<i>'Bent u wel of niet een creationist?</i>
Die vraag hadden de leerlingen van 5VWO mij gesteld.
Ik noemde toen de naam van Dr. Louis De Lange z.l. die bioloog was, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Wetenschapper, filosoof en diep gelovig. Dit is het artikel dat ik voor de klas achterliet.
Door dr. L. de Lange z.l.
Verbonden aan de Universiteit van Amsterdam
Medeschrijver van BADÈRECH, op weg naar praktisch Joods leven
29 juni 1973/29 siewan 5733
Aan de muur op een meter afstand van de plaats, waar het jongetje in de brietmiela-besnijdenis van Awraham werd opgenomen, hing een affiche van de film ‘Bij de beesten af’.
Het zal wel ‘toeval’ zijn geweest, maar dan wel een merkwaardag. De boodschap van deze film is: de mens is één van de miljoen diersoorten. Zijn gedrag is volkomen vergelijkbaar met, en verklaarbaar uit, het hunne. En in flagrante tegenstelling hiermee de idee van het uniek-zijn van de mens.
Uniek door het bezit van twee extra’s, zoals zo duidelijk staat beschreven in Bereesjiet-Genesis: de kennis van goed en kwaad en de vrije keuze tussen beide.
Later in het artikel van dr. De Lange: Zo heeft bijvoorbeeld de biologie geen enkel bewijs geleverd tegen de gedachte van een door G.d bepaalde evolutie. Er zijn daarentegen vele argumenten aan te ontlenen, die een ‘richting gevend principe’ hierbij aannemelijk maken.
De argumenten tegen de mechanistische hypothese - waarbij de evolutie berust op toevallige mutaties (erfelijke veranderingen) en hierop aangrijpende natuurlijke selectie - moet ik hier beperken tot enkele duidelijk aansprekende voorbeelden en deze bovendien op gesimplificeerde wijze voorstellen. Het gaat mij er hier slechts om het misplaatste ontzag aan te tasten, dat bij niet-vakgenoten vaak heerst voor ‘de ‘ biologie, die ‘bewezen ‘ zou hebben, dat er voor G.ddelijke schepping in deze wereld geen plaats zou zijn.
Daar is dan allereerst het argument, dat de selectieve waarde van de eerste stadia van nieuwe organen veelal twijfelachtig is. Ook voor biologen levert bijvoorbeeld een gecompliceerd orgaan als het oog in dit verband grote problemen op, omdat talloze mutaties nodig waren, die pas tezamen een voordeel zouden opleveren. Alléén een oogzenuw of een hoornvlies zijn waardeloos. Hier is zogenaamde co-evolutie vereist, dus mutaties in geheel verschillend orgaanstelsels, die pas samen een nuttig effect hebben.
Dit zelfde probleem doet zich voor bij de ontwikkeling van het instinctieve gedrag, dat noodzakelijk is om verkregen lichamelijke aanpassingen ook werkelijk te gaan gebruiken. Iets dergelijks heeft men ook bij wederzijdse aanpassingen tussen verschillende organismen, bij insecten-bestuiving van bloemen, bijvoorbeeld.
Voorts noem ik het argument, dat de bekende mutaties - die het materiaal voor de selectie moeten leveren - meestal ziekelijke afwijkingen zijn en bovendien meestal dodelijk in erfelijk zuivere vorm.
En hieraan zou dat ongelooflijk gecompliceerde en harmonische samenspel van moleculen, cellen en organen, dat het leven van het organisme mogelijk maakt, alsmede zijn aanpassingen om dat leven te handhaven in een eraan vijandig milieu en het door te geven aan nieuwe generaties te danken zijn?!
En ten slotte ook het bewustzijn van de mens, met de daarmee samenhangende verschijnselen als wetenschap, filosofie en G.dsbewustzijn, alsmede bijvoorbeeld muzikaliteit, verschijnselen, die biologisch gezien bovendien geen selectieve waarde bezitten.
Beste 5VWO-ers,
Dit is het artikel – een deel ervan – waarover ik sprak en dat ik voor jullie heb achtergelaten.
Met de hernieuwde opdracht de steeds opnieuw gestelde vraag te beantwoorden:
‘Evolutie – hoeveel procent waarschijnlijk; hoeveel procent onwaarschijnlijk?’ |