“ Verbetert uw daden opdat het verbond door G’d niet verbroken wordt. Hij, die de Hemel zo mooi geschapen heeft, verhoort uw gebeden. En dit zal G’d beter vinden dan offerdieren”.
Dit citaat uit de liturgie van de eerste dag Rosj Hasjana, licht een tipje van de sluier op die het mysterie van de Sjofar omfloerst. De eenvoudige ramshoorn moet ons opwekken tot tesjoeva, inkeer en zelfanalyse, herinnert aan de Schepping van de mens – Adam werd geschapen op Rosj Hasjana, voert ons in gedachten terug naar de eerste grote daad van zelfopoffering voor de religie – de offerande van Jitschak, naar de Tien Geboden die door luide Sjofarklanken werden begeleid en blikt in de toekomst, wanneer de profetie van Jesaja bewaarheid zal worden in de volledige verlossing van de mensheid: “Op die dag zal op een grote Sjofar geblazen worden”.
Typisch Joods is onze kijk op de geschiedenis, die niet bestond in de klassieke Griekse filosofie: de idee van eenheid van de menselijke geschiedenis, die aan alle gebeurtenissen, die in de loop der eeuwen zijn voorgevallen, betekenis toekent. Onze geschiedenis kent een absoluut begin, de Schepping, komt tot het middelpunt in de Openbaring op de berg Sinaï en gaat in de verlossing door de Masjie’ach zijn eindbestemming tegemoet.
Individuele betekenis Mooie gedachten, zoals verwoord door de Babylonische Rabbi Sa’adja Ga’on (892-942) maar wat betekent Rosj Hasjana voor de mens als individu? Historische betekenissen op macroniveau laten weinig sporen achter in het persoonlijke leven, en daar ging het om bij het luisteren naar de Sjofar. “Verbetert uw daden”. Maar hoe bereiken we dit verheven doel? Het woord Sjofar betekent behalve ramshoorn ook ‘verbeteren’. De auteur van de liturgie van Rosj Hasjana maakte gebruik van deze betekenis in ‘sjaproe’ – ‘verbetert’, dat van dezelfde Hebreeuwse stamletters (sj-f-r) komt als het woord Sjofar. De pajtan – schrijver van de extra gedichten (pijoetiem) in het gebedenboek van Rosj Hasjana, Rabbi Elazar HaKallier (omstreeks 750) – rept niet over het pad, dat tot verbetering leidt. Toch wordt de techniek van de zelfanalyse kort aangeduid. Sleutelwoorden zijn “het verbond met G’d” en “de zo fraai geschapen Hemel”.
Kort samengevat: een continu streven naar het Hogere.
Spiraal Ieder jaar gaan we door dezelfde feestdagen en gebeden. Verbetert er wat? De Maharal van Praag stelt dat we de tijd moeten zien als een opwaartse spiraal: telkens passeren we weer dezelfde fenomenen maar ieder jaar weer op een nieuw niveau. Het volgen van de opwaartse spiraal is (soms) geestelijke groei. En dat is waar het om draait op Rosj Hasjana.
De psychologie van de groei Eén van de eerste grote psychologen die het begrip spirituele groei beschrijft is Abraham Maslow, de pionier van de ‘Humanistic Psychology’, die streefde naar verruiming van ons begrip van de menselijke persoonlijkheid door zich te richten op de hogere niveaus van het menselijk karakter. Volgens Maslow kan het menselijk leven pas werkelijk begrepen worden wanneer men ook ‘s mensens hoogste aspiraties in aanmerking neemt. Groei, zelf-actualisering, het zoeken naar identiteit en autonomie, het streven naar uitmuntendheid moeten als de meest universele menselijke neigingen worden aanvaard, wil men een allesomvattend mensbeeld benaderen.
Met name het begrip ‘groei’ vormt een essentieel onderdeel van het ideale mensbeeld. De mens groeit niet alleen, hij wil ook groeien. En wanneer is dit groeiproces voltooid? Als iemand zijn eigen, individuele mogelijkheden volledig heeft kunnen realiseren. En hierbij gaat het primair om de ontplooiing van ieders psychische gaven. Wordt de mens in zijn psychische groei gefrustreerd, dan kunnen zijn reacties variëren van ontevredenheid tot ziekelijke afwijkingen.
