“Dit zijn de gewaden die zij zullen maken: een Borstplaat en Efod, een Mantel, een Tuniek van die doos-achtig is gebreid, een Tulband en een Sjerp. Zij zullen deze gewaden van heiligdom maken voor Aharon je broer en zijn zonen, om Mij te dienen in het priesterambt.” [Sjmot/Ex. 28:4]. Deze vers noemt 6 van de 8 gewaden van de kohaniem en de Kohen Hagadol die hij tijdens zijn dienst in de Misjkanaanheeft.
Zo worden de Kniebroek en de Gouden Plaat voor op het voorhoofd in deze pasoek niet genoemd. Zij worden niet genoemd omdat de kniebroek niet met voor de glorie en pracht zijn gemaakt, maar voor de praktische reden van ingetogenheid en de Gouden Plaat was eigenlijk geen gewaad maar een band van goud, die rond het hoofd gebonden werd [Baal Haturim].
De Ishbitzer Rebbe, R'Mordechai Yosef Leiner leert in zijn Mei Hashilo'ach dat er een verband bestaat tussen deze 8 gewaden en onze dagelijkse gebeden. Precies voor de Sjema dawnen – bidden – we tot Hasjem ons te helpen op 8 verschillende manieren om zo verbonden te zijn met Zijn Tora: “lehavien oelhaskiel, lisjmoa' lilmod oellamed lisjmor wela'asot oelqadem 'et kol divrej talmoed toratecha be'ahavah... om met liefde te begrijpen en te verduidelijken, te luisteren, te leren, te onderwijzen, te bewaken, uit te voeren en het vervullen van de woorden van Jouw Tora-leringen...”. Ieder woord komt overeen met 1 van de gewaden van de Kohen Hagadol.
Lehavien – te begrijpen – komt overeen met de Sjerp. De Sjerp deed verzoening voor slechte gedachten [Arachin 16a]. De Sjerp werd over het hart gedragen, waar iemands begrip zetelt. De Sjerp was 32 amot lang, terwijl de numerieke waarde van hart – lev – ook 32 is.
Lehaskiel – te verduidelijken – komt overeen met de Chosjen, de Borstplaat. De Chosjen deed verzoening voor valse oordelen. Ook de Chosjen werd op het hart gedragen. Vals oordeel wordt namelijk veroorzaakt door slechte gedachten.
Lisjmoa' – te luisteren – vertegenwoordigt de Me'iel – Mantel – waaraan onderaan belletjes hingen met gevolg dat mensen luisterden. De Me'iel gaf verzoening voor lasjon hara' – kwaadspreken over andere mensen, roddelen, laster. Iemand die lasjon hara spreekt, die raakt zelf geestelijk besmeurd. Het is dus heel logisch dat de geest hersteld werd door het luisteren naar het geluid van spirituele schoonheid en kedoesja wanneer de Kohen Hagadol door de Misjkan liep. Het bel-geluid van de belletjes onderaan de Me'iel leert dat dat geluiden van kedoesja nodig is om de schade die door lasjon hara' is veroorzaak, te compenseren. Om lasjon hara' af te leren, moeten we onze spraak wijden aan kedoesja: Torastudie en tefillot – gebeden [Ba'er Yosef op Parasja Metsora]. De Gaon van Wilno licht toe dat alleen diepgaande Torastudie net zoveel plezier geeft als lasjon hara'. De Me'iel geeft nog een boodschap hoe je lasjon hara' tegen kan gaan. In Sjemot 28: 31-32 staat dat je de kraag van de Me'iel niet mocht scheuren: “lo' jiqrea'”. Het was extra stevig gemaakt waardoor het sowieso niet onbedoeld kon scheuren. Zo moet iemand zijn oplossing tegen lasjon hara' verstevigen door eerst na te denken voordat je je mond open doet om iets te zeggen. Daarnaast moet je niet alles zeggen wat je denkt [Kli Yakar]. Lo jiqrea' bevat 2 mitswot: de Me'iel moest extra verstevigd vervaardigd worden zodat het niet kon scheuren en het verbod zelf op het scheuren van de kraag van de Me'iel. Deze tweeledige aanpak moeten wij ook nemen tegen lasjon hara', of zelfs tegen ieder