Op radio en televisie hoor en zie je regelmatig allerlei mensen praten over de hemel, hel, dolende zielen, reïncarnatie en wat dies meer zij. Hoe denkt het jodendom over zielsverhuizing?
Hoewel de filosoof Jehoeda Halevi (1095 - 1150) en de wetsschrijver Maimonides (1135-1204) de transmigratie van zielen niet beschrijven en Rabbi Awraham, de zoon van Maimonides het begrip Gilgoel of reïncarnatie verwerpt, is reïncarnatie een bekend fenomeen in de Kabbala. Gilgoel wordt in de vroegste mystieke werken besproken, zoals in Sefer Habahier, dat tegen het einde van de twaalfde eeuw gepubliceerd werd. De vers uit Spreuken (1:4): "De ene generatie verdwijnt en de andere generatie komt" betekent, dat de generatie die nu verdwijnt meteen ook de zielen levert voor de komende generatie. Hoewel in de filosofische literatuur het woord ha'ataka - overbrenging - de gebruikelijke term was voor reïncarnatie, kwam later de term Gilgoel in zwang, hetgeen letterlijk 'voortrolling' betekent. De leerlingen van Rabbi Jitschak de Blinde en de kabbalisten van Gerona spraken van het geheim van lbboer (letterlijk: zwangerschap). Hoewel later voor metempsychosis de term hitchalfoet - uitwisseling - gebruikt werd, is de meest gebruikelijke term in het jodendom voor de zielsverhuizing het woord Gilgoel.
Het zwagerhuwelijk In het vijfde boek van de Tora wordt het zwagerhuwelijk of leviraatshuwelijk behandeld. Deuteronomium 25:5 e.v. luidt: "Wanneer broeders tezamen wonen en een van hen sterft terwijl hij geen kinderen heeft, zal de vrouw van de overledene niet naar buiten, aan een vreemde man, gaan toebehoren; haar zwager zal tot haar komen en haar zich tot vrouw nemen en de zwagersplicht jegens haar volbrengen. De eerstgeborene, die gij zult baren, zal staan op naam van zijn overleden broer; zo zal zijn naam niet uitgewist worden uit Israël ".
De verplichting van een leviraatshuwelijk wordt in de Tora voor het eerst genoemd wanneer Er, de eerstgeboren zoon van Jehoeda, sterft en Jehoeda zijn tweede zoon, Onan, instrueert om Ers weduwe Tamar te huwen en zich voort te planten namens zijn broeder. De Zohar verklaart dat het overlijden van een persoon niet betekent dat zijn band met het aardse verbroken wordt. Deze band wordt middels zijn kinderen voortgezet. Wanneer iemand die geen kinderen heeft, sterft, zou dat betekenen dat zijn missie onderbroken wordt en onvoltooid blijft. Om een dergelijke tragedie te voorkomen en de band tussen de overledene en het aardse in stand te houden, gebood de G'ddelijke Wijsheid, dat de weduwe met de broer van haar overleden man trouwt om met hem kinderen voort te brengen. Het kind uit dit zwagerhuwelijk ontvangt dan de ziel van de overledene opdat diens missie in het leven volbracht kan worden. In de Kabbala wordt uitgelegd dat man en vrouw beschouwd worden als één lichaam, één geheel en dat de fysieke vereniging tot doel heeft het leven te vereeuwigen. Dit geschiedt door het leviraatshuwelijk omdat, met de dood van haar man, een deel van haar eigen lichaam sterft. De naaste aanverwant is een broer omdat hij en de overledene voortkomen uit dezelfde ouders. Dat is de reden waarom het gebod van het leviraatshuwelijk voor de broer geldt.
De Tora-wetgeving In vroegere generaties, voordat de Tora gegeven werd, was het geheim van het leviraatshuwelijk bekend bij de Geleerden van iedere generatie. Zij wisten, dat als er geen broer was om de weduwe te trouwen, de daaropvolgende bloedverwant, ook die functie kon vervullen om het verstoorde familiesysteem weer te herstellen. Daarom was de onbedoelde vereniging van Jehoeda en Tamar legaal en zelfs prijzenswaardig. Alleen de wijze waarop, de ogenschijnlijke wellustige daad met een prostituee en de uiteindelijke vernedering van Jehoeda, was verwerpelijk. Toen de Tora werd gegeven met alle huwelijksvoorschriften werden de meeste incestueuze relaties verboden. Ook een relatie zoals die van Tamar en Jehoeda werd verboden. Toch was het zwagerhuwelijk zo heilig, dat G'd dit bleef toestaan en dit zelfs opdroeg. De hoogste vorm van zwagerhuwelijk is die waarin een broer de kinderloze weduwe van een andere broer huwt (Nachmanides).
Ruth en Boas Boas was zo'n 'losser' en potentiële zwagerhuwelijkskandidaat omdat hij het meest nabije familielid was. Boas was echter niet zodanig verwant, dat het huwelijk met Ruth een verboden relatie zou betekenen. Hij was alleen maar een neef van de overleden man van Ruth, Machlon. Hoewel het leviraatshuwelijk alleen maar beperkt is tot de broer van de overledene, erkende men een morele verplichting om een soort rustplaats te creëren voor de ziel van de overledene door hem kinderen te schenken bij zijn vroegere vrouw. Het zwagerhuwelijk is in de mystieke optiek een typisch voorbeeld van Gilgoel: de broer van de kinderloze overledene vervangt de overleden echtgenoot zodat hij in zijn tweede Gilgoel wel kinderen kan krijgen. Ook de Sjechita - rituele slachting - werd nogal eens beschouwd als een uiting van de joodse opvatting van de zielsverhuizing tussen dieren.