Binnen dit kader is ook de stelling van Maslow, dat de mens van nature goed is, begrijpelijk. Om deze uitlating is hij door veel psychologen uitgelachen: de geschiedenis van de vorige eeuw lijkt het omgekeerde te bewijzen. Toch houdt Maslow zijn stelling staande: de psychisch volgroeide mens is bijna per definitie ‘goed’. Het kwaad beschouwt Maslow als een reactie op het dwarsbomen van ‘goede’ impulsen. Het ‘de mens is van nature goed’ protesteert tegen het nog steeds wijdverbreide denkbeeld dat de mens van nature slecht is. Deze gedachtengang acht Maslow ziekteverwekkend: ontplooiing van hogere behoeften wordt hierdoor ernstig bemoeilijkt. Maslows mensvisie is dus optimistisch: mensen, die hun eigen mogelijkheden optimaal verwezenlijkt hebben, zijn geen wondermensen maar gezonde mensen. Maslow onderscheidt tussen lagere en hogere behoeften. Behoefte aan voedsel en veiligheid vormen echter geen groeimomenten: bevrediging van de lagere behoeften produceert op zijn best gevoelens van verlichting en ontspanning, maar leiden nooit tot extase, topervaring, geluksroes, verruimd bewustzijn of spirituele verheffing.
Toppers Maslow heeft ‘toppers’ – mensen met topervaringen – bestudeerd. Die topervaringen kunnen op ieder terrein liggen: van kunst en wetenschap tot liefde en mystiek. Waar het mij om gaat is de mystieke topervaring, die eigenlijk ieders deel zou moeten zijn op Rosj Hasjana en Jom kippoer. Een mystieke topervaring ontstaat wanneer men langzamerhand zichzelf en de aardse beslommeringen verliest. Je ontstijgt jezelf in de concentratie op de gebeden, een intense, bijna zintuiglijke ervaring van het G’ddelijke in de wereld, tegelijkertijd ontzagwekkend maar ook intens genietend van de hele ‘sjoelse’ entourage. Dit opgaan in het G’ddelijke gaat hand in hand met een sterker wordend gemeenschapsgevoel, een diep gevoel van vereenzelviging, sympathie en genegenheid met de hele mensheid. Eenmaal in zo een sfeer beland, heeft de religieuze ‘topper’ geen last meer van het gevoel steeds weer vrijwel identieke gebeden te zeggen. Toppers hebben het verrukkelijke vermogen om zelfs de meest eenvoudige en fundamentele gegevens telkens weer opnieuw fris en naïef, met ontzag, plezier, verwondering en zelfs extase te appreciëren, hoe oudbakken die ervaringen voor anderen ook geworden zijn.
Samen in afzondering Het verblijf in sjoel op de Hoge Feestdagen is paradoxaal: we zitten met veel mensen samen in een kleine ruimte maar mogen volgens de halacha (de voorschriften) niet of nauwelijks met elkaar praten. Ik zie de halacha als een stelsel van normen, dat ons begeleidt op de weg naar religieuze topervaring. Maslow ontdekte dat ‘toppers’ gemakkelijk eenzaam konden zijn. Toppers zijn zelfs op hun afzondering gesteld. Dit komt door hun innerlijke kalmte en vrede. In feite zijn zij zichzelf genoeg. Toppers worden voornamelijk door groeimotivatie gedreven en vinden die groei in hechting aan het G’ddelijke. Ze zullen veel minder praten in sjoel dan de door ‘gebrek gemotiveerde’ mensen. Deze laatsten moeten andere mensen tot hun beschikking hebben omdat hun voornaamste behoeftebevredigingen (liefde, veiligheid, respect, prestige, saamhorigheid) meestal van andere mensen komen. Toppers zijn onafhankelijk van hun omgeving, omdat zij het antwoord op vele vragen in zichzelf vinden. Zij hebben andere mensen minder nodig omdat zij zichzelf en anderen aanvaarden, zoals zij zijn. Nauw verwant hiermee is de afwezigheid van een defensieve houding. Zij kunnen zichzelf zijn en hoeven geen schutkleur of pose aan te nemen.
