22 Chesjwan 5785 | 23 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Esavs engel
Publicatiedatum: woensdag 26 juni 2013 Auteur: Redactie | 2.684 keer gelezen
Engelen en demonen, Redactie »

Ja’aqovs gevecht met een engel is een van de kosmische gebeurtenissen in de Joodse geschiedenis. De rabbijnen leggen uit dat de engel – in gedaante van een man – de beschermengel van Esav is. Iedere natie heeft een Hemelse macht, een engel als het ware die als een gids functioneert. Daarnaast is zo’n engel een tussenpersoon tussen de natie en Hasjem.

Twee naties zijn uniek: Jisrael en Esav. Alleen heeft Jisrael geen bemiddelaar nodig. Zij zijn Hasjems eigen volk. En Ja’aqov symboliseert het hoogste potentieel van de man omdat zijn beeld op G’ds Troon van de Glorie is gegraveerd.

Esav’s beschermengel is anders dan anderen omdat Esav voor het kwaad staat. Vandaar dat zijn beschermengel Satan zelf is, omdat deze engel de primaire geestelijke kracht van het kwaad is. Bava Basra 16a leert ons dat Satan de mens aanbrengt - en misleidt tot het doen van kwade dingen. Vervolgens stijgt hij op naar Hasjem om de mens vervolgens aan te klagen voor zijn zonden. Hij ontvangt toestemming om het leven van deze mens te nemen... Satan, de kwade neiging en de engel van dood, lijken  een en hetzelfde.

De engel van Esav moest Ja’aqov aanvallen omdat hij de laatste patriarch is. Ja’aqov symboliseert de strijd van de mens om zichzelf te verhogen (samen) met de rest van de wereld - Satan bestaat om die inspanning als het ware te verminken. Dus het is een strijd tussen goed een kwaad, tussen de capaciteit van de mens om zichzelf te perfectioneren en het besluit van Satan om hem geestelijk te vernietigen.

  lo’ javol lo…hij kon niet van hem winnen… Sforno leert: De engel kon niet van Ja’aqov winnen omdat Ja’aqov zeer aan Hasjem gehecht was, letterlijk aan Hem gekleefd. Maar toen de engel Ja’aqov over de zondige toekomst van Israel informeerde, raakte Ja’aqov gestressed en zijn concentratie op Hasjem zwakte af waardoor de engel zijn heup kon ontwrichten. Het verwijst ook naar de vervolging van Ja’aqovs nakomelingen. Met name de wreedheid van de Edomieten (Rome) naar de Joden ten op zichte van doro sjel sjmad, de generatie van godsdienstige vervolging, dat twee generaties na de verwoesting van de Bejt Hamiqdasj plaatsvond.
RaMBaN (1194 – 1270) voorspelde dat er een latere generatie nog erger vervolgd zal worden (Sjoa/Holocaust) maar dat de Joden zullen genezen, zoals Ja’aqov zal doen (Bereesjiet 33:18).

“sjalchenie… laat me gaan”, zei de engel, omdat het zijn beurt als onderdeel van het hemelse koor was om Hasjems lofprijzingen te zingen. Maar Ja’aqov stond op de erkenning van zijn recht op de zegeningen waarmee zijn vader hem gezegend heeft, want ‘Esav maakt er aanmerkingen tegen.

Ja’qov ging Israël heten, wat van saroet komt, wat superioriteit betekent. Ja’aqovs overwinning bewees dat hij de zegeningen zou ontvangen. Echter de engel had niet de autoriteit om Ja’aqovs naam te veranderen. Evenzo had zijn naamsverandering niet direct het gewenste resultaat. Bereesjiet Rabba 78 maakt de vermelding dat de beschermengel van ‘Esav tegen Ja’aqov zei: … de Heilige, geloofd is Hij, zal Zich aan je openbaren in Bejt-El en daar zal Hij je zegenen en ik zal daar zijn en jouw recht op deze zegeningen erkennen. De engel openbaarde naar Ja’aqov slechts wat Hasjem Zichzelf later zou doen (Bereesjiet 35:10).

Hosea 12:5 maakt ook een melding over de worsteling: en hij (Ja’aqov) was de meerdere van een engel en overwon hem, hij weende en smeekte hem. Niet Ja’aqov huilde en smeekte, maar de beschermengel van ‘Esav. Wat wordt er mee bedoeld dat de engel huilde en smeekte?
In Bejt-El zal Hij ons aantreffen en daar zal Hij met ons spreken. Maar Ja’aqov had geen geduld. En tegen zijn wil in heeft de engel hem zijn recht op deze zegening toen al erkend: wajevarech ‘otto sjam…en hij zegende hem daar vers 30.
En Jisrael Ja’aqov vroeg de engel: ”ha?iedah-na’ sjemecha…geef mij toch je naam te kennen…. Lamah zeh tisj’al lisjmie?... waarom dit, dat jij naar mijn naam vraagt? Engelen hebben geen bepaalde naam. Hun namen veranderen naar gelang van de opgedragen dienst van de zending waarmee zij worden belast.

