R'Yisrael Salanter was op weg naar een afgelegen stad. Onderweg besloot hij in een klein stadje te overnachten bij een van de plaatselijke herbergen. De herbergier, die direct door had dat hij met een groot talmied chacham [geleerde] te maken had, vroeg aan R'Salantar: "Neem mij niet kwalijk, maar bent u toevallig een sjocheet [ritueel slachter]? U moet weten, ik heb een koe op stal staan die gesjecht [geslacht] moet worden, maar het probleem is dat wij geen sjocheet in ons stadje hebben. Normaliter neem ik hetgeen wat gesjecht moet worden naar een nabijgelegen stadje om het daar te laten sjechten, maar als u toch een sjocheet bent, bespaart u mij de reis."
"Nee, ik ben geen sjocheet," zei R'Salanter.

Uurtje later liep R'Salanter naar de herbergier en vroeg: "Misschien bent u zo vriendelijk om mij een roebel [munteenheid] te lenen?"
"U een lening geven?" vroeg de herbergier verbaasd, "maar ik ken u niet. Hoe weet ik zeker dat u mij die roebel terugbetaald?"
"Hoor nu goed wat u zegt", zei R'Salanter. "Wanneer het om het uitlenen van geld gaat - zelfs zo'n klein bedrag als één roebel - heeft u geen vertrouwen in mij omdat u mij als een vreemde beschouwd. Maar wanneer het om het sjechten van uw koe gaat, vertrouwt u op uw eerste indruk hoe u over mij denkt, terwijl u geen enkel idee hebt wie ik ben. Sjechitah kent heel veel halachot [wetten]. Waarom was u zo zeker ervan dat ik genoeg jirat Sjamajiem [vrees voor de Hemel] bezit om een geschikt sjocheet te zijn?"

Bron: A Shabbos Vort: A Collection of Thought, Stories and Parables on the Weekly Parashah van Rabbi Yisrael Bronstein

©Jodendom-online 2016