Proezboel d.d. Jeruzalem, Eloel 1973. Handmatig ingevuld door de leden van het Beet Din van Badatz Eidah Hacharedit: Rabbi Moshe Aryeh Freund, Rabbi Yisrael Moshe Dushinsky en Rabbi Eliyahu Zlotnik.
Het Sjmitah jaar ["vrijgeven" van het land eens in de 7 jaar] annuleert alle financiële schulden. Als iemand jou geld verschuldigd is en hij komt het na Sjmitah jaar terugbetalen, dan ben je verplicht de schuld kwijt te schelden. Maar als de kredietnemer toch graag het geld terug wilt betalen, mag je het geld aannemen en wordt dit beschouwd als een verdienstelijke daad van de kredietnemer. "Iemand die zijn schuld tijdens het Sjmita jaar terugbetaald, maakt de rabbijnen blij" [RaMBaM in Hilchot Shemita V'Yovel 9:28].
Leningen worden op de laatste dag voor Sjmitah jaar geannuleerd [Dwariem/Deut. 15]. Iedere lening kan uiterlijk 1 dag voor Sjmitah gevorderd worden. Rond die tijd zag Hillel dat veel mensen weigerden een lening te verschaffen aan de armen. Daarom besloot hij de proezboel in te stellen. Een proezboel is en schuldbekentenis die is toegewezen aan het Beet Din. Hierdoor werd het mogelijk om de schuld na het Sjmitah jaar te innen.
De proezboel is een principe waardoor de kredietgever de te innen schuld aan het Beet Din overdraagt en hen toestaat om namens hem de schuld te innen of hem te benoemen om die schuld te innen. Het woord proezboel is een Grieks woord en betekent 'voor het hof' - 'het plaatsen van de schulden in de handen van het Beet Din [Joodse rechtshof]', zodat het Sjmitah jaar de schuld niet zou annuleren.
Hoe kon Hillel de proezboel in stellen, terwijl het een Toraverbod is om leningen op te eisen ten einde van het Sjmitah jaar? Het antwoord op de deze vraag is gebaseerd op een aantal principes:
1. Hille zag dat het Joodse volk weigerden geld te leven aan de armen, waardoor er een Tora mitwah werd overtreden: "Als je geld leent aan Mijn volk, aan de armen onder je..." [Sjmot/Ex. 22:24]. De hele wereld is afhankelijk van het doen van mitswes, zoals Tehilliem 89:3 zegt: "De wereld is gebouwd op chesed [liefdadigheid]." De mitswa van Sjmitah was al in de tijd van Hillel een rabbinale mitswah. Het was een rabbinale mitswah omdat ook tijdens de Tweede Tempelperiode de meerderheid van het Joodse volk niet Israël woonde.
2. Dit is ook de reden waarom de Mosjiach niet is gekomen tijdens de Tweede Tempelperiode. De RaMBaM en de meeste andere risjoeniem stelde dat de regel van Sjmitah een Tora mitswah is wanneer de meerderheid van het Joodse volk in Israël woont. Zodra de situatie bestaat dat een Tora mitswah [het lenen aan de armen] wordt onderworpen aan een rabbinale mitswah [zoals de mitswah van Sjmita heden vandaag is], heeft de Tora mitswah voorrang.
3. De Tora machtigt het Beet Din met een principe om te regelen dat de schuld wordt afgelost. De RaMBaM schrijft in Hilchot Shemita V'Yovel 9:15: "Wanneer iemand de opdracht – om een schuld te innen – overhandigt aan het Beet Din en zegt: 'Jij int mijn schuld', kan de schuld [aan het einde van het Sjmitah jaar] niet geannuleerd worden, waardoor de kredietnemer zijn schuld ten alle tijden moet betalen”. Daarom zegt de Tora: "Als je een invordering hebt op jouw BROEDER, moet je het opgeven voor het Sjmita jaar [Dwariem/Deut. 15:3]. Het annuleren van de schuld is van toepassing op jouw BROEDER, maar niet aan het Beet Din. Het Beet Din is een openbare instelling.
Het is duidelijk hoe het halachische principe werkt. Het Beet Din kan dus schulden innen, zelfs aan het einde van het Sjmitah jaar. Dit kan dus door middel van de proezboel, waarop de Tora zelf op heeft gezinspeeld.
©Rabbi prof. E. Sprecher 2014
|