Nooit meer Auschwitz |
Publicatiedatum: donderdag 30 januari 2020 |
Auteur: Opperrabbijn R. Evers | 1.486 keer gelezen |
|
|
Jom Hasjoa, Opperrabbijn R. Evers, Antisemitisme binnenland, Antisemitisme buitenland, Sjoa (Holocaust), Auschwitz » |
|
Foto credits: COL - חב"ד און ליין
De term Holocaust, de woorden nazi, fascist en concentratiekamp zijn in het Nederlands taalgebruik langzamerhand ingeburgerd om personen en situaties aan te geven, die in onze ogen verwerpelijk zijn en indruisen tegen ons rechtvaardigheidsgevoel. De Nederlander, die de nazi-vervolgingen aan den lijve heeft ondervonden, ervaart deze benoeming van relatief milde vormen van onrecht en verdrukking als schaamteloos en een ‘ontheiliging’ van de extreme bedreiging en massale vernietiging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het grenst aan een verbaal misdrijf omdat het onrecht doet aan de extreme ervaringen uit één van de duisterste perioden van de menselijke geschiedenis en vaak slechts gebruikt wordt om het eigen morele gelijk veilig te stellen. Dit soort taalgebruik vormt het tegenovergestelde van wat de Tweede Wereldoorlog de mensheid had moeten bijbrengen.
De term ‘nazi-terrorisme’, die de wielrenner Gerrie Kneteman eind 1988 verbond aan een voorstel tot dopingcontrole onder topsporters, stuitte velen tegen de borst omdat het grove ongevoeligheid ten toon spreidde tegenover slachtoffers van werkelijke nazi-terreur, die hierdoor voor hun leven getekend waren.
De laatste jaren heeft educatie in de Holocaust aan belangstelling gewonnen. Steeds meer scholen stellen hun deuren open voor verzetsstrijders en overlevenden uit de kampen, die hun verhaal komen doen. Wat is het educatieve effect van deze confrontatie met gruwelen en heldenmoed uit een ver verleden? Prof. Abram stelt, dat er geen algemene lessen uit de Holocaust te concluderen zijn, behalve die ene: Nooit meer Auschwitz. Dit is het opvoedkundig einddoel. Hij schetst een veelheid aan reacties op de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog: het kan leiden tot een verdiept besef van G'ds aanwezigheid maar bij anderen heeft het een totaal geloofsverlies veroorzaakt. Velen concludeerden, dat kennelijk slechts het recht van de sterkste de wereld beheerst, terwijl enkelen uit de afloop van de oorlog de kracht van de democratieën, die uiteindelijk zegevierden, demonstreerden. Primo Levi schreef een Italiaanse schooluitgave over zijn kampervaringen bij I.G. Farben Monowitz omdat hij meende, dat ‘de schoot, waaruit het fascisme gekropen is, nog steeds vruchtbaar is’. Levi meende het getij te kunnen keren.
De vraag is, of de huidige lesmethoden en vertelstrategieën wel het gewenste effect sorteren. Het kon zelfs wel eens averechts werken. Gruwelijke details over vervolging brengen soms meer verbittering dan loutering en verrijking. Een verhoogd gevoel van medelijden met de slachtoffers wordt meestal niet gewekt. Men heeft een hekel aan slachtoffers; onbewust schuiven velen de schuld van ellende en misère in de schoenen van de slachtoffers zelf.
Het manco van de Holocaust-educatie ligt in het ontbreken van een geschikte voedingsbodem bij de jeugd. Op de Nederlandse scholen geschiedt de kennisoverdracht veel te formeel en feitelijk. Aan persoonlijkheidsvorming wordt weinig aandacht besteed en waarde gehecht. Goede cijfers hebben nog steeds een veel hogere prioriteit dan medemenselijkheid en opofferingsgezindheid. De ervaring heeft geleerd, dat een verandering van instelling bij jongeren slechts mogelijk is door het geven van een goed voorbeeld door docenten, die in hechte samenwerking met ouders bereid zijn hun opvattingen en verborgen vooroordeeltjes ook zelf regelmatig kritisch te toetsen en te herzien.
De Holocaust ons heeft slechts één les geleerd: fascisme en rassewaan schuilen in elk van ons en de mens kan de confrontatie met zijn eigen drijfveren en tekortkomingen kennelijk niet aan. Levensbeschouwelijke vorming en mensenrechteneducatie klinken prachtig maar hebben pas zin wanneer de maatschappij, de school, de ouders en uiteindelijk ook de kinderen hun zelfgenoegzaamheid en passiviteit durven om te zetten in een fundamentele bereidheid het eigen leven, de vooronderstellingen en doelen van het eigen bestaan voortdurend en indringend onder de loep te nemen. `Nooit meer Auschwitz' vereist vanuit onze jachtige en oppervlakkige cultuur meer dan alleen anti-racistisch vredesonderwijs en het herkauwen van een aantal populaire clichés. Auschwitz heeft onze westerse cultuur op zijn grondvesten doen schudden; ‘nooit meer Auschwitz’ is slechts mogelijk als de pijlers van onze cultuur door permanente educatie telkens weer worden getoetst. Het vingertje richting anderen dient op onszelf gericht te worden, willen wij onze jeugd werkelijk iets te vertellen hebben.
|
|
|