Jeruzalem in 1839 Uit ‘Im Heiligen Land’ – Reisebilder von David Roberts – Uitgeverij RGA-Verlag 1991
In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, zelfs na het bloedbad van de helft van een miljoen Joden in Palestina tijdens de tweede Joods-Romeinse oorlog van 135 na C., was er nog steeds een groot aantal Joden dat bleef wonen in Palestina gedurende vele jaren na en tot aan de opkomst van het moderne zionisme in 1882. In feite is er zelfs geen enkel jaar geweest in de afgelopen 3000 jaar zonder noemenswaardige en constante Joodse aanwezigheid in hun thuisland, Palestina.
Veel mensen over de hele wereld en in Israël, denken dat na de vernietiging van de Tweede Tempel in Jeruzalem in 70 na Christus al de Joden werden verbannen uit Palestina om slechts terug te keren tijdens en na de herleving van het Joodse nationalisme aan het einde van de 19de eeuw. Anderen denken dat na de mislukte opstand in 135 na C. tegen het Romeinse Rijk (gekend als de Bar Kochba Revolte), het grootste deel van de Palestina Joden werden verbannen naar Europa, terwijl de overigen eventueel werden uitgeroeid tijdens de Byzantijnse en Arabische bezetting van Palestina.
Deze automatische aanname dat er een lange periode was waarin er geen Joden in Palestina woonden, is de basis voor het vermoeden dat het Arabische volk in Palestina woonde, lang voordat de Joden terugkeerden en dat hun terugkeer ten koste ging van het Arabische volk en vanaf daar is het slechts een korte afstand tot de volledige stopzetting van het Zionisme en de ontkenning van het recht van het Joodse volk om zelfstandig in zijn thuisland Palestina te wonen.
Deze veronderstelling is fout.
Na het einde van de tweede Joods-Romeinse oorlog in 135 na C. konden de Joden zich snel herstellen en werden zij geleid door de Sanhedrin, een Joodse rechtbank van wijze spirituele leiders, tot aan het jaar 425, toen de Byzantijnse bezetters deze ophief. In 200 na Christus voltooide Rabbijn Yehuda Hanasi (135-219), toen de leider van de Sanhedrin, het project om de mondeling overgeleverde Torah (de Misjna) in de stad Tiberias op schrift te zetten.
In het jaar 351 revolteerden de Joden opnieuw in wat de mislukte Opstand tegen Gallus werd genoemd, en was de opstand gecentreerd rond de grote Joodse steden van Lidia, Siporis en Tiberias. In 359 ontwierpen de Sanhedrin de moderne Joodse kalender. In 362 moedigde de Romeinse keizer Julianus de Joden aan om een Derde Tempel herop te bouwen en moest hij in 363 niet tijdens een veldslag in Perzië (Iran) gesneuveld zijn, zouden zij het project wellicht voltooid kunnen hebben.
In 370 werd de Palestijnse Talmoed samengesteld door de wijze mannen van Israël, de Sanhedrin. De Talmoed is een vervollediging van de Misjna, de mondelinge Torah. In 438 werden de Joden toegestaan om op bedevaart te gaan naar Jeruzalem en meer dan 100.000 pelgrims komen naar de stad om hun oude tempelruïnes bekijken. In 520 groeide de dynastie van de Mar Zutra uit tot de geestelijke leider van de Palestijnse Joden, een positie die ze behielden tot aan het einde vande 8ste eeuw.
Van 614 tot 628 streden de Joden aan de zijde van de Perzen in hun oorlog tegen de Byzantijnse bezetter en hen te helpen om het land te veroveren. Gedurende 5 jaar oefenden de Joden de autonome controle uit over Jeruzalem, onder leiding van Benjamin van Tiberias en Hushihel van Babylonië, maar toen de Byzantijnen terugkeerden richtten zij een bloedbad aan onder de Joden.
Tijdens de Arabische bezetting van Palestina (634-1099) bloeide de Joodse cultuur weer op nam de Joodse bevolking explosief toe. De Joden hielpen in Hebron en Cesaria de Arabieren om het land op de Byzantijnen te heroveren, gebied dat volgens Arabische bronnen in die tijd meer dan 200.000 Joden telde. Tijdens de verovering in de 7de eeuw door de Arabieren was de meerderheid in het Heilig Land Joods of Samaritaan en de Joodse bevolking van Palestina was opgelopen tot 300.000 à 400.000 mensen.
Met de bezetting van Jeruzalem stonden de Arabieren de Joden toe om terug te keren en te wonen in Jeruzalem. De Joden toonden hen waar de oude tempel stond en de Arabieren bouwden daarboven een gebedshuis dat tot aan de 8ste eeuw gezamelijk werd gebruikt door zowel Joden als moslims. In 720 bouwden de Arabieren de stad Ramle (Ramla) en werden er vele Joden naar toe gebracht om er te leven. Ramle kende spoedig de grootste Joodse bevolking van het land, nog groter dan Jeruzalem en Tiberias.
