Sinai Centrum
Verschil ik als Geestelijk Verzorger van de lokale rabbijn die verbonden is aan een lokale Joodse Gemeente ? Het antwoord is duidelijk: ja en nee! Nee, we verschillen niet echt van elkaar: want de bron - het instrumentarium waaruit hij en ik putten - is dezelfde: Thora en Traditie, het eeuwenoude Jodendom dat door G’d, meer dan 3300 jaar geleden op de berg Sinai aan het Joodse Volk en daarmee ook aan de gehele wereld is gegeven: de Bijbel.
En toch verschillen we, want hoewel de bron dezelfde moge zijn, is de Geestelijk Verzorger de tolk, de specialist die weliswaar vanuit de normale Joodse Traditie is opgeleid, maar die in staat is om te vertalen van het normale naar de abnormale/zieke situatie. De Geestelijk Verzorger spreekt een taal, die de gewone rabbijn of dominee niet machtig is, hij spreekt de taal van de medemens met een verstandelijke beperking en de taal van de psychiatrische patiënt. En binnen dit taalgebied kent hij dan ook nog de verschillende dialecten: hij kent het verschil tussen de geronto psychiatrische bewoner, de cliënt die lijdt aan schizofrenie, de borderline cliënt, de cliënt die gebukt gaat onder het post traumatisch stress syndroom etc. etc. Los hiervan is een rabbijn breed, wellicht breder dan een geestelijke van een andere denominatie. Niet omdat hij geleerder is of beter zou zijn, maar omdat een rabbijn meer is dan uitsluitend een geestelijke en een pastor. Hij is ook, en misschien wel primair, een jurist op het gebied van het Joodse recht, een algemeen adviseur en hij is er voor iedereen. Niet uitsluitend voor de leden van de Joodse Gemeente, zij die zich bewust aan de kerkelijke Joodse Gemeente hebben gebonden. Want het jood-zijn is niet gekoppeld aan lidmaatschap. De Jood blijft Jood, ook als hij zichzelf bewust laat uitschrijven. En dus is de rabbijn of de Joods Geestelijk Verzorger breed en synagoge overstijgend. Waarbij de kanttekening dat ook GV’s van andere denominaties zich gewoonlijk breed en kerkoverstijgend opstellen vanwege hun functioneren binnen een Zorginstelling.
Na afloop van een begrafenis van een bewoner van mijn psychiatrisch centrum, komt een man naar me toe. Hij legt me uit dat hij Joods is, bij de begrafenis aanwezig was omdat de overledene zijn vriend was, maar tegelijkertijd geeft hij heel scherp en duidelijk te kennen dat hij niets met G’dsdienst en niets met Jodendom van doen heeft. Hij wil dan ook absoluut geen contact met een rabbijn. Hij weigert nadrukkelijk om met mij te communiceren……Het nam hem meer dan een half uur om mij uiteen te zetten dat hij niet met mij wil spreken.
Daar waar een reguliere rabbijn uiteraard wervend mag en misschien wel moet optreden, dient een geestelijk verzorger heel zorgvuldig te werk te gaan. Het is mijns inziens niet kuis om de situatie van een opname in een psychiatrische setting te misbruiken om de cliënt richting religie te krijgen. Ik vergelijk dat wel eens met de onderduik. Een klein Joods kindje wordt door zijn ouders afgegeven aan goedwillende duikouders. Uiteraard moet door de duikouders alles in het werk worden gesteld om de ware identiteit, het Jood-zijn van hun nieuwe kindje, te verbergen. En dus nemen ze hem mee naar de kerk, en dus gaat het Joodse jongetje naar catechisatie. In 1945 blijken zijn echte ouders niet terug te komen, ze zijn vermoord. Wat doen de duikouders? Vele hebben hun kindje teruggegeven aan de Joodse gemeenschap, maar anderen hebben, vanuit hun visie met de beste bedoelingen en intenties, hun kindje behouden voor hun christendom. Was dat juist ten opzichte van de eigen ouders? Was dit ethisch? Hebben ze gebruik of zo u wilt misbruik gemaakt van de situatie?
De rabbijn/geestelijk verzorger dient ondersteunend te zijn, dienstbaar, maar niet wervend.
Waar was G’d in het concentratiekamp? Waarom gebeurt mij dit wel en hem niet? Moet ik me schuldig voelen? Wacht mij een straf vanwege mijn zonden? En hoe plaats ik mijn handicap. Natuurlijk reikt de geestelijk verzorger tradities aan. Natuurlijk zal hij gebeden uitspreken op verzoek of als hij voelt dat dit tot steun kan zijn, maar steeds weer zal hij voor ogen hebben wie voor hem staat en dat zijn volgeling een verstandelijke beperking heeft of zich gevangen weet in een psychiatrische entourage, ondergedoken is.
Alex: Alex heeft een verstandelijke handicap, maar functioneert best redelijk. Hij kan op zijn niveau een zinnig gesprek voeren. Alex is een paar jaar voor de oorlog geboren. Zijn ouders zijn vermoord in Sobibor. Alex weet niet meer hoe ze eruit zien. Alex is nu op leeftijd en hij begrijpt dat het leven eindig is. Hij heeft een probleem: als ik dood ga en ik kom Boven, zal ik mijn ouders dan ontmoeten en hoe herken ik ze of kunnen ze mij herkennen? Ik mag veronderstellen dat een rabbijn per definitie genoeg know how heeft van de Joodse filosofie en van de Joodse mystiek om deze vraag te kunnen beantwoorden en uit te leggen dat het Boven het driedimensionale overstijgt en dus onze driedimensionale zienswijze niet losgelaten kan worden op Hogere sferen. Op het moment dat ze van G’d een voorstelling hebben, Hem als het ware zien, zitten we fout! De moeilijkheid ligt hier niet zozeer in het hoogdravende filosofische antwoord, maar in het vertalen van de gewone taal naar het niveau van Alex. Die vertaling behoeft een goede en gespecialiseerde tolk, de Geestelijk Verzorger die de taal van Alex heeft geleerd en dus weet hoe hij hem tot steun kan zijn en ook weet hoe te voorkomen dat Alex met een voor hem te hoogdravend antwoord zich nog ongelukkiger gaat voelen.