awerah – zonde – dan ook, dat verleidelijk en relatief eenvoudig te plegen is. Men zou kunnen veronderstellen dat zodra het overduidelijk is dat een daad verboden is, zou het aannemelijk zijn dat deze daad überhaupt niet zou gepleegd zou worden. Niet dus. De Tora leert namelijk dat we een waarborg moeten instellen [zoals de extra stevig vervaardigde kraag van de Me'iel] zodat er wordt voorkomen dat er in averot – zonde – wordt gestruikeld. De dubbele boodschap is niet alleen enkel en alleen de waarborg, maar ook niet dat je alleen maar ver van de awerah weg moet blijven. Het is de combinatie van deze beide benaderingen die essentieel zijn om te waarborgen dat de Tora correct wordt uitgevoerd. Tot slot zou een scheur in de kraag de eenheid van de Me'iel teniet doen. Eenheid is ook de boodschap om expliciet de Me'iel niet te scheuren, omdat dit een contradictie is van wat de Me'iel vertegenwoordigt en dat is eenheid. Lasjon hara' veroorzaakt verdeeldheid in plaats van eenheid. Dat is de reden waarom degene die lasjon hara's sprak – een metsora' – voor straf zijn kleren moest scheuren om te symboliseren dat hij relaties verscheurde door zijn praatjes. Daarom moet de Me'iel, die verzoening geeft voor deze zeer ernstige zonde van lasjon hara' – altijd een eenheid vormen.
Lilmod – te leren – liep parallel met de Mitsnefet – Tulband. De Mitsnefet verzoende arrogantie. Zoals Hasjem zei: “Laat dehoofdtooi die wordt gedragen op het hoofd van de Kohen boeten doen voor de zonde van het lopen met een verheven hoofd.” Arachin 16a leert dat degene die arrogant is, wil zichzelf niet verlagen door van een ander te leren.
Lelamed – te onderwijzen – wordt vertegenwoordigd door de Tsiets – de Gouden Plaat – werd gedragen om "leratson lahem lifnej Hasjem... ze in de gunst [te] breng[en] bij Hasjem...” [Sjmot 28:38]. In dezelfde geest, moet iemand die hierin staat is zijn naaste aanmoedigen door hem te onderwijzen. Ondertussen doet de Tsiets ook boetedoening voor choetspah, brutaliteit. Volgens andere mening zou de Tsiets verzoening doen voor het lasteren van G'ds Naam [Zevachiem 88].
Lisjmor – te bewaken – gaat op met de Ktonet – de Tuniek. Arachin 16a leert dat de Ktonet verzoening doet voor moord die niet gestraft konden worden door het Bejt Din, de Joodse Rechtbank, omdat er geen 2 ooggetuigen aanwezig waren bij de moord. Wanneer er een moord plaats vond waar geen 2 ooggetuigen aanwezig waren, hield Hasjem Klal Jisrael – heel het volk Israël – verantwoordelijk voor de daad. Waarom de Ktonet? De broers van Joseef doopte zijn ktonet in het bloed van het bokje om Ja'aqov Avinoe doen laten geloven dat Joseef was vermoord door een wild dier [Bereesjiet/Gen. 37:31]. Hier moeten we dawnen dat we onszelf bewaken dat ons niets overkomt of wij iemand niet kwaad doen door onze daden.
La'asot – uit te voeren [het doen] – refereert naar de Efod. De Efod deed verzoening voor avodah zara – afgoderij. Afgodendienaars droegen vaak een Efod-achtige kledingstuk [Sjoftiem/Rich. 18:14]. De Efod die door de Kohaniem werd gedragen, deed boete voor de afgoden die door de mensen werden aanbeden en zulk soort gewaard droegen.
Leqadem – het vervullen van – is een verwijzing naar de michnasajiem– [lett. broek] de Kniebroek – die verzoening deed voor immoraliteit. Vandaar dat de broek uit tsnioet-overweging gedragen moest worden, zoals eerder in dit artikel geleerd.
Bron: Limud Yomi Deel II en The Midrash Says Parasha Tetzave
@Jodendom-online 2015 |