‘Het lijkt of ik weet ik niet hoe lang van huis ben, terwijl het nog maar een halve dag is. Wel vroeg ik mezelf bijna af: Binyomin, waar begin je aan? Hoewel ik zelf er niet zozeer aan heb gedacht en van nature eigenlijk nooit bang ben, kreeg ik van diverse kanten te horen dat het toch wel erg moedig is dat ik naar Oekraïne durf te reizen.
Goedbedoelende vrienden wezen mij op het gevaar dat heerst in bijvoorbeeld Marioepol, waar op enige kilometers afstand de oorlog dagelijks zijn tol opeist. Maar ja, denk ik dan, wat dan met rabbijn Mendel Cohen die daar met zijn lieve vrouw en kindertjes woont?! Moet ik het nalaten om hem te bezoeken omdat ik bang ben? Bovendien bepaal ik zelf nauwelijks waarheen wij gaan. Wij, dat zijn Koen en ik. Koen is de man van Christenen voor Israël (CvI) die ik ga introduceren aan diverse rabbijnen die op de een of andere manier hulp kunnen gebruiken. Steun om een massagraf een enigszins waardig aanzien te geven.
Of voedselpakketten voor de achtergebleven Joden in Donetsk, waar de rabbijn, die we vrijdagochtend hopen te ontmoeten, niet meer terug kan naar zijn Joodse gemeente en naar het prachtige synagoge-complex dat hij na jaren investering heeft moeten verlaten omdat hij in Donetsk tot persona non grata is verklaard. Maar hij gaat verder met zijn werk en wij gaan kijken hoe we hem kunnen helpen. Koen is dus de hoofdman van de twintig lokale vrijwilligers, de projectleider die kijkt waar er gedaan kan worden en hoe het moet worden uitgevoerd.
Maar wat met mijn angst? Er werd mij zelfs fijntjes gewezen op mogelijke ontvoering en de vraag werd er meteen aan gekoppeld wie dan wel bereid zou zijn om voor mij losgeld te betalen… Lekker bemoedigend begin dus. Maar lieve lezer van mijn dagboek: ik ging vandaag, zittend in de diverse vliegtuigen, redelijk gebukt onder angst: zou mijn koffer wel aankomen? Op Schiphol had men mij met nadruk erop gewezen dat ik in Kiev mijn koffer moest ophalen en van de ene band op de andere band moest leggen. Maar er was geen koffer te zien. En mijn afspraak zat boven te wachten. Een jonge enthousiaste rabbijn die mij zou ontmoeten in de twee uur wachttijd tussen de aankomst uit Amsterdam en het volgende vliegtuig maar Dnjeprpetrovsk. Uiteindelijk is mijn koffer behouden en wel in die stad aangekomen om 21:00 uur, en ik ook.
De tandarts die naast mij zat in het vliegtuig had ook diep respect voor mij. In Marioepol sneuvelen per dag gemiddeld tien soldaten, wist hij mij te vertellen. Maar hij kreeg mij niet bang, want ik was teveel bezorgd over mijn koffer. Die koffer had dus een obsessie kunnen worden. Die jonge rabbijn en zijn vrouw heb ik niet echt kunnen helpen, maar ik heb ze wel aan het denken gezet. Zij willen weg uit Kiev, te ingewikkeld, teveel assimilatie, teveel spanning en dus te weinig een gevoel van “ik ben nuttig bezig”. En terwijl ik weer in een of andere rij sta te wachten om aan boord te gaan of juist van boord, spreekt iemand mij aan in het Jiddisj. Een oude man, zo uit de indrukwekkend grote historie van het Oekraïense Jodendom gestapt. Een paar vriendelijke woorden van mijn kant, en ik heb weer iemand mogen steunen door gewoon begripvol en vanuit mijn nesjomme, mijn ziel, naar zijn nesjomme te spreken. Letterlijk betekent nesjomme inderdaad “ziel”, maar het is veel meer dan ziel alleen, het is eeuwenlang gezamenlijke geschiedenis, vervolging na vervolging. Het is een gevoel van diepe verbondenheid, terwijl je elkaar voor het eerst ziet. Ik heb mijn doel van mijn reis al bereikt, door die paar woorden Jiddisj te hebben gewisseld met de oude man.
Op het vliegveld van Djneprpetrovsk staan Koen en Max mij op te wachten. Max is het hoofd van de Jewish Agency in Oekraïne. Hij helpt Joden die naar Israël willen gaan. Hij regelt de papieren, verzorgt de opvang vooraf en na aankomst in het Beloofde Land. Hij en Koen werken al jarenlang samen. En ik mag een bijdrage leveren. Max vliegt morgen om zeven uur in de ochtend naar Duitsland, maar wil mij nog even zien en spreken. Hij gaf aan hoe belangrijk mijn aanwezigheid hier is, zichtbare betrokkenheid vanuit een opperrabbijn uit Nederland. Dat wordt als zeer bemoedigend ervaren, maar niet alleen voor de Joodse gemeenschap. Ook de niet-Joodse vrijwilligers moeten af en toe een bemoedigend schouderklopje krijgen, even warm worden toegesproken, even een signaal dat ze goed werk doen. Wat ben ik dankbaar hier te mogen zijn, maar ik duik nu mijn bed in.
Morgen staan er belangrijke ontmoetingen op het programma van Koen. En ook honderden kilometers over wegen die wij in Nederland niet wegen zouden noemen, maar gewoon kuilen. De tandarts die naast mij zat in het vliegtuig, een jongeman uit Djneprpetrovsk, gaf mij duidelijk te verstaan dat corruptie in dit land groot is, het verschil tussen arm en rijk immens, en diefstal schering en inslag. Maar gelukkig kreeg ik toch nog aan het eind van de reis mijn koffer terug en… alles zat er nog in, zelfs mijn computer!’
Bron: Jonet
©Opperrabbijn Jacobs 2017 |