Ik ben principieel voor verplichte genezing |
Publicatiedatum: dinsdag 16 april 2019 |
Auteur: Opperrabbijn R. Evers | 1.695 keer gelezen |
|
|
Halacha, Opperrabbijn R. Evers, Noachieden, Gezondheid, psychologie en sport » |
|
Mazelenvaccinatie al dan niet verplicht stellen is een politiek vraagstuk geworden. In Rockland County (Staat New York) is de noodtoestand uitgeroepen. Minderjarigen die niet zijn ingeent mogen de komende dertig dagen niet in openbare ruimten verschijnen. Sommmige orthodoxe Joden laten zich niet inenten en worden daardoor gezien als medeveroorzakers van de mazelenepidemie. Verplichte vaccinatie blijft een gevoelige zaak. Bij het doornemen van de wetenschappelijke literatuur blijken er ook een aantal argumenten tegen vaccinatie te bestaan. Hierbij spelen verschillende vragen: 1. In hoeverre zijn wij verplicht er voor te zorgen dat wij en onze kinderen zo gezond mogelijk zijn? 2. Zijn wij ook verantwoordelijk er voor te zorgen dat wij en onze kinderen geen bron van infectie zijn voor anderen in onze omgeving? In de hele Westerse wereld – van de USA tot Israel – wordt het algemeen belang om zich optimaal te beschermen tegen besmetting afgewogen tegenover de individuele belangen van principiële aard om zich niet te laten inenten. Deze zijn voornamelijk afkomstig zijn uit streng-religieuze kringen (Joods en niet-Joods) maar tegenwoordig ook uit linkse, seculiere kringen. Ik mag niet zwijgen nu de Joodse traditie van meer dan 3331 jaar zich duidelijk uitspreekt voor een genezingsplicht, zeker in het geval van een mazelen-epidemie, die in extreme gevallen dodelijk kan zijn. Verplichte inenting en religieuze tegenargumenten zijn principiële aangelegenheden. Het religieuze Jodendom sluit zich aan bij de wetenschap waarbij de mening van de meerderheid van de artsen doorslaggevend is. Als het wetenschappelijk niet is aangetoond dat vaccinatie tot betere bescherming leidt, heeft iedereen de vrije keus zich al dan niet te laten vaccineren. Ik ga er hieronder van uit, dat vaccineren meer voordelen dan nadelen kent. Het gezondheidsimperatief voor onszelf en anderen In Deuteronomium 30:19 komt een opmerkelijke passage voor: “Ik neem heden hemel en aarde tegen u tot getuige, het leven en de dood leg Ik u voor, de zegen en de vloek; kies het leven.” Ons wordt de vrije keuze gelaten. Toch draagt de Tora ons duidelijk op om het leven te kiezen en daarmee voor een optimale gezondheid. Deze passage, in onderling verband bezien met andere Bijbelverzen, impliceert, dat het geboden is ook gedeeltelijke aantasting van het lichamelijke leven en gezondheid te voorkomen. In de passage omtrent de voorschriften inzake het leven van een naaste (Exodus 21:18 e.v.) komt het veroorzaken van lichamelijk letsel ter sprake. Daar wordt duidelijk geregeld, dat de agressor ‘voor genezing moet zorgen’. Een besmet persoon – volwassen of kind – levert gevaar op voor zijn omgeving en veroorzaakt schade, ellende, ziekte en in extreme gevallen zelfs de dood. Dit moet op Bijbelse gronden voorkomen worden. Zou men hiertegen in willen brengen, dat het met een door G’d gezonden ziekte anders staat, dan leg ik u Leviticus 18:5 voor: “Gij zult mijn inzettingen en verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet zal daardoor leven,” waaruit de Talmoed, de schriftelijke bron voor de Joodse traditie, afleidt, dat “men - door het naleven van de Tora - niet mag sterven”. Maimonides (1135-1204), zelf een arts, voegt hier aan toe, dat de Torabepalingen nooit bedoeld waren om vernietiging te brengen op de wereld; integendeel “de Torawetten zijn een uitdrukking van barmhartigheid, liefde en vrede”. Een andere interpretatie noemt Maimonides ketterij en wreedheid. Het “gij zult uw naaste niet naar het leven staan” uit Leviticus 19:16 werd vaak verkeerd vertaald. Traditioneel betekent het: “Gij zult niet werkeloos toezien hoe een ander - dus ook het eigen kind - zijn ondergang tegemoet gaat”, een uitvloeisel van “Hebt uw naaste lief gelijk uzelve” (Lev. 19:18). Toegepast op het heden betekent dit: preventief ingrijpen in de medische sfeer, aangenomen dat het effect van ingrijpen positief en aantoonbaar is. Ouderlijke macht In de discussie rond de ouderlijke macht spreken velen zich terecht uit voor dwang wanneer ouders over de hoofden van kinderen heen in hun nadeel beslissen. Volgens de Tora bestaat er geen ouderlijke macht wanneer de lichamelijke integriteit van de kinderen bedreigd wordt. Het gebod “Eert uw vader en uw moeder” draagt de kinderen een zorgplicht voor hun ouders op. Maar dit is in de Joodse traditie nooit opgevat als een recht van de ouders om in te grijpen in de privé-sfeer van hun kinderen. Ouders kunnen bijvoorbeeld niet bepalen met wie hun kinderen trouwen en moeten de belangen van hun kinderen altijd voorop stellen. In het Talmoedisch echtscheidingsrecht wordt bij toewijzing van de kinderen alleen gelet op hun welbevinden en reeds 2000 jaar geleden werden de kinderen gehoord over de vraag bij welke ouder zij zich het meest prettig voelden. De Talmoed ontkent, dat de mens het recht zou hebben de eigen lichamelijke integriteit aan te tasten, een Noachidisch verbod gebaseerd op Genesis 9:5: “En waarlijk, Ik zal uw eigen bloed eisen.” Dan is het toch zeker niet geoorloofd de gezondheid van de kinderen in de waagschaal te stellen? En dit geldt voor alle geloven. Medisch ingrijpen is geboden. Voorkomen is beter dan genezen, in extreme gevallen zelfs nolens-volens.
|
|
|