"Een rechtvaardig persoon zal leven door zijn emoenah [geloof]" [Chavaqoeq/Hab. 2:14]. Wanneer je dus de woorden van de profeten en Geleerden ter harte neemt, zal je weten dat dit dus de tijd is van ikvesa d'mosjiach, de voetstappen van de Mosjiach. Dit is het eindstadium van de ballingschap met de signalen en tekenen van de komst van de Mosjiach. Wij mogen ons berusten in het feit dat wij niet bang of verbijsterd hoeven te zijn nu de gebeurtenissen zich langzamerhand aan het ontvouwen zijn. Het laatste offensief naar de verlossing is namelijk gebed. Ook de Bnej Noach [niet-Joden] zijn verplicht te dawnen – bidden – in zulke tijden van gevaar [bron]. De Sefer Halkrim Maamar 4 hoofdstuk 16 zegt dat een ieder die gelooft in Hasjems voorzienigheid in ons dagelijks bestaan, moet [ook] geloven dat tefillah – gebed – hem kan redden uit de problemen. Een ieder die in tijd van nood niet dawent, heeft een gebrek in geloof in Hasjems continue toezicht of Zijn macht om te helpen. Door gebed en het uitroepen naar Hasjem, wordt je gered [zie Sjmot/Ex.2:23; Sjoftiem 6:7].
Emoenah is niet zomaar 'geloof' in Hasjem en dat alles van Hem komt. Emoenah is een gevoel van absolute zekerheid, waardoor er geen ruimte in iemands hart is voor twijfel of wat dan ook. Dit aldus Rav Dessler die Rav Yerucham Levovitz van Mir citeerde. Al onze problemen die we als individu en als volk ondergaan, zijn stuk voor stuk gevolgen van onze awerot – zonden. Tefillah is ook een krachtig middel om vergiffenis bij de Kadosj Baroech Hoe te krijgen zodat de bevrijding snel zal komen. Je moet dus je emoena en bitachon [vertrouwen] sterken. Dit geldt voor Joden én voor niet-Joden. Voorbeeld is dat de mensen in Nineve – allemaal niet-Joden – tesjoeva [tot inkeer komen] moesten doen om niet door Hasjem vernietigd te worden. Zacharjah 14:16 leert dat degene van de andere volkeren – dus niet-Joden – zich afzijdig houdt van anti-Israel propaganda, antisemitisme en Jeroesjalajiem niet aanvalt [dus tegen de opdeling zijn van Jeroesjalajiem omdat je die stad erkent als de hoofdstad van Hasjem en Zijn volk]; déze niet-Joden zullen in de tijd van de Mosjiach ieder jaar [de berg] opstijgen om te buigen voor Hasjem, maar ook om Soekkot te vieren.
In Nesivot Olam Nesiv Haavodah hfst 3 legt de Maharal uit dat de basis van tefillah geloof en hoop “'al 'avinoe sjebasjamajiem” is. We moeten [ook] voor onze dagelijkse behoeften tot Hasjem wenden en ons volledig aan Hem afhankelijk stellen. Door te dawnen [ook niet-Joden zijn verplicht te dawnen in tijd van nood] worden we herinnerd aan het feit dat wij niet verantwoordelijk zijn voor onze [levens]successen. Het zijn onze tefillot – gebeden – dat gevoed worden met emoenah in Hasjem wat tot de uiteindelijke verlossing zullen leiden.
Rav Mattisyahu Chaim Salomon sjlita leert ons over de dageraad van de verlossing op de volgende wijze. “Wanneer Hasjem ons wilt bevrijden, maar ontdekt dat de verdiensten niet toereikend zijn om de verlossing te rechtvaardigen, dan intensiveert Hij de duisternis [zie ook de Maharal in Netzach Yisrael, begin van hfst 36]. Zodra het lijden van het volk een ondragelijk niveau bereikt, zullen bepaalde mensen aanleiding zijn tot verlossing. Onze tijd mogen we zeker kwalificeren als een periode van intense duisternis. Het Joodse volk als geheel zit in een hachelijke situatie, wordt van alle kanten aangevallen, vervolgd, mishandeld en belasterd. In Joodse huizen over de hele wereld bestaat een ongewoon hoeveelheid lijden. Overals om ons heen zien wij hartzeer en nog eens hartzeer.”
Hasjem heeft deze wereld verduisterd en veel leed gezonden waaraan we niets tegen kunnen doen. De moeilijkheden zijn geen straffen, maar natuurlijke gevolgtrekkingen – consequenties – van ons gedrag maar ook het gedrag van de niet-Joden, waardoor we allen [Joden en niet-Joden] worden aangespoord om te dawnen. Juist nu laat Hasjem de noodzaak van tefillah zien om verlost te worden. De moeilijkheden brengen ons naar hogere niveaus van tefillot om dichter tot Hasjem te komen, maar ook dat we meer naar onze naaste omkijken met een hogere mate van passie.
