Elk zevende jaar is er een Sabbatical `year’. Het getal zeven is geliefd in de Tora.
Er zijn zeven hemelen, de wereld wordt in zeven regio’s verdeeld, de zevende spirituele leider vanaf Awraham was Mosjé, Jisjaj had zeven zonen, van wie de laatste, David, tot koning gekroond werd, de zevende maand Tisjrie is vol Joodse feesten en van de zeven dagen van de week is Sjabbat de heiligste. Het Sanhedrien had als taak de jaren te tellen en ieder zevende jaar tot een Sabbatical year uit te roepen, waarin het land braak moest liggen en de schulden opgeheven werden. Iedereen mocht bij iedereen naar binnen en naar hartelust eten. Privé-eigendom van de velden was opgeheven. De vruchten van dit zevende Sjabbat-jaar moesten met wijding en intentie worden geconsumeerd. Door het in acht nemen van het zevende jaar tonen we, dat het land niet van ons is maar van G’d. Ook tonen wij onze afhankelijkheid van G’d omdat we onszelf niet meer kunnen onderhouden.
Nu er geen werk kon worden gedaan op het land konden de boeren zich het hele jaar aan Hemelse zaken wijden. Nu de kosjere hamvraag: is het Jodendom socialistisch of kapitalistisch? Op Jom Kippoer van ieder 50e Jubel- of Joweeljaar werd op de Sjofar geblazen en gingen alle onroerende goederen terug naar hun oorspronkelijke eigenaars. Die waren hun landerijen kwijt.
Vanuit die optiek koestert de Tora nivelleringsmotieven en eerlijke verdeling van beschikbare goederen. Aan de andere kant krijgt de oorspronkelijke kapitalist zijn kapitaalgoederen terug! De Tora is een systeem op zich en laat zich niet meeslepen in verkiezingsslogans of man-made filosofieën. De Tora is zichzelf genoeg en hoeft zich niet te spiegelen aan “de wensen van de mensen”. Uiteindelijk is de Tora geen sociaal-economisch handboek.
De Tora heeft eeuwigheidswaarde en laat zich nooit uitputtend verklaren naar de waan de dag. Rabbi Aharon haLevi (13e eeuw, Barcelona) legt de betekenis uit van deze algemene plicht om op de Sjofar te blazen iedere 50e Jom Kippoer. Het vrijlaten van slaven was niet eenvoudig. Om economische redenen was het lucratief om slaven te houden. Er bestonden geen sociale verzekeringen, hoewel de slaaf doorgaans goed verzorgd werd. Voor wat eten en onderdak had men de beschikking over non-stop bediening. Vrijlating was verlies. Maar wanneer iedereen op de Sjofar blaast en allen vrijlaten dan is het veel makkelijker om mee te doen.
Als iedereen verliezen lijdt, is het voor allen makkelijker om de Tora-opdrachten te volgen. Rabbi Aharon haLevi benadrukt hoe belangijk het is dat iedereen meedoet. Want uit de sociale psychologie weten we dat er niets dwingender is dan de slogan “iedereen doet het”. De sociale druk toont hoe belangrijk de invloed van de gemeenschap kan zijn. Daarom is het zo belangrijk om een goede omgeving te kiezen voor ons en onze kinderen. Dit geldt even sterk voor kinderen als voor volwassenen. Daarom moet er op de Sjofar worden geblazen door het hele land.
Op Jom Kippoer van het 50e Joweeljaar blazen wij dezelfde tonen als op Rosj Hasjanna, een lange toon (tekia), een gebroken toon (teroe’a) en weer een lange toon. De Sjofar-tonen herinneren ons aan de Akedat Jitschak, het binden van Jitschak. De opofferingsgezindheid van onze Aartsvaders betekent ook iets voor ons. Op Rosj Hasjanna wordt van ons met name ons hart en onze ziel gevraagd. Maar gedurende Jom Kippoer van het Joweeljaar wordt ook onze hang naar rijkdom op de proef gesteld. Er zijn mensen die meer om hun bezittingen dan om hun eigen leven geven. Dit is de beproeving van onze generatie. Zijn wij in staat om van onze grote rijkdommen, onze luxe en onze welvaart iets af te staan voor goede doelen?
©Dayan R. Evers 2013 |