen ligt hij tussen China en Japan en was het voor de Joden in de Tweede wereldoorlog die met de Mirrer Jesjieva gevlucht waren naar Sjanghai een vraag of zij volgens de halacha de datumgrens al over waren gestoken en dus op een andere Joodse datum zaten dan de plaatselijke bevolking.
Uiteindelijk werd voor de praktijk besloten volgens de tweede mening die stelt, dat de datumgrens in de Beringstraat loopt. Stel dat men midden in de Omertelling over de datumgrens heengaat en zo een dag verliest of wint.
Over deze vraag bestaan drie meningen:
1. Rabbi Betsaleel Stern, de auteur van het werk “Betseel haChogma” (5:96-98) is van mening dat wanneer men één dag extra krijgt op zijn vlucht over de datumgrens, men op die extra dag nogmaals de Omertelling van gisteren moet herhalen, maar zonder beracha (hij is immers al geteld). Zonder beracha (vermelding van de G’dsnaam) betekent niet echt werkelijk tellen. De rest van de dagen telt men mét beracha mee met de plaatselijke bevolking. Er ontbreekt immers niets aan de telling. Als men onderweg een dag verloren heeft, is men echter uit de Omertelling. De keten van dagen is verbroken. Zodra men de datumgrens oversteekt, telt men de nieuwe dag zonder beracha – men telt immers geen hele dag - en daarna telt men door met de lokale Joden maar zonder beracha want uiteindelijk is de heelheid van de negenenveertig dagen tellen verbroken.
2. Rabbi Menasjee Klein uit New York is in zijn magnum opus Misjne Halachot (10:121) echter van mening dat wanneer men één dag verliest door het oversteken van de datumgrens men die ene gemiste dag wel telt maar zonder beracha. Maar daarna telt men wèl gewoon mee met de plaatselijke bevolking en met beracha omdat men uiteindelijk in de telling niks gemist heeft omdat men gewoon doorgeteld heeft, zij het één dag zonder beracha. Als men later terugkomt op de plaats van oorsprong en het nog steeds Omertijd is (dwz. tussen Pesach en Sjavoe’ot), men een dag te veel heeft en over die dag al een beracha heeft gezegd, telt men die dag toch maar zonder beracha en de overige dagen telt men weer verder mét beracha.
3. De Lubavitscher Rebbe, Rabbi Menachem Mendel Schneursohn stelt echter dat men zich totaal niet moet bekommeren om de plaatselijke telgewoonte. Tellen is een puur subjectieve aangelegenheid. Eenmaal begonnen telt men gewoon door zoals men tot nu toe geteld heeft. Men slaat geen dag in de telling over en men verdubbelt geen dag. De Omertelling is een privé aangelegenheid. Het heeft niets te maken met de plaats waar men is.
Omdat Sjavoe’ot (het Wekenfeest) het enige feest is in de Tora dat geen vaste datum heeft maar gewoon 50 dagen na Pesach valt, tellen de reizigers tot de vijftigste dag en vieren dan Sjavoe’ot. Het kan dus zijn - volgens de Lubavitscher Rebbe - dat men Sjavoe’ot viert op een andere datum dan de mensen op de plaats van bestemming en men 3 dagen Jomtov moet houden (bijv. 5, 6 & 7 Sivan).
Men moet in de gebeden wel oppassen met de frase dat het vandaag `het feest van het geven van de Tora’ is. Dat was een gemeenschappelijke ervaring en dat kan men alleen zeggen bij de lokale gemeenschappelijke viering van Sjavoe’ot. Als men er onderweg een dag bij gekregen heeft en eerder is begonnen met het vieren van Sjavoe’ot (5 Sivan), zegt men alleen op zijn tweede dag Sjavoe’ot (de eerste dag Sjavoe’ot van de lokale gemeenschap) dat het vandaag het feest van het geven van de Tora is. Als men onderweg een dag verloren heeft, zegt men “Het is vandaag het feest van de Tora” op de lokale tweede dag.
Hoe het ook zij: voorkom problemen, overschrijdt de datumgrens niet in de Omertijd!
©Dayan mr. drs. R. Evers 2013 |