In 749 was er een grote aardbeving in Palestina waarbij 30 synagogen in Tiberias werden vernietigd. Tegen het einde van de eeuw was er een Joodse opstand in het oosten van Palestina (thans Jordanië) onder leiding van de Joodse denker Yermiya ben Yehiya. Omstreeks 800 was er uit het Jodendom een nieuwe sekte geëvolueerd, de Kariaten (of het Kariatisme), die zich kanten tegen de Babylonische Talmoed en zij trokken veel Joden aan in Palestina en Egypte.
Tijdens de 9de eeuw stond het Jodendom in Tiberias vooral bekend voor het samenstellen van het Hebreeuwse klinker systeem en ook voor zijn grote aantal Paytanim, dichters en gebedsschrijvers. Tussen 915 en 922 ruzieden de Palestijnse gemeenschap en de Babylonische gemeenschap over de juiste datum van de Joodse feestdag van Rosj Hashana. Slechts door de tussenkomst van rabbijn Saadia Gaon konden ze uiteindelijk een compromis bereiken.
In de 10de eeuw, onder de controle van de Fatimidisch islamitische dynastie, werden Joodse vertegenwoordigers benoemd aan Palestina zoals Palitiel Hanagid, zoals Menashe al-Kazaz uit Damascus aan Syrië en aan Egypte zoals Yaqub Ibn Killis. Dat was een Jood die zich tot de Islam had bekeerd.
In de 11de eeuw hadden de Joden van Palestina te lijden onder de extreme onderdrukking van de islamitische bezetting en werden door Bedoeïenen en binnenvallende Seljoekse Turken slachtingen onder de Joden gehouden. Naast de interne problemen veroorzaakt door de politieke ruzies tussen de Gaom, leider van de Palestijnse Joden, en zijn opponenten, veroorzaakte die een grote golf migratie van Joden vanuit Jeruzalem en de gebieden van Judea naar de kustgebieden, met name naar Haifa, Akko, Jaffa en Gaza.
Inderdaad, toen in 1099 de Kruistochten het Heilig Land aandeden, ontmoetten zij tijdens de Eerste Kruistocht grote Joodse weerstand, zoals van de 2000 Joden van Jeruzalem die uiteindelijk allen werden geëxecuteerd en hun synagogen in Jeruzalem in de as werden gelegd. De Joden van Haïfa stonden er lange tijd helemaal alleen voor om hun stad te verdedigen totdat de Kruisvaarders hen in 1100 versloegen en uitroeiden. De overlevende Joden van deze grote slachting vluchtten naar Ashkelon en Gaza die tot aan 1153 niet werden bezet door de Kruisvaarders, terwijl de Joden van Galilea Joden niet het slachtoffer werden van een bloedbad.
Tijdens de 12de eeuw emigreerden belangrijke rabbijnen zoals rabbijn Yehuda Halevi en Maimonides naar Palestina, terwijl in 1175 en 1185 de grote joodse reizigers Benjamin van Tudela en Pethiya van Rotenburg het land van Israël bezochten en in detail de Joodse gemeenschappen die de wreedheden van de Kruisvaarders hadden overleefd beschreven. In 1187 na de verovering van Jeruzalem door Saladin (Salah a Din), werd de Joden toegestaan om terug te keren en te wonen in Jeruzalem, maar die repatrianten werden later in 1244 door de Mongoolse invasie uitgeroeid.
Van 1200 tot 1300 keerden een groot aantal Joden terug naar Israël in wat de Tosafot aliya werd genoemd. Onder hen een 300-tal belangrijke rabbijnen van Engeland en Frankrijk en hun leerlingen samen met Joden, die hadden geleden onder de slachtingen van de Kruistochten en die aan de basis lag van de christelijke demonisering van de Joden. Velen van hen vestigden zich in Acre, dat een groot studiecentrum van de Torah was geworden.
Van 1260 tot 1517 bestuurden de islamitische Mamelukken het land. Zij verdreven de kruisvaarders en vernielden het grootste deel van het land. In 1291 regen zij Acre aan het zwaard en elimineerde de groote Joodse gemeenschap van de stad. De Joden, onder leiding van Nachmanides, deden hun gemeenschap in Jeruzalem en Hebron. Tot aan 1420 zullen de Joden in Israël worden geleid door de nakomelingen van Maimonides.
De onderdrukking van de Joden in Europa dreef Veel joden uit Frankrijk, Duitsland en Spanje terug naar Israël om er te leven, hoewel zij in 1344 te maken kregen met de Zwarte Dood (de bruine pestepidemie) en de Mongoolse invasies van 1300 en 1400. In 1391 en 1491 waren er grote golven van Joden die wegvluchtten uit Spanje en Portugal. Beroemde Joodse reizigers vestigden zich in die periode in Israël zoals Ishtori Haparchi (1280-1355) in 1333 en rabbijn Meshulam van Voltair en rabbijn Ovadia van Bertuneru aan het einde van de 15de eeuw.
