Zowel Tehilliem 14 als Tehilliem 53 gaat volgens Rasji over de vernietiging van de Bejt Hamiqdasj. Tehilliem 14 gaat over de vernietiging door Nevoechadn'etsar en Tehilliem 53 gaat over de vernietiging door Titoes.
In deze Tehilliem voorspelt Dawied Hamelech dat Nevoechadn'etsar het Heiligdom binnengaat om deze te verontreinigingen en te vernietigen. Geen van zijn soldaten protesteerden. De Malbim merkt op dat deze Tehiliem [maar zie ookTehilliem 13] een voorbeeld is van de multidimensionale aspecten van Dawied Hamelech's composities. Hij spreekt altijd over zijn huidige tragische situatie, maar ook over tragiek in de latere generaties na hem. Hoewel we net deze pereq, hoofdstuk, openen met een verwijzing naar de vernietiging van de Eerste Bejt Hamiqdasj door Nevoechadn'etsar, is de Malbim van mening dat deze Tehilliem een verwijzing is naar Sancheriev van Assyrië en zijn missie tegen Chizkiyahoe Hamelech van Jehoedah.
Bewijs van het bestaan van G'd is de drang Hem te ontkennen “Naval... de aangetaste man.” Volgens Rav Hirsch gaat het om 'versleten, verdort'. Een verdord blaadje heeft niet meer de potentie om te groeien. Hij is afhankelijk van externe factoren, zoals de manier de wind blaast en hoe hard. Zo ook de morele kracht van het hart van de naval. Hij is totaal afhankelijk van de prikkels van buitenaf, zoals lusten en passies. Zijn controle over zijn lusten en passies zijn verdort. Hij had een keuze als geschapene naar het beeld van Hasjem. Maar omdat het G'ddelijke vonk langzamerhand wegvaagt, zal hij zeggen: “er bestaat geen G'd'. Daarom zegt de Midrash Shocher Tov: “de slechte mensen worden gestuurd door hun harten.” Ze hebben daarom hun passies en lusten niet onder controle, terwijl de rechtvaardigen hun lusten en passies met een ferme hand besturen.
Rasji leert dat Nevoechadn'etsar blufte: “Ik zal in de hoogte van de wolken opstijgen, ik zal als de Allerhoogste zijn [Jesjajahoe 14:14]. Harav Eliyahu Meir Bloch leert dat het ultieme en meest welbespraakte bewijs van het bestaan van Hasjem het feit is dat de slechte mens constant de drang heeft om het bestaan van Hasjem te ontkennen: “er bestaat geen G'd” [pasoek 1].
De brutaliteit van de andere volkeren Alle slechte mensen zijn “sar... afgedaald” van het rechte pad [Radak en Metzudas David]. Radak legt een verband tussen 'sar' in Tehilliem 14 en 'sag' in Tehilliem 53:4, wat daar 'terugtrekken' betekent. Heel nauwkeurig vertaald, betekent sar “zij draaien hun gezichten er vanaf” [zoals de soldaten van Nevoechadn'etsar hun gezichten wegdraaiden toen hij blufte tegen de Kadosj Baroech Hoe].
Sar eindigt met het lettertje 'reesj', terwijl sag eindigt met het lettertje 'gimmel'. Middels de 'at-basj' methode [1e letter van het Alef-Bet begint met alef en eindigt met taf, 2e letter is bet en een na laatste is sjin, 3 letter is gimmel de voor de een na laatste letter is de reesj, enz.] zijn de gimmel en de reesj inwisselbaar [pasoek 3].
Als brood werd Benj Jisrael door Nevoechadn'etsar's [klein]zoon Belsja'tsar verslonden [Rasji]. Koning Belsja'tsar's banket is een zingspeling dat hij 'brood at' [Danij'el 5]. Deze feestelijke maaltijd was naar aanleiding van de miscalculatie van zijn kant betreffende de einde van de 70 jarige galoet – ballingschap – van de Joden in Meden en Persië die in zijn ogen dus niet tot een einde gekomen zou zijn. Een deel van de straf van de Joden is dat de gojiem altijd de grootste neiging hebben Joden te onderdrukken. Rabbi Shmuel interpreteert deze pasoek als een verwijzing naar de menigte gojiem die de gotspe – brutaliteit – hadden de Bejt Hamiqdasj binnen te dringen en de lammen die voor het dagelijkse karbonot [offers] klaarstonden, slachtten en verslonden. Ook vonden zij de lechem hapaniem, de toonbroden op de sjoelchan, de gouden tafel. Ook deze aten zij [Midrasj Shocher Tov].
