Tehilliem 18 is een bijzondere Tehilliem. Hij staat namelijk ook opgetekend in Sjmoel II 22. In feite schijnt die versie in Sjmoe'el II de originele versie te zijn die Dawied Hamelech in zijn jongere jaren zou hebben gecomponeerd. Tehilliem 18, ook wel bekent als Sjierat Dawied, zou aan het einde van zijn leven geschreven zijn.
Dawied Hamelech heeft er voor gekozen deze Tehilliem als de 18e toe te wijzen, omdat hij achttien oorlogen heeft gevoerd: dertien met een nationaal doel en vijf vanuit privéomstandigheden. Verder heeft hij deze Tehilliem geschreven als voor alle jissoeriem [tegenspoed] met de daarbij horende problemen die je in je leven kan overkomen. Door heel zijn leven heen heeft hij deze Tehilliem bij de hand gehouden voor een persoonlijke bevrijding.
Daarom heeft de Gaon van Wilno deze Tehilliem aangesteld als de Sjier Sjel Jom van de 7e dag van Pesach. Harav Gifter legt uit dat de universele en eeuwige natuur van deze Tehilliem passend is op deze dag omdat dit de dag was dat Hasjem de Jam Soef - Rietzee - splitste. Dat was de climax van de bevrijding uit Egypte, de voorbode van de toekomstige bevrijding.
De Tehilliem begint met drie woorden die alle drie met de letter lamed beginnen [lamnetsejach l'eved-Hasjem ledawied]. De letter lamed heeft de getalswaarde van 30. Baal Haturim leert dat deze drie lameds verwijzen naar: de koninklijke stam 'Jehoeda' [getalswaarde 30], volgens Avot 6:6 en Biur Hagra kent het Huis van Dawied dertig voorrechten en op zijn dertigste besteeg Dawied zijn troon [Sjmoe'el/Sam. II 5:4].
Dienaar van Hasjem “L'eved Hasjem... de dienaar va Hasjem...” [pasoek 1]. Deze titel mag je nooit jezelf zomaar toedichten. Je moet dit echt waard zijn. Radak leert dat iemand een 'eved van Hasjem is wanneer hij met al zijn macht, concentratie en interesse in de gezegende Naam van Hasjem plaatst en zijn gedachten bij Hasjem houdt, zelfs wanneer hij zich bezig met wereldse bezigheden. Hasjemlaat iedereen weten dat Dawied Hamelech hier aan voldeed: “Avraham Mijn dienaar, Dawied Mijn dienaar, de profeten Mijn dienaren.” Midrash Shocher Tov leert: wie in benarde situaties heeft gezeten en is op een wonderbaarlijke wijze gered, moet Hasjem beantwoorden met een lied [“hasjierah hazot... dit lied” pasoek 1].
Liefde voor Hasjem Wat betekent eigenlijk “'archamcha [Aramees voor ''ahavta'] ... ik zal van Jou houden...” [pasoek 2]? Liefde voor Hasjem betekent dat je geen poging onbenut laat om dichter tot Hasjem als mogelijk in deze fysieke, materialistische wereld te komen. Zodra iemand zodanig groeit dat hij werkelijke vrees, ontzag voor Hasjem heeft, kan hij op het niveau komen dat hij werkelijk van Hasjem houdt zonder dat hij hiervoor een beloning verlangt [Radak]. Want “Hasjem chizqi... Hasjem is mijn kracht” om mijn jetser hara te overwinnen. Want zoals de Talmoed in Kiddushin 30b stelt: de jetser hara verplettert de mens dagelijks. Alshich leert dat de jetser hara zonder Hasjems hulp niet te verslaan is.
Tien lofprijzingen tegen tien vijanden “Chizqi...mijn Kracht, sal'ie...mijn onneembare Rots, oemtsoedati... en mijn Vesting, oemfalti...en mijn Redder, 'elie.. mijn mijn G'd, tsoerie...mijn Rots, maginie...mijn Verdediger, weqeren jis'ie... mijn Hoorn van redding, misganie...mijn Burcht en oemanoesie...mijn Vluchtweg [dit woord komt voor in Sjmoe'el II 22:2-3] zijn de tien lofprijzingen die Dawied Hamelech voor Hasjem uitte naar aanleiding van zijn tien vijanden [pasoek 3-4]. Vijf Joden: Sja'oel Hamelech, Do'eg, Achitofel, Sheva ben Bichri en Shimi ben Gera en vijf gojiem: Shovach en Goliath met zijn 3 broers. Vandaar dat het Boek Tehilliem met Tehilliem 150 eindigt met tien keer halleloeka's.
Dawied Hamalech werd omringt door vijanden, de weeën van de dood, stormvloeden van goddeloze mensen [pasoek 5-6]. Deze slechte mensen worden vergeleken met de lagere wereld, de sje'ol, omdat zij Dawied Hamelech wilden doden en hem meewilden slepen in de sje'ol. “Moqsje mawet... strikken des doods...” [pasoek 6]. De gematria van moqsje mawet is 902 [456+446]. In Berachot 8a wordt geleerd dat er 903 vormen van dood bestaat. De beste manier om te komen overlijden is de 'mietah sjel nsjiekah... dood door de G'ddelijke kus” die alleen de rechtvaardigen verdienen. Dawied Hamelech bedoelde met de woorden 'moqsje mawet' dat zijn vijanden probeerden hem op 902 manieren te doden. Maar vijanden zullen gedood worden met natuurgeweld, zoals Hasjem wraak op de para'o nam.
