20 Chesjwan 5785 | 21 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Pad der Oprechten [Mesillat Yesharim] deel 8
Publicatiedatum: maandag 18 augustus 2014 Auteur: Redactie | 1.918 keer gelezen
Tsenioet [Ingetogenheid en Privacy], Media_Halacha en Ethiek, Arbeidsethos, Commercie en Rijkdom , Moessar [ethiek], Pad der Oprechten [Mesillat Yesharim], Aseret Hadibrot [Tien Geboden], Stelen, Hasjkove volgens de RaMCHaL »

Inleiding 8, hoofdstuk 9, 10 en 11 1e deel

De basisgevaren voor bereidwilligheid [hazriezoet] zijn de volgende punten.

Luiheid

Dit is de weg van de Tora: je zal brood en zout eten, je zal afgemeten water drinken, je zal slapen op de grond en je zal een leven van lijden leiden én je zal werken voor de Tora. Als je dat doet, 'ben je gelukkig en het is goed voor je' [Tehilliem 128:2]. 'Je bent gelukkig' in deze wereld en 'het is goed voor je' in de komende wereld" [Pirke Avot 6:4].

De grootste vijand van enthousiasme of bereidwilligheid om de Tora te volgen, is het verlangen naar het gemak in het leven. Luiheid is net handboeien en voelt vreselijk zwaar aan. Liefde voor vermaak; pleziertjes is erger dan een voorliefde voor geld. De RaMCHaL leert in hoofdstuk 9 van Mesillat Hayesharim dat mensen die lui zijn, alleen maar leven voor hun liefde voor vermaak. Zij hebben geen tijd voor Hasjem. Zulke mensen zijn volgens de RaMCHaL ook de grootste slaven.

Wat is een slaaf? Een slaaf is niet meer of niet minder dan iemand die geen discipline heeft. De materialisme is namelijk zijn baas waardoor hij geen controle meer heeft over zijn leven. Ondertussen leert Eruvin 65a ons dat het leven nu eenmaal hard werken voor de Tora is, precies zoals de eerder genoemde citaat uit Pirke Avot ons leert. Maar Hasjem vraagt ondertussen nooit wat je niet aan kan en het is altijd voor je eigen bestwil. Daarnaast, wanneer je hard voor Hasjem werkt, wordt je beloond. Zo verlengen lange, langzame tefillot – gebeden - het leven, omdat “jij voor Mij tijd hebt gehad, dan heb Ik tijd voor jou.”

Intussen is begeerte [naar iets] maar van tijdelijke aard. Als je honger hebt en je gaat eten, dan ben je een tijdje later niet meer hongerig. Als je vervolgens door moet eten, dan wordt het uiteindelijk een marteling. Je kan niets meer op, maar je moet dooreten. De vuistregel is niet 'hoe meer de begeerte is, hoe harder iemand daarvoor gaat rennen'. Het is precies andersom. Hoe harder iemand achter zijn begeerte rent, hoe verslaafder hij er aan raakt. Hij krijgt er op een gegeven moment geen genoeg van. Denk bijvoorbeeld aan geld. Wanneer je eerst 100 euro wilt bezitten, dan wil je er 1000. Heb je er 1000, dan wil je 100.000. Je raakt nooit tevreden. Een ander voorbeeld zijn objecten die gemaakt zijn door een bepaalde kunstenaar. Eigenlijk zien ze er niet uit, maar omdat ze door een bepaalde kunstenaar is gemaakt, doen mensen er alles om om de meest waanzinnige bedragen op tafel te kunnen leggen om er vervolgens ermee te kunnen pochten.

Wees daarom een melech -koning- over je eigen leven. De stam van het woordje melech is mem-lamed-chaf. Mem staat voor moach – hersenen, lamed staat voor lev -hart en chaf staat voor kaved- lever, waar bloed [begeerte] doorstroom. Je bent een melech over je leven, wanneer de moach over de lev en kaved heerst. Anders krijg je chaf-lamed-mem: kloem, niets!

Angst en gevaar
Iemand moet uitkijken voor gevaar dat aannemelijk of terecht is. Maar overdreven, irrationele gevaar is absoluut een zonde [Jesjajah 33:14]. Jezelf opzettelijk in gevaar brengen is ook een averah, zonde [Misjle/Spr. 22:3].