Hasjem zegent en hernoemt Ja’aqov
Bereesjiet/Gen. 35:10 ”Sjimcha Ja’aqov”… jouw naam is Ja’aqov… RaMBaN en Sforno leren ons dat Hasjem met deze vermelding bedoelde dat hij Ja’aqov blijft heten. Alleen vanaf dát moment, wanneer er sprake is van spirituele aangelegenheden, dan: lo’-jiaqre’ sjimcha ‘od Ja’aqov”… zal jouw naam niet altijd Ja’aqov zijn…”kie ‘iem-jisrael jihjeh sjmecha….maar met Jisrael zal je genoemd worden… (R’Bachya)

Zowel Avraham als Ja’aqov kregen een andere naam. Alleen is er een verschil. Nadat Avram Avraham genoemd werd, bleef hij in alle situaties “Avraham”. Ja’aqov bleef Ja’aqov heten, alleen in spirituele situaties wordt hij Jisrael genoemd. Vandaar dat Hasjem nadrukkelijk begin met Sjimcha Ja’aqov”. Or Hachajiem leert dat iedereen die de Tora bij de naam kenbaar maakt, staat voor de ziel die Hasjem aan een persoon geschonken heeft. “Ja’aqov” staat voor zijn ziel, terwijl de naam Jisrael voor de verfijning, verbetering van zijn ziel staat. Ja’aqov heeft dit door te groeien bereikt. In geval van Avraham: de ziel Avram bleef gecontinueerd in zijn nieuwe naam. Daarom zit zijn oude naam ín zijn nieuwe naam omsloten: Avraham.

vers 11 ”Anie El Sjaddaj… Ik ben El Sjaddaj. In parasja Lech Lecha leerden wij dat El Sjaddaj Almachtige G’d is. We gaan dit meer uitdiepen. “El” staat voor Hasjems eigenschap van genade. Sjaddaj komt van daj: genoeg. In feite betekent El Sjaddaj de “Ene dat Genoeg [Voldoende] is”. Hasjem heeft genoeg kracht om te zegenen en de zegeningen zijn van Hem en Hij weegt af en besluit hoeveel zegeningen iemand kan dragen zonder onder de spanning te breken.
Sforno koppelt het aan “wees vruchtbaar”… “Anie El Sjaddaj pere oerveh… Ik ben El Sjaddaj, wees vruchtbaar… ook al ben je in je kinderen teleurgesteld, blijf vruchtbaar zodat de natie Jisrael blijft bestaan, omdat Ik el Sjaddaj ben, heb Ik alle macht Mijn zegeningen uit te dragen, wat er ook gebeurt”.
Ook betekent het dat Jisrael altijd zijn eigen koningen voortbrengt en daarom geen leiders van andere naties nodig heeft.
Volgens RaSji heeft de toekomstige opmerking “goj oeqhal gojiem jihejeh mimecha… een natie en een menigte van naties zullen van je afstammen betrekking op zijn kleinzonen Menasjeh en Efrajiem, die in 48:5 de zegen van vruchtbare stammen ontvangen.

vers 13 Waja’al me’alajw elokiem… hierop trok Hasjem vam hem weg… Dit geeft aan dat deze ervaring noch een droom noch visoen was. Deze vers is een van de basisteksten voor de traditie dat de aartsvaders chariot van Hasjems Aanwezigheid zijn. Rechtvaardigen zijn de dragers van Zijn glorie en door hen toont Hij aan de mensen Zijn soevereiniteit (RaMBaN).

Primaire doel
Chofetz Chaim zegt: "Voor de Slechte Neiging (Jotzer hara) doet het er niet toe wanneer een Jood de hele dag vast, dawnen en geeft tsadoke, zolang hij maar niet de Tora bestudeert." Avraham staat voor vriendelijkheid, Jitschak staat voor dienstbaarheid. Vriendelijkheid en dienstbaarheid zijn twee van de drie onmisbare pilaren van de wereld (Pirke Avot 1:2). De derde pilaar, de Tora, is voor Jisrael van cruciaal belang. Zonder Tora, Jisrael zal falen. Ja'aqov staat voor de Tora. Dat is de reden waarom satan Ja'aqov heeft benaderd. De Joodse geschiedenis bevestigt dit alleen maar. Wanneer Joden op een heldhaftige wijze inversteren in synagogen en tsedoke (goede doelen), maar niet in jesjives of andere vormen van instituten voor Torastudie, dan assimileren zij waardoor zij praktisch verdwijnen. Alleen wanneer Joden loyaal blijven aan de erfenis van Ja'aqov, dan blijven Joden sterk!

©Jodendom-online 2010

Copyright © 2013 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.