Op de avond van het voornoemde banket, vergat Belsja'tsar al Hasjems wonderen. “Hasjem lo' qara'oe... zij die Hasjem niet aanroepen” [pasoek 4], waardoor hij gotspe had om de heilige vaten van de Bejt Hamiqdasj te misbruiken voor zijn losbandigheid [Rasji].Maar “sjam... daar” zal men worden getroffen door verschikking [Radak]. Want in diezelfde nacht nog werd Belsja'tsar gestraft en hij vreesde. Want tussen al het festijn, verscheen een handschrift op de muur en daarop stond: “De verschijning van de koning veranderd, en zijn gedachten raakten verward en de banden zijner lendenen werden los en zijn knieën knikten tegen elkander [Danij'el 5; Radak].
Verbanning uit genade van Hasjem Rasji leert dat de generatie van Jechanjah Hamelech rechtvaardig waren. 11 jaar voor de vernietiging van de Bej Hamiqdasj, onder bewind van Nevoechadne'tsar, werd Jechanjah Hamelech met 10.000 van de meest grote geleerden uit die tijd, verbannen [Malechiem/Kon II 24:10-16]. De Geleerden zeggen in de Talmoedische Gittin 88a dat deze verbanning uit een enorme genade van Hasjem kwam. Waarom? Deze geleerden hadden niets te lijden en waren daardoor in staat een bolwerk van een Joodse gemeenschap in Bavel op te zetten die geleid zouden worden door de grootste en meet rechtvaardige geleerden van die generatie. Megillah 29a en Rasji vertellen dat Jechanjah Hamelech en deze geleerden stenen van hun geliefde Jeroesjalajiem meenamen en droegen deze de hele weg mee naar Bavel om van die stenen een grote synagoge te bouwen. De Roeach Hakodesj zweefde continue boven dit heiligdom en week er nooit van af. De geschiedenis van Jechanjah Hamelech is een voortreffelijke voorbeeld dat Hasjem altijd met de rechtvaardige generatie is [pasoek 5].
Al het goeds van de Kadosj Baroech Hoe komt vanuit Tsion “Mitsion...vanuit Tsion”, de hoofdstad van het Joodse Koninkrijk, is de plaats waar de Sjechinah – Aanwezigheid – van Hasjem altijd aanwezig is. Dawied Hamelech wenst in pasoek 7 Tsion de bron is van redding [Radak]. Rabbi Levi zegt dat alle zegeningen, vertroostingen en gunsten die de Kadosj Baroech Hoe op Israël brengt, vanuit Tsion komt. Ook de Tora komt van Tsion [Jesjajahoe 2:3], broches [zegeningen] komen van Tsion [Tehilliem 134:3], Openbaring komt van Tsion [Tehilliem 50:2]; Hulp komt vanuit Tsion [Tehilliem 20:3],Leven komt vanuit Tsion [Tehilliem 133:3], Grootheid komt vanuit Tsion [Tehilliem 99:2], Redding komt van Tsion [Tehilliem 14:7].
“Jagel ja'aqov jismach jisrael... zal Ja'aqov jubelen, zal Israël zich verblijden.” Rav Hirsch leert naar aanleiding van jagel...jismach... dat giel euforie [opgetogen] betekent. Dit een vocale uiting van blijdschap. Dat is intensiever dan het woordje simcha, vreugde, wat verbonden is met het woordje tsmiecha, groei, wat rust impliceert: een gevoel van ongehinderde volwassenheid wat voor altijd voortduurt. Dus iemand wordt eerst overweldigd met euforie en later komt het tot rust en blijft er een levenslange gevoel van blijdschap achter [Tehilliem 31:8: “'agielah w'esimcha bechasdecha...ik zal opgetogen en blij zijn in Jouw weldadigheid”] [pasoek 7].
De volgende sjioer geeft Rabbi Mizrachi uitleg over zowel Tehilliem 13, 14, 15 als 16. Vanaf 00:28:00 tot 00:54:00 geeft hij uitleg over Tehilliem 14. Hij weet de Tehilliem altijd in onze huidige tijd te plaatsen.