Irrationele angst leidt tot verwaarlozing van Torastudie. Je raakt namelijk de realiteit kwijt. Hoe kun je angsten onderscheiden wat reëel en wat irrationeel zijn? Bava Basra 131a geeft hierin een duidelijk antwoord. Je kan alleen vertrouwen op wat je ogen kunnen waarnemen! Ongegronde angsten weerhoudt je om goed te doen. Luiheid veroorzaakt angst en niet anders om!

Gevaar dat hanqijoet voorkomt, zijn aardse verlangens
In hoofdstuk 10 gaat de RaMCHaL met name op de gevaren die reinheid [hanqijoet] voorkomt, in. We spreken duidelijk ver een geestelijke reinheid, niet het lichamelijke.

Verlangen is een basisgevaar voor spirituele onreinheid. Praktisch waar alles aan 'ik-wil' is gekoppeld, komt uit verlangen. Hiermee leren we dat de zonde niet de bron is van onreinheid, maar wanneer je jezelf nooit spiritueel wast van je slechte middot, eigenschappen. Gevolg is dat je gaat zondigen uit verlangen.

De Gaon van Wilno leert dat het levensdoel een mens het veranderen van je natuur zijn. Dit met zo'n immense discipline, zoals iemand graag acteur of topsporter wilt worden – iets wat compleet en totaal onbelangrijk is. Het gaat namelijk om je spirituele welzijn en niet jouw lichamelijke welzijn en prestaties.

Wie mag de Berg van Hasjem beklimmen?
Mie ja'aleh vehar Hasjem?... wie mag de berg van Hasjem bestijgen?...” Alleen degene die een speciale zuivering is ondergaan en deze status op een gepaste wijze kan vasthouden. Want hoewel alles tot Hasjem behoort, dus ook alle schepsels, zijn niet allen het waard om zo dichtbij Hem te kunnen komen. Dit komt omdat het makkelijk lijkt om de Berg van Hasjem te mogen bestijgen. Het tegendeel is waar. Het is erg moeilijk, omdat onze natuur zwak is waardoor wij onze averot, zonden, weg rationaliseren.

Hoe kunnen wij hanqijoet, reinheid, behalen?

Steel niet
De Tora leert ons 7 categorieën van stelen waar vele averot onder vallen.

  1. lo tignov, steel niet

  2. lo togzol, roof niet

  3. lo ta'asoq, onderdruk niemand

  4. lo tchachasjoe, onjuiste ontkenning

  5. lo tasjaqroe iesj ba'amieto, lieg niet

  6. lo tonoe iesj 'et 'achijaw, bedrieg niet

  7. lo tasieg, verleg geen grens van je naaste

[Sjmot/Ex/ 20:13, Wajjikra/Lev. 19:13; 19:11; 25:14; Dwariem/Deut. 19:14].

De RaMBaN heeft het begrip van haval birsjoet hatora bedacht. Dat is iemand die de Tora op een niet kosjere manier toepast. Vrij vertaald zouden we mogen stellen dat hij de zondaar van de Tora is. Er is een voorbeeld te vinden in de Talmoed en wel in Bava Metsia 60a. Rabbi Yehuda stelt dat een winkelier geen snoepjes aan kinderen mag uitdelen om hen als klantjes te binden. De geleerden zijn het hier mee eens, maar wanneer alle winkeliers het doen, dan is er sprake van eerlijke concurrentie.

Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld dat je een dure vis hebt gekocht. Heel duur. Vervolgens wil je dat met je gezin opeten, maar jouw vrouw zegt: “de vis is niet vers. Het is ongezond op het op te eten. Laten we het weggooien.” Jij protesteert, want de vis heeft een vermogen gekost. Jouw vrouw heeft dan het briljante idee om de vis weg te geven aan een dakloze. Hiermee zou je tsadeka – liefdadigheid – geven. De dakloze, die nooit vis kan permitteren, neemt de vis met beide handen aan en wordt daarna doodziek. Toen je dat te horen kreeg, ga je bij hem op ziekenbezoek, ook een Toragebod. Helaas komt de zwerver te overlijden. Je besluit hem de laatste eer te bewijzen door naar zijn lawaaje – het begeleiden van de dode naar de laatste rustplaats – te gaan. Een absolute mitswa die zelfs in Olam Haba beloond gaat worden. Alleen zijn deze 3 mitswot geen kosjere mitswot. Jij had nooit die bedorven vis aan de zwerver mogen geven. Je ontnam zijn gezondheid!

1   |   2      »      
Copyright © 2014 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.