10 Tisjri 5785 | 12 oktober 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Vroege aanwijzingen voor ons recht op Erets Jisrael
Publicatiedatum: donderdag 23 juni 2011 Auteur: Dayan mr. Drs. R. Evers | 1.852 keer gelezen
Heilige Plaatsen, Opperrabbijn R. Evers, Zionisme »

Beet Sjemesj©Devorah

We leven in een moeilijke tijd, waarin onze aanspraken op het Beloofde Land keer op keer worden aangetast. Vanuit Tenach lijken wij de enige rechtmatige bewoners te zijn. Meestal kijken we dan naar teksten van na de Tora-geving. Maar eerder zijn er hiervoor ook al aanwijzingen in de Tora. Na de Zondvloed gebeurden er twee incidenten, die ons recht op Erets Jisraëel bevestigden.

Het internationale gerechtshof
Toen Noach uit zijn dronkenslaap wakker werd, begreep hij wat zijn slechte zoon Cham hem had aangedaan. Cham had ervoor gezorgd, dat zijn vader nooit meer kinderen zou kunnen krijgen. Noachs vloek luidde [Red. stukje door scrollen]: “Omdat jij tegengewerkt hebt, dat ik nog een vierde zoon zou krijgen, zal jouw vierde zoon Kena’an vervloekt zijn. Omdat jij er voor gezorgd hebt dat ik geen extra kind kreeg, dat mijn zou kunnen bedienen, zal jouw vierde zoon een slaaf worden voor zijn broers”. Deze treurige episode kreeg later nog een staartje.

Een internationaal gerechtshof
Ongeveer duizend jaar later verschenen de Afrikanen voor het internationale gerechtshof van Alexander de Grote met een beschuldiging tegen de joden: “Het land Kena’an behoort ons toe. Het land draagt onze naam en was eigendom van onze voorvader Kena’an. Later zijn pas de joden gekomen en hebben het van hem weggenomen”.
Deze beschuldiging was niet gering. Onze Chagamiem (Wijzen) zochten een goede advocaat. Gewiha ben Pesisa bood zich aan om de joodse belangen te verdedigen: “Laat mij alsjeblieft gaan naar het gerechtshof van Alexander. Als de andere partij wint, kunnen jullie altijd stellen dat jullie advocaat maar een simpele man was. Als wij echter winnen, kunnen jullie vertellen dat de Tora heeft overwonnen”. Zo gezegd, zo gedaan.

Meester en knecht
Gewiha verscheen voor Alexander en vroeg de Afrikanen waarop hun claim gebaseerd was. “Onze stelling ontlenen wij aan de Bijbel”, antwoordde de Afrikanen. Gewiha reageerde als volgt: “Als dat zo is, zal ik uit dezelfde Bijbel bewijzen dat het onjuist is wat jullie stellen. In Genesis hoofdstuk 9: 25 staat, dat Noach Kena’an vervloekte en hem tot een slaaf van slaven maakte voor zijn broers. Wanneer een slaaf iets verwerft, wordt dat automatisch eigendom van de heer . Dit komt omdat de slaaf zelf lijfeigene is van de meester. Niet alleen behoort het land Kena’an aan ons toe maar ook jullie zijn in feite onze onderdanen!”.
Alexander de Grote was diep onder de indruk van het argument van Gewiha en vroeg de tegenpartij om hem te antwoorden. De Afrikanen vroegen drie dagen uitstel maar konden geen tegenargumenten inbrengen en vluchtten weg. Dit was een eerste argument voor ons recht op het Beloofde Land van voor Matan Tora (de Wetgeving).

De torenbouw van Bawel
Enige tijd later stond Nimrod op, de zoon van Koesj en een kleinzoon van Cham. Nimrods naam komt van de Hebreeuwse stam mered - “rebellie”. Hij heette zo omdat hij iedereen aanzette tot opstand tegen G’d. Hij had nog een tweede naam “Amrafel”, hetgeen duidde op zijn verleden. Amrafel betekent ‘hij die Awraham in de oven had geworpen’. Nimrod verleidde iedereen om afgoden te dienen en hij was de eerste, die vlees at. Hij was een groot jager. Na een verbluffende militaire overwinning liet hij zich tot koning kronen en claimde hij goddelijke macht. Hij eiste dat al zijn onderdanen zich voor hem zouden neerwerpen.

1   |   2      »      
Copyright © 2011 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.