De Chazal leren dat onder andere tefillot het toppunt is waarop de wereld staat. Waarom gaan wij daar bijna allemaal zo laks mee om? Is het dan ook niet gek dat het nu zo ver is gekomen waarin wij nu staan? Als we hoofdpijn hebben, pakken we liever een paracetamol dan dat we dawnen. Niets mis mee om bij hoofdpijn een pijnstiller te gebruiken, echter je hebt tefillah nodig om deze te laten werken. Rav Mattisyahu Salomon leert in het voorwoord van Halachos of Refuah on Shabbos dat wij allemaal weten dat niet de medicijn is dat ons geneest, maar Hasjem Jisbarach: “het zijn niet de medicaties die effect hebben, het zijn de tefillot die de medicijnen vergezellen dat voor effect zorgt”. De erkenning van Hasjems betrokkenheid, zelfs in dagelijkse beslommeringen, is volgens Rav Chaim Friedlander een hogere niveau van emoenah [Sifrei Chaim, Middot Va'avodas Hashem, vol. I pag. 507].
Emoenah is een essentieel stuk 'bagage' van het Joodse volk die wij tijdens onze levensreis moeten dragen. Zowel Rabbenoe Bachayah als de RaMBaN leggen uit dat emoenah de meeste belangrijk aspect is van alle mitswot en het fundament is van de hele Tora [R'Bachayah, Sjmot 14:31; Kad Hakemach, Emunah]. De RaMBaM getuigt van de enorme kracht van emoenah met de volgende woorden: "Het is voor mij het allerbelangrijkste om de fundamentele concepten van emoenah uit te leggen dan al het andere waarin ik onderwijs." De Gaon van Wilno leert dat het een belangrijke reden is dat de Tora gegeven is om emoenah en bitachon [G'ds vertrouwen] in het Joodse volk te leggen [Misjle/Spr. 22:19].
Emoenah is een Toragebod voor Joden en niet-Joden Nogmaals: emoenah is niet zomaar 'geloof' in Hasjem en dat alles van Hem komt. Emoenah is een gevoel van absolute zekerheid, waardoor er geen ruimte in iemands hart is voor twijfel of wat dan ook. Dit komt op het volgende neer. We zijn erg goed in vragen wat we willen: geld, gezondheid. Geef Hem een reden iets te geven in plaats van het te misbruiken wat Hij geeft (geld verkeerd uitgeven bijvoorbeeld aan onzinnige dingen in plaats van verzorging en Tora). Hoe krijg je echte emoenah? Dit gaat namelijk niet over één nacht waarmee je vervolgens wakker wordt. De RaMBaM begint in de Mishneh Torah met de mitswa van emoenah [wat ook verplicht is voor de niet-Jood] en noemt deze “de grondlegging van ons fundament waarop onze Tora en Avodah Hasjem [dienen van Hasjem] is gebrouwd”. In Hilchot Yesode Hatorah 1:6 zegt hij namelijk dat emoenah een specifiek Toragebod is door haar woorden “Ik ben Hasjem jullie G'd”.
Daarom stelt Rav Dessler in zijn Michtav M'Eliyahu Vol.III pag. 161 dat iemand die niet aan zijn emoenah werkt, niet begrijpt wat geloof is. Een persoon is als een veld. Ondanks het harde werk en veel geploeg en beplanting, blijft het nog steeds erg moeilijk om goede kwaliteit te produceren. Om goede kwaliteit emoenah te produceren, moet iedereen daar onafgebroken aan emoenah werken [Shaarei Teshuvah Shaar 2]. Emoenah is dus niet, zoals de meesten denken, slechts geloof in Hasjem als Enige Schepper. Emoenah eist erkenning van Hasjems rol in iedere gebeurtenis. Van grote historische gebeurtenissen tot ogenschijnlijke onbelangrijke persoonlijke akkefietjes en momenten. Dít concept wordt ook hasjgachah partit – Hasjem heeft onafgebroken supervisie over Zijn Schepping van het ene moment naar de andere – genoemd. Niets gebeurt bij toeval, maar alleen omdat Hij dit wilt.
Zoals R'Yechezkel Levenstein uitlegt: “zoals Alleen Hasjem de wereld heeft geschapen, zo leidt Hij Alleen de wereld”. Dit is moeilijk voor een menselijk brein om dit te bevatten, omdat het erop lijkt alsof de wereld op het systeem “Oorzaak en Gevolg” draait. Dat systeem lijkt afhankelijk hoe mensen gebeurtenissen in hun leven interpreteren. Ook lijkt dat systeem resultaat te leveren door acties en karaktertrekken van de mensen. Ondertussen is het wel Hasjem Die dit systeem door middel van natuurwetten en wonderen de wereld bestuurt zoals Híj het wilt en niets anders.