Hasjem's 'boosheid' Hasjems boosheid wordt als volgt in menselijke termen uitgelegd, maar dat is allegorisch om Zijn woede een uitdrukking te geven. Hasjem komt met een enorme snelheid Dawied Hamelech te hulp, alsof “wajet sjamajiem wajered...Hij boog de hemelen en daalde af...” en dikke duisternis was onder Zijn voeten. “Wajirkav 'al keroev... Hij reed op een cherub...” Als een koning die in een koets te horen kreeg dat zijn zoon werd ontvoerd en hij een van de paarden van koets eigenhandig pakte, erop sprong en snelde om zijn zoon persoonlijk te redden [pasoek 9-11]. Hasjem verborg Zich in de duisternis. Deze duisternis is een verwijzing naar allerlei jissoeriem die Hij op Dawied Hamelechs vijanden uitstortte. Deze duisternis is niet letterlijk. Het is de duisternis die in de gedachten van de mensen heerst dat omsloten is door vlees en materie, waardoor G'ds puurheid en spiritualiteit niet door zal dringen [kan wel, maar doet het niet]. Dus, de jissoeriem valt op de vijanden als een razende donkere storm, als donkere wolken op hen. “'Avajw 'avroe... Zijn wolken gingen voorbij...”. Midrash Shocher Tov interpreteert dit als verwijzing naar de straf die Hasjem uitdeelde aan de Egyptenaren. Toen Hasjem in gevecht raakte met de Egyptenaren een de Jam Soef – Rietzee, waren Zijn engelen naar beneden gedaald en sommige hadden zich tot aan de tand toe bewapend. Maar Hasjem riep hen terug en zei: “Ik heb geen hulp nodig!” Op dat moment trokken Zijn wolken voorbij [pasoek 12-13]. “Wajar'em basjamajiem... Hasjem donderde naar hen vanuit de Hemel...” Hasjem schiep de machtige donderslag op de eerste plaats om 'de gebogenheid van het hart' recht te zetten. Door een onverwachtse klap, kan iemand die arrogant is direct in een nederige houding gezet worden. In de Talmoed, Chullin 86a, leren wij dat natuurgeweld direct ophoudt wanneer er een tsaddiek in de buurt is. Zo ook toen Rabbi Vhiya en zijn zonen naar Erets Jisrael kwamen. Het land werd geteisterd door aardbevingen, orkanen, bliksem en donder. Opeens hield het op. Daarom stelt de Talmoed dat natuurgeweld in het leven is geroepen om mensen aan te moedigen om tesjoeva te doen. Dit omdat de aanwezigheid van tsaddiekiem de mensen aanzet om nederig te zijn en tesjoeva te doen. Ook “barad wegachalej 'esj... hagel en vlammen kolen” behoren tot dit soort natuurgeweld. Alshich leert dat al ver voor de geboorte van Dawied Hamelech, was Hasjem zijn verschijning al aan het voorbereiden. Dawied is een afstammeling van Moav [via zijn overgrootmoeder Roeth]. Moav is de zoon van Lot die na de vernietiging van Sodom werd geboren. Lot werd gespaard omdat hij de voorvader is van Dawied Hamelech. Daarom werden vuur en zwavel, hagel en donder gebruikt voor de vernietiging van Sodom. Alleen Lot en zijn dochters overleefden de ramp. Daarom dankt Dawied Hamelech Hasjem voor deze redding in de daarom volgende psoekiem [pasoek 14-15]. “Wajigaloe misdot tevel... en de fundamenten van de aarde werden blootgelegd...” [pasoek 16] Rasji leert dat dit een verwijzing is naar het splijten van de Rietzee. Toen dit gebeurde, spleten alle wateren in de wereld tegelijk mee. Daarnaast worden de zeeën de fundamenten van de aarde genoemd [Tehilliem 24:2]. “Jiqacheni... en trok mij ...”. Volgens Alshich is dit een verwijzing naar de engelen die Hasjem zond naar Sodom om Lot te redden, zodat Dawied uiteindelijk geboren kon worden. “Mimajiem rabiem... uit de diepere wateren...” [pasoek 17]. Alshich legt uit dat Dawied Hamelech Hasjem bedankt dat Hij zijn voorvader Nachson ben Aminadav uit de stam Jehoedah, die als eerste in de Jam Soef dook voordat hij spleet, gered had. Toen het water zijn neus bereikte, spleet Hasjem de Jam Soef. Hasjem scheidde het water om Nachson's emoenah [geloof in Hasjem] te belonen. De Yalkut in Parasja Basjallach stelt dat Dawied alleen de troon mocht beklimmen door de verdediging van Nachson. Daarom de woorden Jiqacheni... en trok mij ...mimajiem rabiem... uit de diepere wateren...”.
|