Aan het einde van de Schepping, op de zesde dag, zegt de Tora dat alles tov meod- zeer goed -was. De Midrash leert dat tov- goed -voor de jetser hatov [de goede neiging] staat en dat tov meod voorde jetser hara' - de slechte neiging – staat.
Hasjem heeft twee engelen geschapen. De ene engel zorgt voor jouw welzijn. Hij wijst je de goede kant op en hij zal ten gunste van jou op het Dag van het Oordeel spreken. Hij is de spirituele jetser hatov, de goed neiging. De andere engel is het tegenovergestelde. Hij is naar jouw ondergang uit. Hij zal je op de Dag van het Oordeel aanklagen en ieder detail wat je fout hebt gedaan tot grote overduidelijke zonden aanhalen. Ook de verkeerde gedachten en verkeerde spraak zullen aan de orde komen. Hij haalt zijn kracht uit onreinheid en duisternis die door Hasjem is geschapen: "Wie formeerde licht en creëerde duisternis?" [Jesjajahoe 45:7].
Deze engel is de jetser hara' - de spirituele slechte neiging – en wordt ook wel de Satan genoemd.
Fysieke duisternis is eigenlijk de afwezigheid van het licht. Maar spirituele duisternis is door Hasjem een specifiek gecreëerd fenomeen. Het doel van spirituele duisternis is om de goede daden en het licht te openbaren. Zonder die duisternis zouden goede daden en het licht niet op te merken zijn.
Dat licht is heiligheid - Kedoesja - en staat voor leven. Onreinheid is dus duisternis en staat voor dood. Hasjem zegt: "Zie, Ik heb voor je gelegd leven en goed, en dood en slechtheid." [Dwariem/Deut. 30:19]. En dat is de keuze die we dagelijks op ieder moment van de dag hebben. Deze keuze is de vrije wil – bechirah. En verder hebben we geen vrije wil in; ook al denken wij van wel. Alles wordt namelijk bepaald basjamajiem: waar je geboren wordt, gezond of ziek, man of vrouw, met wie je trouwt, hoeveel kinderen, jouw inkomen, waar je werkt, hoe lang je daar werkt, alles. Alles wordt dus bepaald behalve de keuze voor leven of dood. Ieder jaar tijdens Rosj Hasjana – 'Joods Nieuwjaar' – wordt alles beoordeeld, tot de cent toe wat jouw inkomen voor het komend jaar zal zijn. Daarom heeft het geen zin om keihard te werken om meer te verdienen. Maar er wordt meer beoordeeld op Rosj Hasjana: maar ook of je nog een jaar te leven hebt.
Maar op Rosj Hasjana wordt dus niet bepaald of jij voor goed of voor kwaad kiest.
Rav Dessler zegt het zo: "Vrije wil is de valide keuze die alleen genomen kan worden op de grens tussen die krachten van goed en kwaad in iemands persoonlijkheid". Het punt dat je bewust moet kiezen of je naar het goede getrokken wilt worden of naar het slechte heet bechirapunt. Bechirahpunt is het punt van de vrije wil. Het is dus het niveau of ieders individuele vrije wil. Kies je voor goed, het leven of kies je voor het kwaad, de dood.
Maar waarom wordt het kwaad – de jetser hara – in de Midrash tov meod, zeer goed genoemd?
De Miggid van Dubno [1740-1804] geeft middels een parabel inzicht. In zijn tijd bestonden er geen koelkasten. Na een paar dagen begon vlees al van geur en smaak te veranderen. Wanneer je in een herberg kwam en je kreeg een stuk vlees wat goed gekruid was voor geschoteld, dan kon je eigenlijk weten vlees niet meer goed was. De werkelijke kwaliteit van het vlees werd dus door de kruiden verborgen.
Hasjem schiep de wereld en gaf de mens de essentie van het leven. Alleen wilde Hij wel dat de mens vrije keuze had om te kiezen voor die essentie van het leven, emet, kedoesja [waarheid, heiligheid], of het tegenovergestelde. Uiteraard wanneer het kwaad overduidelijk is, zou een wel denkend mens deze vermijden. Hiermee is er volgens Rav Dessler geen werkelijke sprake van vrije keuze. Als je van te voren weet dat wanneer je een bepaalde route zou nemen en overvallen zou kunnen worden, dan is er geen sprake van vrije wil wanneer je een alternatieve route kiest? Daarom heeft de Kadosj Baroech Hoe het kwaad flink "gekruid" zodat het kwaad tov meod- zeer goed – moet lijken. Hiermee kunnen duidelijk stellen dat als iets tov meod is in jouw ogen, je erg moet oppassen. Het kan een indicatie zijn van iets [heel] slechts. De essentie van de goede bechira is het erkennen van het unieke en onverdeelbare natuur van emet - waarheid. Dit is in praktijk het erkennen van Hasjem. De Chazal zeggen namelijk niet voor niets dat de jetser hara' een afgod in iemands hart is en degene die naar zijn jetser hara luistert beschouwd moet worden als afgodendienaar [Yerushalmi Nedarim 9:1].
Er zijn best veel Charediem die lasjon hara- verboden spraak - spreken,maar realiseren de ernst van deze zonde niet, laat staan het gevolg in dit leven en in Olam Haba. Ondertussen zal geen haar op hun hoofd zich af te vragen om bijvoorbeeld de Sjabbat te overtreden of deze niet strikt genoeg te houden. De jetser hara zal hen daarop niet testen of op gebied van de dagelijkse tefillot - gebeden - of het leggen van tefillien en dragen van tsitsiet. |