Bechoekotai bespreekt de kelalot (vloeken). Met de dood in het vizier worden veel godsdienstige vragen essentieel. De vraag waarom onschuldige mensen lijden, houdt de mensheid al eeuwen bezig. Het is ook een klassiek vraagstuk in de Joodse godsdienstfilosofie, dat velen in verwarring achter laat.
Wanneer mensen worden geconfronteerd met lijden gaan zij twijfelen. Ik denk echter dat het wel mogelijk is om in de almachtigheid, alwetendheid en goedheid van de Schepper te geloven. Maar dan moeten we eerst de vooronderstellingen van ons geloof onderzoeken.
Waarom treft het kwaad de rechtvaardigen? Aristoteles verwachtte dat we uiteindelijk een redelijk en omvattend antwoord vinden. Volgens Kant is echter het vinden van een redelijk antwoord bij voorbaat verdacht, omdat onze rede beperkt is. We kunnen de vraag alleen op een puur subjectief niveau oplossen. Er bestaat nu eenmaal geen algemeen geldende verklaring.
De filosoof-rabbijn Josef Albo (1380-1444) uit Spanje heeft een origineel antwoord op de vraag. Hij zit chronologisch tussen Aristoteles en Kant in. Rav Joseef Albo was de laatste grote Joodse filosoof van de Middeleeuwen. Om zich te verdedigen tegen de felle kritiek van Spaanse christenen in die tijd, schreef hij zijn werk Sefer haIkkariem (Het boek van principes) waarin hij zijn eigen Joodse geloofsleer verdedigt en Maimonides’ tien geloofspunten bekritiseert. Volgens Rav Albo zijn er drie fundamentele principes waarin je moet geloven: G’ds bestaan, Zijn openbaring en Zijn vergelding. Rabbi Joseef Albo leert ons dat de mens toegang heeft tot de waarheid. Maar de waarheid zullen wij nooit helemaal kunnen kennen. Ons verstand werkt daarvoor niet nauwkeurig genoeg, zegt Albo. Maar Rav Albo wanhoopt niet dat de mens ooit zal weten wat waar is of niet (Sefer haIkkariem 1:16). Wij hebben namelijk ook onze beperkte, menselijke visie van G’d gekregen, de Bron van alle Waarheid, en daarom moet het wel een onderdeel zijn van de absolute waarheid. De ultieme waarheid blijft verborgen, maar dat is geen probleem, want dat is de wil van HaSjeem (G’d).
Rabbi Albo spreekt niet alleen in abstracte termen, maar verwijst naar de discussies over het lijden van de rechtvaardigen in het Tenachboek Job. We vinden de hele thematiek terug in de vragen van Job over G’ds rechtvaardigheid en de antwoorden die hij uiteindelijk van Boven krijgt. De eerste veertig hoofdstukken van het boek beschrijven Jobs lijden en de pogingen die zijn vrienden doen om hem te troosten. Zij proberen zijn problemen te verklaren en tegelijk recht te doen aan G’ds almacht, alwetendheid en Zijn goedheid. Maar dat lukt hun niet, totdat de Allerhoogste zelf tussenbeide komt en Job uitlegt waarom Hij hem zo op de proef heeft gesteld. En wat zegt G’d, volgens Rabbi Joseef Albo?
Je kan er niet zeker van zijn, Job, dat jouw perceptie van de werkelijkheid juist is. Ook al heb Ik, de Bron van alle Waarheid, je de zintuiglijke vermogens gegeven waarmee je bent geboren, ze hebben maar beperkte mogelijkheden om de geopenbaarde waarheid te begrijpen. Hoe kun je dan dezelfde zintuigen gebruiken om Mijn systeem van rechtvaardigheid te evalueren? Om dat te kunnen moet je niet alleen toegang hebben tot de totale werkelijkheid, maar moet je ook je eigen bewustzijn volledig kennen. Als je geest al te beperkt is om aardse, tijdelijke dingen te bevatten, dan blijven de niet-materiële onvergankelijke zaken toch zeker verborgen.
Het menselijk vermogen om te evalueren of iets rechtvaardig is, is beperkt. Het menselijk begrip van rechtvaardigheid faalt als het gaat om de ultieme levensvragen. Het is net zo onmogelijk als het meten van atomen met een lineaal. Dat is het originele Joodse antwoord van de filosoof en talmoedgeleerde Albo. Het antwoord is niet 'we weten nog niet alles' of 'we kunnen niets weten', maar 'we kennen een deel van de waarheid' (Rav Albo). En dat deel is voldoende. Als we leven naar het beperkte inzicht dat ons gegeven is, dan is het leven goed.
©Dayan R. Evers 2013
|