G'd van Avraham, G'd van Jitschak en de G'd van Ja'aqov Adam Harisjon gaf niet allen 70 jaren aan Dawied Hamelech, ook gaf hij hem nog 2 kado's en dat zijn koningschap en lofprijzingen. Tijdelijke monarchieën kunnen alleen bestaan dankzij hun onderdanen. Alleen de koning van Israël bezit het unieke vermogen om de diepste gevoelens van zijn onderdanen te beïnvloeden. Dit door het simpele feit dat hij niet meer is dan hun collectief hart. Dat is ook de reden dat Dawied Hamelech bij zichzelf het geringste gebrek niet accepteerde. Dawied Hamelech zocht daarom ook altijd de Metillat Jesjariem, het Pad van de Oprechten. De RaMBaM leert dat de Aartsvaders zich volledig focusten op Hasjem zonder enige afleiding of onderbreking. Hasjem was altijd voor hun ogen. Ook Dawied Hamelech wilde dit niveau van ongebroken concentratie in Avodah Hasjem – het dienen van Hasjem – bereiken [Tehilliem 16:8].
“Heerser van de wereld, waarom wordt er gezegd 'G'd van Avraham, G'd van Jitschak en de G'd van Ja'aqov'?” Hasjem antwoordde: “Zij werden getest en jij niet.” Dawied Hamelech vroeg of Hasjem hem ook wilde testen [Tehilliem 26:2-3]. Hasjem zei dat hij zijn verzoek zou inwilligen, maar in tegenstelling tot de aartsvaders, zal Hij aan Dawied Hamelech van te voren vertellen waarop hij getest zou worden.
De grootheid van Dawied Hamelech was het feit dat hij jafeh 'ejnajiem...mooie ogen had [Sjmoe'el/Sam. I 16:12] en de test was of in staat was zijn heldere kijk op zijn missie zou vasthouden, ongeacht de verleiding [Sjmoe'el/ Sam. II 11:2].
Deze ogen waren daarom ook de basis van Dawied's falen. Op het moment dat hij zijn ogen sloeg op Bath Sjevah, waren zijn ogen van Hasjem afgeleid. Er waren 2 meldingen over het zien van Bath Sjeva. Hij zag haar niet alleen, maar hij zag óók dat zij prachtig was. Dit was de test waar Dawied Hamelech zelf om vroeg en helaas sloeg hij er niet in. We zien hier dat de gebeurtenis ernstige schade toegebracht aan Dawied's jafeh 'ejnajiem.
Toch lezen we in Sjamoe'el/Sam. I 18:14 dat Hasjem bij hem was. Hoe kan dit mogelijk zijn, aangezien Hasjem niet in aanwezigheid wenst te zijn van een zondaar? In het artikel De werkelijke zonde van Dawied Hamelech gaan we hier uitgebreid op in. Toch willen we het ook hier een kort antwoord op geven.
Nathan Hanavi vraagt in Sjemoe'el II 12:9 aan Dawied Hamelech waarom hij Hasjem's woord heeft beschaamd door te doen wat in Zijn oog verkeerd is. De vraag die wij kunnen stellen is, waarom vraagt Nathan Hanavi dit in de tegenwoordige tijd en niet in de verleden tijd. De Talmoed leert in Shabbat 56a dat Dawied Hamelech alleen het verlangen had om slecht te doen, maar met zijn handen deed hij niets verkeerd, want in artikel De werkelijke zonde van Dawied Hamelech leren we ook dat Dawied Hamelech een ongetrouwde vrouw nam die al gescheiden was voordat haar man ten strijde trok. Dit was, zoals we in dat artikel ook wordt uitlegd, in de oude tijd de normale gang van zaken. De vrouw kon dan eventueel hertrouwen wanneer haar partner vermist zou raken. Zij was dus een prima vrouw die perfect paste bij een rechtvaardige koning. De RaMBaM legt uit dat Dawied Hamelech's zonde in zijn hart lag: "Betreft de Tora ging het er [hier] om dat het hart van de koning werd afgeleid … omdat het hart van de koning het collectieve hart is van heel Jisrael."
En wat betreft Uriah, werd zijn dood werkelijk veroorzaakt door het bevel van Dawied? De Talmoed geeft hierover 3 meningen. Zo zei de Rav dat wanneer je de acties van Dawid goed onderzoekt, vind je hem enkel en alleen aansprakelijk voor de dood van Uria. Rav Yosef meende dat hij niet verantwoordelijk was voor de dood van Uriah, want Uriah was schuldig bevonden voor rebellie tegen de koning. Rabbi was van mening dat Dawied Hamelech Uriah voor het Sanhedrin had moeten dagen en dat had hij niet gedaan [Shabbat 56a]. De koning is bij machte om een rebel zonder de normale juridische procedures te executeren, maar Dawied Hemelch had bij het Sanhedrin wel moeten nagaan of er halachisch inderdaad sprake was van rebellie [Tosafot].
Zoals eerder in deze introductie gemeld. Toen Sjmoe'el Hanavi van Hasjem Dawied tot koning moest zalven, schrok hij. De Midrash meldde dat hij met de volgende woorden protesteerde: "Hij is 'adminie, een Esaw-achtige rossige moordenaar!" Maar de Heilige Geprezen is Hij zei: "Hij is anders dan Esaw. Hij heeft hele mooie ogen. Dawied verslaat zijn vijanden alleen volgens het advies en leiding van het Sanhedrin." Hierin faalde Dawied Hamelech dus. Zijn rossige kleur overspoelde de mooie ogen, de passie vertroebelde zijn zicht. Dawied Halemech zei op zijn verzoek om een test niet voor niets "kie chasdecha leneged 'ejnaj... Jouw vriendelijkheid staat voor mijn ogen..." [26:3]. Eerder zei hij dit met nog indringender woorden dat hij Hasjem recht voor zichzelf geplaatst had [16:8]. Maar toen hij had gefaald, klaagde hij dat zijn zonde altijd voor hem staat [51:5].
Maar om deze fout te corrigeren, wendde Dawied Hamelech tot Adam Risjon's 2e gave die hij Dawied gaf en dat is de gave van het loflied. De 1e gave is dus het koningschap, maar de beide gaven zijn als 1.
|