De Ottomaanse Turken bezetten Palestina van 1517 tot 1917. Aan het begin van die periode was er een massa Joden die terugkeerden om te leven in Israël, en vormden er grote gemeenschappen in Jeruzalem, Safed en Gaza. De muren van Jeruzalem werd herbouwd door de onderneming van de Joodse leider Avraham Castrao. En Tiberias werd herbouwd door Dom Yosef Nasi (1524-1579). Dat benaderde erg dicht het plan van de Ottomaanse sultan die in het noorden van Israël van 1550 tot 1575 een bepaalde vorm van Joodse autonomie creërde. Het plan werd verlaten toen de Arabieren in 1660 Tiberias verwoestten.
Safed was in de 16de eeuw zeer beroemd met zijn wijze mannen en beroemde kabala wijsgeren zoals rabbijn Loria, rabbijn Jacob Berab, rabbijn Joseph Karo (1488 -1575) en vele anderen. Tijdens de 17de eeuw leden de Joden weer erg onder de islamitische onderdrukking van het land, net als in 1625 toen de islamitische gouverneur van Jeruzalem, Iben Faruk, de Joden terroriseerde en uithongerde en hen terug naar de bedelstaf bracht. In 1665 werd de Joodse wereld weer even op zijn kop gezet toen een Jood, genaamd Sabbatai Zevi (Sjabtai Tsvi), zichzelf uitriep als de nieuwe Messias en wat later door de Sultan werd gedwongen om zich te bekeren tot de Islam.
In 1700 reisde een zeer grote groep Asjkenazische Joden naar het Land van Israël om zich te vestigen in Jeruzalem onder leiding van rabbijn Yehuda Hachasid. De rabbijn overleed een paar dagen na zijn aankomst in Jeruzalem en de gemeenschap raakte in grote problemen met de islamitische bezetting, in wat resulteerde in een verbod om te leven in Jeruzalem voor een periode van 100 jaren. Velen van hen bleven gewoon in Jeruzalem wonen en deden zich voor als Sefardische Joden zonder dat dit de islamistische bezetters opviel.
De Joden van Jeruzalem leden onder verschillende soorten van onderdrukking door de bezetter tijdens de 18de eeuw. Van 1740-1775 werd het noorden van Israël gecontroleerd door de Bedoeïenen heerser Daher el-Omar (1690-1775.) Dat moedigden Joden aan om zich te vestigen in zijn leen, en hij liet hen in 1740 toe om Tiberias, Akko en Haifa weer op te bouwen.
Gedurende de tijd vanaf 1777 en verder, vele chassidische Joden en tegenstanders van de Hasidut, keerden terug vanuit Oost-Europa naar Israël. Van 1775 tot 1821 werd het noorden van Israël geregeerd door een Albanese gouverneur en zijn belangrijkste adviseur is de Jood Chaim Parchi. Parchi had een belangrijke rol in het accepteren van de duizenden Joden die in die periode toekwamen in Israël en ook in de verdediging van Akko tijdens de invasie van Napoleon Bonaparte in 1798, die probeerde Parchi op zijn hand te krijgen door aan de Joden te beloven dat hij hen zal helpen hun autonomie in Israël te herwinnen.
In die perioade is intussen het 100 jaar oude verbod jegens de Asjkenazische Joden om in Jeruzalem te wonen, verstreken en trekken vele Joden uit Safed en Tiberias naar Jeruzalem en groeide de stad opnieuw uit met een grote Joodse meerderheid, met als gevolg dat de Joden hun gemeenschap in Jaffa eveneens vernieuwden.
Van 1832 tot 1840 veroverden de Egyptenaren het land en lokale Arabieren revolteerden en vermoordden vele Joden in Jeruzalem, Hebron en Safed. De Joden van Jeruzalem, met de hulp van de Britse consul James Finn en de Joodse weldoener Sir Moses Montefiori, bouwden tussen 1850 en 1875 nieuwe wijken buiten de muren van Jeruzalem. In 1875 kochten de Joden bouwpercelen aan en stichtten de eerste Zionistische agragarische nederzettingen van Rosh Pina in de Galilea en Petach Tikva in Judea. In 1882 bereikte de eerste moderne Zionistische golf van terugkerende Joden Palestina.
Aldus is het wel duidelijk dat er geen basis voor de valse bewering dat er geen Joden in Palestina woonden vóór de opkomst van het moderne zionisme en dat de Arabieren hier waren voor de Joden. Joden hebben altijd in hun vaderland, het land van Israël geleefd, zelfs toen het land gedurende 1800 jaar doorlopend door buitenlanders werd bezet en onderdrukt, terwiujl veel van hun broeders over de hele wereld werden verspreid die graag terug naar Israël wilden keren. Net als Spanje, dat onder 800 jaren gebukt liep onder de Arabische bezetting, en Griekenland dat 500 jaren leefde onder Turkse bezetting, leefde Israël net zoals zij duizenden jaren onder vreemde bezetting totdat het volk daartegen weer in opstand kwam en in mei 1948 opnieuw zijn onafhankelijkheid herwon.
©De Vlaamse Vrienden van Israel 2013 |