Vandaag de dag hebben we nog geen Beit Hamiqdasj. Hierdoor kunnen we niet gezuiverd worden van tsara'at. Hasjem heeft in al Zijn genade besloten dat de ziekte van tsara'at, wat zich fysiek uit, maar een geestelijke aandoening is, nu niet meer gestraft wordt met tsara'at. Dit omdat de aandoening in de brein van de mens ontstaat [foute gedachten die je tot uiting breng in woord en/of daad]. Je kan daarom denken dat we met een van de grootste zonden die er bestaat, wegkomen. De Chofets Chaim leert wat anders.
Hij leert dat wij nu minder geluk hebben nu we geen tsara'at krijgen door onze roddelende tong. Lasjon hara komt vaak voort uit buitensporige arrogantie [zo ook vele andere zonden]. In de oude tijd zorgde deze ziekte, dat mensen inzagen hoe ernstig hun awerah was. Je voelde je niet alleen ziek, maar je werd door je uiterlijke vertoon en door afzondering ook gedwongen ware anawah – nederigheid – te ontwikkelen. Anawah is een middah, karaktertrek, die het meest door ons begeert zou moeten worden. In afzondering, waardoor je ook behoeftig werd, werd je in de gedwongen gelegenheid gesteld jouw zonden goed te overdenken waardoor de dader werkelijke berouw kreeg en dat je afhankelijk werd van anderen [goed tegen de trots], tot gebed toe, omdat de tefillot [gebeden] van de metsor' niet verhoord werd en afhankelijk was van gebeden van de kehilla – gemeenschap. De tesjoeva slaagde gewoon fantastisch waardoor de kans op recidive gedrag praktisch uitgesloten werd, wat we nu niet bepaald kunnen zeggen. Daarnaast was de terugkeer van de dader die na het metsora-proces een ware inspiratie voor andere mensen was. Ook redde dit proces de dader om verder te zondigen waardoor nog veel zwaardere straffen op zijn hals kon halen.
We kennen geen uiterlijke tsara'at meer. Tegenwoordig wordt lasjon hara’ uitsluitend in het hiernamaals afgerekend. Dit komt omdat een Kohen de Bejt Hamiqdasj nodig heeft om degene die aan tsara’at lijdt, te kunnen reinigen. Doordat de Bejt Hamiqdasj nog steeds niet herbouwd is, is de onreinheid van onze roddels niet meer lichamelijk zichtbaar, maar bindt volgens de Chofets Chaim wel aan onze nefesj, ziel. Met andere woorden, wanneer je roddelt en je komt tot de ontdekking dat je inderdaad geen zichtbare tsara'at daarvan krijgt, weet dan dat dit niet betekent dat je niet zwaar getroffen bent! Deze uiting van tsara'at op de nefesj is vele malen erger dan de fysieke. In plaats dat je in dit leven van je omringende mensen wordt afgezonderd, zal je ziel in Olam Haba afgezonderd worden van de rechtvaardige zielen en is het lijden in schaamte vele malen erger dan toen men het in de tijd van de Bejt Hamiqdasj onderging. Je straf zal het dwalen in de buitenste sferen van de geestelijke wereld zijn, dat overeenkomst met de metsora waar de getroffene afgezonderd en buiten de stad moest verblijven.
Waarom kon alleen Hasjem je van tsara’at bevrijden. Puur om het feit dat Hij alleen harten kan lezen. Hij weet exact wie tegen wie wat gezegd heeft. Ook weet hij wie de betrokken luisteraars waren, maar ook of er verstrekkende schade aan iemand door roddel werd toegebracht. Tot slot gaf Hasjem middels de ziekte aan de Kohen aan: “Dit persoon is door zijn gedrag tamei. Hij heeft berouw, start de reinigingsprocedure maar”. En daar hebben we dus een Bejt Hamiqdasj voor nodig. |