INTRODUCTIE Met alles wat wij denken, zeggen en doen heeft invloed op ons eigen leven, op de levens van anderen, maar ook op de hogere werelden. Door iemands slechte daden, woorden en gedachten kun je onmetelijke schade in zowel deze lagere wereld als in de hogere wereld veroorzaken.
Het idee dat al onze daden een impact hebben op de hogere wereld wordt gerefereerd aan Tehiliem 33:15. Daarin staat dat Hasjem alle harten heeft geformeerd en ieders daden begrijpt. Reb Chaim van Volozhin legt in zijn legendarische werk Nefesh Hachaim uit dat met deze pasoek wordt bedoeld dat Hasjem de gewichtige gevolgen van de mens – die invloed hebben op het herstel van de hogere werelden – ontwaart. Maar andersom – chas wesjalom – ook. Ieder verstrekkende daad van de mens wordt door Hem beoordeeld [Kohelet/Pred. 12:14]. Dit betekent dus dat er sprake is van een Hemels Tribunaal, het Hemels Bejt Din. Hasjem zal al onze daden, maar ook de gevolgen die deze daden hebben in de hogere wereld beoordelen en zo nodig veroordelen.
Wanneer iemand er aan denkt om een mitswa – gebod - te doen, heeft zijn intentie alleen al een constructief en gunstig effect op de hogere werelden. Het resultaat is dat een heilig hemels licht op hem reflecteert, waardoor hij geholpen wordt om die mitswa te doen. Wanneer hij klaar is met zijn mitswa, keert het hemels licht weer terug. Dit is de “beloning van Olam Haba – Komende Wereld -”. Hiermee wordt bedoeld dat de beloning van een mitswa een mitswa is [Avot 4:2].
Dit geldt ook voor zonde. De beloning van een zonde is een zonde [Misjle/Spr. 5:22; Avot 4:2]. Wanneer iemand zondigt, beschadigt hij direct de hemelse bron van zijn ziel. Legioenen van onreinheid worden hiermee in stand gehouden en worden gesterkt door zijn zonde. Vervolgens trekt de zondaar hoogst persoonlijk een onreine geest naar zich toe die zich om de zondaar heen wikkelt. Het resultaat hiervan is dat de zondaar door zijn leven heen in werkelijkheid al in Gehinnom – hel – bevindt. Hij gaat dit pas na zijn dood voelen en ervaren. Hij heeft zichzelf dus een val gezet, gevangen door onreine geesten en demonen die hij zelf door zijn zonden heeft gecreëerd. De Geleerden zeggen in Eruvin 19a niet voor niets dat Gehinnom voor de slechte mensen diep is gemaakt. Hiermee wordt bedoeld dat zondaren hun eigen Gehinnom hebben gegraven, zelf wijder maken en zelf de vuren aansteken [Jesjajahoe/Jes. 50:11]. In Ijov/Job 34:11 wordt er al naar dit concept verwezen. Dit betekent dus concreet dat iedere daad – goed of slecht – in zichzelf het zaad draagt voor beloning of straf.
Hasjem heeft de volgorde van de Schepping op die manier ontworpen, dat alles wat in de hogere wereld gebeurt, wordt bepaald door de acties van de mens in de lagere wereld. Alle daden worden automatisch vastgelegd en de mens wordt gestraft naar de schade die zijn slechte daden hebben toegebracht. De hogere wereld wordt door zonde met imperfectie toegebracht en zijn ziel wordt door tesjoeva – berouw [lett. terugkeren tot Hasjem] gerectificeerd.
Wanneer moet je tesjoeva doen? Tesjoeva moet je doen wanneer je je verplichtingen tegen de Allerhoogste hebt nagelaten of als je Zijn verboden hebt overtreden. De RaMBaM leert namelijk in Hilchot Teshuva dat je tot 20% van je vermogen moet geven om een bepaalde mitswot te doen. Bijvoorbeeld. Je zit in de gevangenis en je hebt je tefillien niet bij je. Iedere Jood moet vanaf zijn bar mitswa zijn hele leven zes keer per week tefillien leggen. Je hebt dus een probleem. Je bent verplicht iemand te vragen om voor jou jouw tefillien te halen. Als hij daar een vergoeding voor vraagt, hoeveel het ook is, moet je 20% van je vermogen op dat moment beschikbaar stellen om die tefillien binnen de gevangenismuren te krijgen. Gaat het om verboden, dan moet je je leven geven. Bijvoorbeeld. Wanneer jou verboden wordt om Sjabbat te houden en je moet werk doen, moet je bereid zijn je leven te geven. Het is namelijk verboden om op Sjabbat te werken.
Voor iedere mitswe die je hebt nagelaten en voor iedere overtreding die je hebt begaan, moet je widdoej [schuldbekentenis] doen. Omdat er geen dag voorbij gaat dat je niet zondigt en mitswes nalaat, wordt er aangeraden om bij iedere Sjmone Esre – net voor “baroech...” van de Sjome'a Tefillah de ingelaste tefillah “Ana' Hasjem, chata'tie, 'awietie, oefasja'tie lefanechah... enz.” te reciteren. Wanneer je dit als man drie keer per dag doet en als vrouw minimaal een keer per dag, dan doe je in ieder geval iedere dag widdoej. Waarom?
Chata'tie betekent: om al mijn zonde die zonder intentie gedaan zijn. 'Awietie betekent: al mijn intentionele zonden en fasja'tie betekent: al mijn zonden die ik hebt gedaan om te rebelleren tegen Hasjem.
Hoe meer wieddoej je doet, hoe beter dit volgens de RaMBaM is.
Een Nederlandse vertaling van de ingelaste widdoej van “Sjome'a Tefillah” is het volgende. |