Tsara'at kon op 3 manieren openbaren: het lichaam, de kleding en het huis. De laatste vorm van tsara'at kwam alleen in Erets Jisrael voor en niet michoets la'arets, buiten Israël [Negaim 12:4 naar aanleiding van Wajiqra 14:34]. De reden is dat Joden eigenlijk geen huis hebben in michoets la'arets. We leven daar wel in, maar we bezitten ze niet. Dit is anders met ons lichaam en kleren.
Hasjem heeft het lichaam, de kleding en het huis niet willekeurig uitgekozen als straf. Hij heeft deze gekozen middah kenegged middah voor lasjon hara omdat lasjon hara de intieme persoonlijke van het slachtoffer treft. Ook wordt hij door de lasjon hara in het openbaar vernederd. Kleding geeft een persoon waardigheid, maar lasjon hara treft de waardigheid van het slachtoffer. Daarom ontdeed Hasjem de roddelaar van zijn kleding door tsara'at. Hetzelfde gold ook voor de huizen. Door over iemand te roddelen, wordt het comfort en privacy van het huis van het slachtoffer ontzegd. In sommige gevallen kan iemand zich zo opgelaten voelen, zich zo schamen door de roddels, dat hij wilt verhuizen. Dat is de schaamte die lasjon hara bij hem heeft veroorzaakt. Op zijn minst voelt hij zich niet meer veilig en relaxed in zijn eigen huis. Hij kan zich zelfs ietwat paranoïde voelen door te denken dat nu hij nu in de buurt bij iedereen over de tong gaat.
Daarom “blijft iemand onrein zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen en buiten het kamp verblijven” [Wajiqra 13:46]. De Tora beschrijft deze procedure voor een metsora' [iemand die is aangetast door tsara'at] bij het einde van zijn isolatie. Dit proces duurt een week en brengt korbanot en onderdompeling in het mikveh met zich mee. Daarna moet een Kohen de metsora' rein verklaren.
De geleerden leren dat het woordje metsora' voor de met tsara'at getroffene een ezelsbruggetje is waarom hij in afzondering gezet moest worden. Hij had immers lasjon hara of – nog erger – motsie' ra' [laster] gesproken. Hij moest dit proces in verband brengen met de bron van zijn tsara'at: lasjon hara en andere vormen van roddel en kwaadsprekerij. Hij kon ook alleen genezen wanneer hij werkelijke tesjoeva deed en inzag dat zijn wegen slecht waren. De Kohen was in feite de spirituele arts die hem dan in het genezingsproces van metsora' begeleidde.
In Wajiqra 13:16 staat “oeva 'el-hakohen... hij zal naar de kohen gaan...” De getroffene met tsara'at gaat na alle overwegingen en overdenkingen vrijwillig naar Kohen en doet in een actieve vorm tesjoeva. Hij ziet dan werkelijk in dat zijn zondig gedrag, dat vorm werd gegeven door lasjon hara, de bron is van zijn lichamelijke ziekte. Hij realiseert zich dat de tong een krachtig wapen is, want de tong van de Kohen zal hem tahor of tamej verklaren. Daar hangt dus ook zijn maatschappelijke status af: mag hij terugkeren in de gemeenschap of moet hij weer verder leven in afzondering? |