Emoenah sichliet en emoenach choesjiet We moeten volgens de Steipler eerst onderscheid maken tussen 'oppervlakkige' emoenah [slechts geloof in het bestaan van Hasjem] waar de meeste mensen ervaren [maar waarmee je de strijd niet redt]. Deze oppervlakkige emoenah heet emoenah sichliet. Deze oppervlakkige emoenah is een intellectuele emoenah. Men heeft een intellectueel besef dat iets waar is, maar men heeft niet de kennis om het 'een deel van hen' te maken. Bijvoorbeeld. Veel rokers weten dat roken de gezondheid schaadt en dodelijk kan zijn. Toch blijven zij roken, want dat intellectuele kennis is niet een geïnternaliseerd onderdeel van hun besef geworden. Met andere woorden. Mensen hebben een intellect besef dat Hasjem de Schepper is van alles wat leeft en bestaat, maar Zijn inbreng op hun leven – letterlijk van een split second op de volgende split second – is geen onderdeel van hun besef. En hetzelfde geldt voor de massa's van mensen die openlijk toegeven dat in Hasjem en Tora geloven, maar aan hun dagelijks leven is dit niet te zien.
Dan heb je emoenah choesjiet. Dat is een hoger niveau van emoenah waar de emoenah sichliet in iemands bewustzijn doordringt, waardoor hij 'het' beseft. Het is geloof in hasjgachah partit van seconde op seconde. De Steipler gebruikt deze onderscheiding om een moeilijke Rasji beantwoorden. Rasji merkt namelijk op dat Noach weinig emoenah had. Hij geloofde wel en geloofde niet dat de Malboel - Zondvloed- zou komen. Hij ging zelf de Ark niet binnen totdat hij door het water gedwongen werd deze binnen te gaan. Hoe kon Noach een gebrek aan geloof in Hasjem hebben als Hasjem Zelf Noach had verteld dat er een Malboel zou komen? Het antwoord, zegt de Steipler in Bircas Perez Parashas Noach, is dat Noach zeker over deze kwestie geen gebrek had aan intellectuele emoenah. Hij had het zelf meegemaakt dat Hasjem hem dit vertelde en opdracht gaf de Ark te bouwen.
Echter, Noach had een zeker gebrek aan emoenah choesjiet. Hij had van G'ds Plan geen onderdeel gemaakt van zijn eigen besef. Waarom maakt de Steipler deze onderscheid tussen emoenah sichliet en emoenach choesjiet? Het onderscheid zit volgens sommige geleerden in de Jood en de niet-Jood.
Sommige geleerden menen dat niet-Joden voldoen aan het gebod 'emoenah' wanneer ze alleen de emoenah sichliet bezitten. Dit zouden we kunnen terugvinden in Sjmot/Ex. 7:5; 7:17; 8:6, 18; 9:6 en 14:18 waar wordt gesproken dat “de mensen zullen erkennen dat Ik Hasjem ben.” De plagen volstonden om de Egyptenaren Hasjem te doen erkennen. Maar voor Joden is dat zeker niet voldoende. Emoenah choesjit werd bij Mattan Tora in ons volk geworteld. Dus de niet-Jood moet [op zijn minst] de intellectuele emoenah hebben, maar bij de Joden ligt - als G'ds uitverkoren volk – de lat hoger en wel de emoenah choesjiet. Aldus sommige geleerden.
De sleutel om emoenah choesjit te krijgen is daarnaast het herinneren dat iedere gebeurtenis basjamajiem – van Hasjem – is. Wat het ook is: een financiële strop, kiespijn, files, beledigingen, maar ook kadootjes zoals een zakelijk succes, herstel van ziekte, een familie simcha, financieel meevallertje – het komt allemaal uit Eén Bron en dat is Hasjem. Alles, werkelijk alles wat je op een dag meemaakt, hoort, ziet, voelt, komt van Hasjem. Zodra je in iedere gebeurtenis Hasjems hand ziet, zie je dat ook in de kleinste details. Zoals eerder geleerd, emoenah sichiet volstaat bij een niet-Jood. Tot aan de jetsiat Mitsrajiem – uittocht uit Egypte – hadden de meeste Joden ook alleen emoenah sichiet. Maar jetsiat Mitsrajiem was de eerste krachtige persoonlijke ervaring van Hasjem onder 3.000.000 Joden. Geloof in de Schepper en Zijn schepping is 'slechts' emoenah sichiet, omdat er bij de Schepping geen ooggetuigen aanwezig waren. De jetsiat Mitsrajiem werd emoenah pas een persoonlijke ervaring: emoenah choesjiet.
|