Sjofar en groei Het Jodendom eist van ons dat we niet alleen toppers worden maar ook ‘groeiers’. De symboliek van de Sjofar begeleidt dit religieuze groeiproces. Rabbi Sa’adja Ga’on reikt ons verschillende associaties aan, die onze nesjomme tot groei aanzetten. Het sjofargeluid is allereerst bedoeld als een soort wekker. Bij de meeste mensen leeft dat gevoel, die behoefte tot geestelijk groeien al lang niet meer. Het ruwe, ongedifferentieerde blazen appelleert aan onze Joodse intuïtie, schudt die wakker uit zijn winterslaap van onder die dikke lagen van zelfgenoegzaamheid, najagen van succes en plezier: “Er is meer dan alleen het ondermaanse”.
Rosj Hasjana heet in de liturgie ook de ‘geboortedag van de mens’. Rosj Hasjana nu is bedoeld als wedergeboorte. Direct na de geboorte wil een baby drinken – om te groeien. Eerst lichamelijke groei, later spirituele. Maar deze groei veronderstelt een kader, een stelsel van daaraan voorafgaande zekerheden en regels. Met de Sjofar kronen wij G’d als Koning van de wereld, gelijk een aardse koning met bazuingeschal gekroond wordt. G’d als bestuurder van de wereld – het hoofdthema van de liturgie – heeft die fundamentele zekerheden en regels geboden, in de natuur en in Zijn geboden.
Tesjoeva-inkeer De Sjofar roept op tot tesjoeva, dat meestal vertaald wordt als inkeer. Dat is onjuist! Tesjoeva betekent terugkeer, teruggroei naar de Oorsprong van alles, de oorsprong in onszelf, ons echte zelf, het goede en G’ddelijke in de mens. En hierbij gaat het om respect, zorg en verantwoordelijkheid voor dit hoogste mensaspect. Ons dagelijkse ego moet hiervoor gevoelig worden gemaakt. Ons ‘gewone’ gevoel moet samensmelten met dat Hogere, en hiermee één worden. We moeten dat Hogere in onszelf durven aanvaarden, zoals het is, in zijn eigen integriteit. Behalve respect is hiervoor ook kennis van het Hogere in al zijn verschijningsvormen nodig.
Daarom herinnert de Sjofar ons ook aan het geven van de Tora op de berg Sinaï. Daarbij was ‘het geluid van de Sjofar zeer sterk’. Religieuze groei behoeft leiding en Openbaring. Op eigen kracht alleen blijft het G’ddelijke onbereikbaar. De Tora slaat de brug. De Sjofar-tonen worden in Ezechiël 33 vergeleken met de vermanende of opbeurende woorden van de profeten. Tora-kennis alleen is onvoldoende. Iedereen heeft een Rebbe, leraar of geestelijke leider nodig om verder te komen en zichzelf te ontgroeien.
De Sjofar herinnert ons aan de Romeinse trompetten, die de verwoesting van de Tempel te Jeruzalem inluidden. Toen de Tempel er nog was, hadden we veel gemakkelijker contact met het Hogere. We denken met weemoed terugaan die tijd, toen spirituele groei nog eenvoudig te realiseren was.
De gebroken tonen van de Sjofar – van oudsher uitgelegd als symbool van zuchten en snikken van de terugblikkende mens – breken ons in ons besef dat we in ons jachtige bestaan de dingen, die ècht belangrijk zijn maar al te vaak laten liggen. Maar juist in die afbraak van onze zelfgenoegzaamheid en zelfverzekerdheid ligt de kiem van hernieuwde groei: de liefde voor het G’ddelijke in ons. Liefde voor het G’ddelijke, de gedachte alleen al vervult ons met schaamte. Liefde voor G’d als gevoel van tederheid, het G’ddelijke in de wereld niet te willen schaden. We hebben het altijd over allerlei regels, maar wie heeft er ooit gesproken over de grote vreugde, het geluk, de voldoening, verrukking of zelfs extase bij het ondergaan van dit gevoel? Het plezier in contact en samenzijn met dat Hogere noopt ons te proberen hiermee zoveel mogelijk samen te zijn. Wie durft ervan te gewagen, dat hij/zij de diepste zieleroerselen met het Hogere deelt?
De Sjofar herinnert aan de komst van de Masjie’ach, wanneer wij onze liefde voor het Hogere openlijk zullen durven tonen.
Als laatste herinnert de Sjofar aan de Herleving van de Doden, de gedachte, dat ieder lichaam dat het G’ddelijke ooit heeft ervaren, eens weer zal opstaan in een tijd dat het hogere vermogen tot liefhebben en door G’d geliefd te worden op aarde gemeengoed geworden zal zijn.
Dàt is de èchte roep van de Sjofar... |