21 Chesjwan 5785 | 21 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Arrogantie Vs. nederigheid
Publicatiedatum: maandag 08 september 2014 Auteur: Redactie | 1.838 keer gelezen
Redactie, Talmoed Tora, Tefillot en Broches [Gebeden en Zegeningen], Moessar [ethiek], Arrogantie en nederigheid, Leer van Rav Eliyahu Dessler »

Arrogantie is een middah – eigenschap – die bijna iedereen in zekere mate bezit. Het is een middah waar we niet trots op moeten zijn. In tegendeel. “Met betrekking tot een persoon die hooghartigheid van geest is, zegt Hasjem: 'Ik en hij kunnen niet samen in de wereld leven!'” [Sotah 5a]. In Michtav MeEliyahu vraagt Rav Dessler zich af: “Hoe kan het zijn dat Hasjem niet in staat is om te wonen met een arrogant persoon? Hasjem is toch volledig Barmhartig en Zijn genade kent toch geen grenzen? Wat is dan de betekenis dat Hij niet kan samenleven met een persoon die de middah arrogantie bezit?”

Rav Dessler legt ons het volgende uit. Wanneer iemand arrogant is, dan leeft hij in een eigen geschapen wereldje waar hij in zijn realiteit groter is dan iedereen. Hij gedraagt zich als of niemand om hen bestaat dan hij alleen. Het is dus niet zo dat Hasjem niet met zo'n persoon kan leven, het is dat de arrogante persoon zelf degene is die 'niet in staat is' met Hasjem te wonen.

De karaktertrek wat de Tora van ons verlangt is 'anawah' – nederigheid. Hoe kan iemand zowat in de zee van arrogantie verdrinken toch 'anawah' krijgen? Orchos Tzadikkim geeft in Shaar HaGaavah praktische tips en trics. Zo moet je je vooral reflecteren op nederige zaken, wanneer je het gevoel van arrogantie voelt opkomen. Zijn denkproces moet als volgt gaan.

Hij moet aan zijn ontstaan gaan denken - van een kleine rottende druppel [zaad van de man] – om vervolgens te denken aan de plaats waar hij uiteindelijk naar toe zal gaan - een plaats van stof, wormen en maden [het graf] – om tot slot te realiseren dat dit proces eindigt voor de Almachtige aan Wie hij zijn chesjbon hanefesj – zijn rekening van zijn ziel met de credit [awerot/zonden] en zijn debet [mitswot/goede daden] – moet aanbieden; Jood – niet-Jood, gelovige – niet-gelovige, rijk – arm, werkelijk niemand uitgezonderd [Avot 3:1].

Nog een idee is, wanneer je overmand wordt met arrogante gevoelens, je te realiseren hoeveel arrogante mensen ooit hebben bestaan en allemaal ook weer verdwenen zijn. Dan kan je je gaan afvragen wat het nut nou is om arrogant door het leven te gaan, wetende hoe snel je weer vergeten wordt zodra je dood bent. Niet lang daarna zal het zijn alsof jij nooit hebt bestaan. Mensen die nederig waren worden [veel langer] in herinnering gehouden. Dus is het dan niet beter om een middah aan te meten die de Tora lovenswaardig vindt?

Deze nederige gedachten is het begin van de moeizame strijd van de ontworteling van de arrogantie uit het karakter. Echter volstaan deze reflecties alleen niet om de arrogantie volledig uit het systeem te verbannen. Je moet ook actieve stappen naar dit doel ondernemen.

Hoewel er vele uitingen van arrogantie bestaan, bestaat er 1 basisprincipe dat geldt voor elke omstandigheid van slechte middot. Om je te ontdoen van alle slechte eigenschappen, moet je leunen in de richting van het andere uiterste van deze negatieve eigenschap. Wanneer een arrogant persoon bijvoorbeeld zich altijd opzichtig kleedt, dan kan hij in plaats daarvan besluiten zich bescheiden te gaan kleden. Maar daar moet het niet bij blijven. Hij moet vervolgens een bescheiden levensstijl gaan aanmeten.

Nadat alle gevoelens van arrogantie zijn verwijderd, moet de persoon kiezen voor een meer gematigde kledingkast, om op die manier komt hij tot een gulden middenweg tussen de beide uitersten van het middah die hij wilde bereiken en die hij wilde uitwissen.

Sotah 5b leert tot slot dat gebeden van een nederig mens die Hasjem nadert met een gebroken en verpletterd hart, nooit veracht zal worden, zoals er in Tehilliem 51:19 staat geschreven: “lev-nisjbar wenidkeh 'eloqiem lo' tivzeh... een gebroken en verpletterd hart, oh G'd, die zal Jij niet verachten...”. Minchat Sotah voegt er aan toe dat zijn gebeden geaccepteerd zullen worden, ondanks zijn zonden!

Bron: Limud Yomi Kleinman Edities III

©Jodendom-online 2014

Copyright © 2014 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.