Je mag geen vlees bereiden met melk. Drie maal lezen wij deze pasoek in de Tora. Het eerste leert dat we vlees niet mogen bereiden met melk, het tweede leert ons dat wij geen vlees mogen eten met melk en het derde toont aan dat wij geen voordeel mogen halen uit het bereiden van vlees samen met melk. Het mag niet eens aan jouw hond gegeven worden. Choelin 15a Al in Bereesjiet/Gen. 7 wordt er onderscheid gemaakt tussen rein en onreine dieren. Al wat hoeven heeft en waarvan de hoeven gespleten zijn, wat herkauwend is onder het vee, dat kunt gij eten (Wajjikra 11:3). We zien hier een dubbele noemer: gespleten hoeven EN herkauwend. Een rund en een schaap herkauwen en hebben gespleten hoeven, maar een haas en een zwijn of een kameel weer niet. Gevogelte is over het algemeen toegestaan, mits het niet onder de vogels valt die in Wajjikra 11:13-19 bekent staan als treife: ... deze zult gij verafschuwen onder de vogels.... RaMBaN zegt: „de vogels en vele zoogdieren - die door Tora verboden zijn om te eten - roofdieren zijn, terwijl de toegestane dieren dat niet zijn; ons wordt opgedragen die dieren niet te eten, zodat wij die eigenschappen niet in onszelf zullen absorberen." We mogen concluderen dat een koe, schaap, geit, ree, hert, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en duiven geoorloofde dieren zijn. In Wajjikra 11:9 leren wij dat wij alles uit het water mogen eten wat vinnen en schubben hebben. Ook hier zien wij een dubbele noemer. Alle schelp-, schaal- en kruipende dieren zijn treife. De bovenstaande toegestane dieren - behalve vis - dienen wel op een bepaalde wijze geslacht te worden. Is dit door een niet Joodse slager gebeurd, dan ook is dat stukje kip of rund niet kosjer, maar treife. De dieren worden volgens een speciale procedure door de sjocheet (een G'dvrezende, vrome en hoog geschoolde slachter) geslacht, dat sjechita genoemd wordt. Het keeltje van het dier wordt op een precieze wijze pijnloos doorgesneden. Het mes - chalaf - is een vlijmscherp, braamvrij en glad. Hierdoor wordt het kopje van de romp met één snee in een keer gescheiden. Het dier verliest direct zijn bewustzijn (doordat de luchtpijp en de slokdarm direct tegelijk worden doorgesneden) en het meeste bloed stroomt direct uit het lijfje. In Wajjikra 17:10-14 lezen wij dat wij geen druppel bloed mogen eten, want in het bloed zit de ziel. Na het slachten worden maatregelen getroffen om de rest van het bloed te verwijderen. Binnen 72 uur na het slachten, moet al het bloed afgevloeid zijn uit het vlees door een speciale methode van weken en zouten (Tegenwoordig wordt het meeste kosjere vlees verkocht, waar het bloed al is uitgetrokken). Het verbod op bloed geldt ook voor álle dieren. Een ander manier van slachten is niet geoorloofd en zorgt ervoor dat een kosjer dier na het slachten niet meer kosjer is. Vis vereist geen sjechita. Na het slachten is het vlees nog niet kosjer. Het dier wordt geheel op gezondheid gecontroleerd, wat nikkoer (poorsjen; „ontzenuwing" ) wordt genoemd. Zijn de longen bijvoorbeeld sterk gehecht? Dit alles betreft voorts de verwijdering van bepaalde verboden bloedvaten en zenuwen en vetten van rund- en kleinvee. Zij komen zeer veel voor in de achterbout van het dier, en ten gevolge van de ingewikkeldheid om ze te verwijderen, wordt dit deel van het dier in het algemeen niet verkocht als kosjer. Heupgedeelten van een kosjer dier is in verband met Bereesjiet/Gen. 32 niet geoorloofd te eten. Ja'akov werd in een worsteling met een engel op het gewricht van zijn heup geslagen, waardoor het verwrongen werd. Dus een biefstuk is überhaupt niet geoorloofd. Het is verboden een bepaald gedeelte van het vet van een geoorloofd dier te nuttigen dat in de tijd van de Tempel bestemd was om geofferd te worden op het altaar. Betreft melk en eieren: de Talmoed heeft daaromtrent één vuistregel: Wat afkomstig is van een kosjer dier is kosjer; wat afkomstig is van een niet-kosjer dier is niet kosjer. Eieren moeten zorgvuldig worden nagekeken voor gebruik, om er zeker van te zijn dat er geen plekjes bloed in zitten. |