Het onrecht in de wereld Met de theorie van de zielsverhuizing is veel onrecht in de wereld te begrijpen. De volgende episode over Mosjé is illustratief. "Op een dag rustte Mosjé onder een boom. Vlak in de buurt bevond zich een bron. Na een tijdje zag hij een man naar de bron komen om water te drinken. Terwijl de man zich over de bron boog, liet hij zijn geldbuidel vallen zonder dat hij dat merkte. De man vervolgde zijn weg. Even later kwam er een andere man, die eveneens van de bron dronk en daar de portemonnee zag liggen. Vervolgens hield een derde man halt bij de bron en bleef daar een poosje zitten.
Intussen had de eerste man zijn verlies opgemerkt en dacht: "lk heb zeker tijdens het drinken bij de bron mijn geld laten vallen". Hij liep snel terug en zag daar een man zitten. Hij vroeg hem: "Wat doe je hier?" De aangesprokene antwoordde: "lk ben moe en rust hier wat uit; ik heb gegeten en gedronken en ga nu verder". "Als je hier al een poosje bent dan heb je zeker mijn portemonnee gevonden die ik hier zonet heb laten liggen". De beschuldigde antwoordde: " Ik heb je portemonnee echt niet gepakt; je beschuldigt mij vals!”. Maar de eerste hield vol en er ontstond een heftige ruzie. Mosjé stond op om hen van elkaar te scheiden maar voordat hij dichterbij kon komen, had de man, die het geld verloren was, de ander al gedood en zich snel uit de voeten gemaakt. Mosjé was verontwaardigd over de dood van die onschuldige man en hij stond ervan versteld, dat G'd dergelijke dingen had laten gebeuren. Mosjé zei: "G'd! van drie onrechtvaardigheden ben ik zojuist getuige geweest. Eerst heeft U toegelaten dat iemand zijn eigendom verloor, daarna heeft U toegestaan dat een ander zich dat toeeigende en vervolgens heeft U zich er niet tegen verzet, dat een onschuldig mens gewelddadig omgebracht werd. Laat mij alsjeblieft weten, Almachtige, hoe ik deze dingen moet begrijpen."
Lange termijn denken G'd antwoordde Mosjé: "Jij meent dat Ik verkeerd gehandeld heb. Veel dingen die Ik doe, begrijpen de mensen niet want zij kennen de oorzaak van de gebeurtenissen niet. Maar deze keer zal Ik je uitleggen wat hier gebeurd is. De man die het geld verloren heeft, was zelf wel een goed mens maar zijn vader was door diefstal in het bezit van dit geld gekomen. En de bestolene van toen is nu de vader van degene, die zojuist het geld gevonden had. Zo heb Ik veroorzaakt dat de zoon van de eigenaar zijn rechtmatig erfdeel terug heeft. Over de gedode, die onschuldig is aan de diefstal, wil ik u meedelen dat hij eens, lang geleden, de broer van de man die hem vandaag vermoord heeft, heeft omgebracht. Bij die moord waren geen getuigen en zijn misdaad bleef dus ongestraft. Maar nu heb Ik het zo geregeld dat de moordenaar van toen door de broer van zijn slachtoffer vandaag beschuldigd en doodgeslagen werd. En zo laat Ik veel dingen in de wereld gebeuren, die de mens niet kan begrijpen. Niemand kan Mijn wegen doorgronden en je kunt vaak niet bevatten, waarom het soms de misdadiger in jouw ogen goed gaat en hij, die naar jouw mening goed is, door ongelukken bezocht wordt." Reïncarnatie verklaart veel van de afwezigheid van recht en rechtvaardigheid in deze wereld. Het beantwoordt soms het probleem van het lijden van de rechtvaardigen of de voorspoed van de slechten. Een oprecht goed mens kan in deze wereld gestraft worden voor de zonden die hij begaan heeft in een vorige Gilgoel (reïncarnatie). In zijn commentaar op het boek Job legt Nachmanides het antwoord van Elihoe aan Job uit in termen van reïncarnatie.
Reiniging van de ziel Lang niet iedereen reïncarneert. Reïncarnatie is voornamelijk bedoeld als een rectificatie voor seksuele overtredingen. Men kan de transmigratie zien als een straf. De ziel moet nogmaals afdalen naar dit tranendal, dat onze wereld is. Maar het betekent dat er altijd een weg terug is en er altijd een mogelijkheid is van rectificatie. Reïncarnatie is een uiting van G'ds barmhartigheid. Niemand is voor eeuwig verloren en zelfs de zielen, die gestraft worden met uitroeiing (kareet) kunnen hun herstel vinden in Gilgoel. De begrafenis is voorwaarde voor een nieuwe Gilgoel of zielsverhuizing. Daarom benadrukt het Jodendom een snelle begrafenis. De ziel krijgt nogmaals de gelegenheid om zijn aardse daden te verbeteren. Reïncarnatie is opnieuw een gelegenheid voor de purificatie van de ziel.
©Opperrabbijn Evers |