Inge: Inge is een ambulante cliënt die een af en toe bij de psychiater loopt. Inge is een jonge vrouw, nog niet zolang getrouwd en ze heeft nog geen kinderen. Het is recentelijk duidelijk geworden dat haar ogenschijnlijke zenuwachtige hoestje niet zo onschuldig is als oorspronkelijk werd gemeend. Na van hot naar her te zijn gestuurd, van ziekenhuis naar ziekenhuis, van onderzoek naar onderzoek, van specialist naar specialist blijkt ze een zeer ernstige longaandoening te hebben. Er zal ingegrepen moeten worden, een longtransplantatie lijkt de enige uitweg. Maar die transplantatie zal ook niet zo simpel en oplossend zijn. Vijftig procent kans heeft Inge dat ze de operatie zal overleven en zonder operatie wordt haar nog vier jaar toegezegd. Technisch is het Academische Ziekenhuis dat haar behandeld fantastisch, Inge wordt op alle fronten geholpen, maar de beslissing van wel of niet de operatie ligt uiteraard bij Inge zelf. Maar hoe moet ze beslissen? Kan ze alles goed overzien? Vijftig procent kans om niet te overleven, maar ook vijftig procent kans om gezond te worden! En wie zegt dat die vier jaar inderdaad maar vier jaar zullen zijn? Hoe vaak blijken de voorspellingen niet te kloppen? En wat als het wel klopt? Via de psychiater belandt Inge bij mij: “rabbijn: wat moet ik doen? Wel of geen operatie?” Ik ga heel goed luisteren, ben heel stil en hoor haar verhaal aan. In de loop van het gesprek blijkt Inge tegen orgaandonatie te zijn en dus ook tegen een longtransplantatie. Zij vertelt over haar moeder. Die moeder heeft de hel van het concentratiekamp overleefd. In die hel had ze gezien hoe er van de huiden van vermoorde Joden lampenkappen werden gemaakt. Na de oorlog was ze dus tegen ieder vorm van orgaandonatie. En dus ook haar dochter, Inge. En nu komt er een gedachtesprong die ik niet vat, maar wel aanvaard:” ik ben zo bang dat als ik een long overneem van een misdadiger ik ook een misdadiger word. Ik wil niet profiteren van een crimineel. Ik wil mens blijven en geen onmens worden. Misschien krijg ik wel de long van een man die mijn moeder wilde vermoorden!”
U bent Joods en kent ongetwijfeld de wetten van kasjroet, rituele eetgewoonten, zeg ik aan Inge. Stel op tafel staat een grote pan met kokendhete melk en in die melk valt een stuk kip. Mag de melk dan nog gedronken worden en mag de kip nog gegeten worden? “Natuurlijk niet, want melk en vlees mogen we niet gezamenlijk koken en niet tegelijkertijd eten”, antwoordt Inge. Prima! Nu nog een vraag: stel op tafel staat weer diezelfde pan met kokendhete melk en er loopt een kip over de tafel. Die kip springt in de melk en springt er meteen weer uit. Vergeet even de hygiëne. Mag de soep dan nog gegeten worden? “Uiteraard niet” antwoordt ze, “want de combinatie van melk en vlees is ongeoorloofd!”
Mis! Het verbod om melk en vlees samen te eten geldt uitsluitend ten aanzien van vlees van een dier na de slacht, niet voor een levende kip, vlees dat als het ware nog bezield is. “Heel interessant, dat wist ik nooit”.
Hetzelfde geldt ook voor een crimineel. Wanneer is een crimineel een misdadiger? Als hij in leven is. Als er sprake is van een combinatie van ziel en lichaam. Maar als het lichaam ontzield is, is er sprake van het lichaam van een mens die eens crimineel was, maar het lichaam is geen crimineel!
De les werd begrepen. Inge was bereid om in principe een orgaan te aanvaarden. Nu kon ik beginnen met het beantwoorden van de oorspronkelijke vraag: wel of geen longtransplantatie…waarbij de hamvraag is, om even een niet Jood woord te gebruiken: welk risico is aanvaardbaar en waar liggen de meeste kansen.
En de Eeuwige sprak tot Mozes en Aharon: “dit is de wet van de Tora, die de Eeuwige uitvaardigde. Hij zei: draag de kinderen van Israël op dat ze je een volkomen rode koe brengen, zonder gebrek, waarop nog geen juk gelegd is. Jullie moeten die aan de priester El’azar geven en die moet haar naar buiten de legerplaats brengen en men slacht haar waar hij bij is………Men verbrandt de koe voor zijn ogen……. Een reine man verzamelt de as van de koe . Degene die de as van de koe verzamelt, moet zijn kleren wassen en blijft onrein tot de avond………….Wie een overledene aanraakt zal onrein zijn en zal (door de as van de rode koe) weer rein worden. (num. 19:1-13)
Als het goed is begrijpt u weinig tot niets van bovenvermelde passage uit de Bijbel. De as van een rode koe maakt een onreine rein en degene die belast is met het reinigingsproces, de reine priester, wordt onrein!?
Troost u, want er waren grote Joodse Geleerden uit de tijd van de Talmoed die het ook niet konden vatten: |