20 Chesjwan 5785 | 21 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Geduld
Publicatiedatum: zondag 03 november 2019 Auteur: de redactie | 1.712 keer gelezen
Redactie, Moessar [ethiek], Boosheid, Arrogantie en nederigheid, Hasjkove volgens de RaMCHaL »
Wanneer iemand geduldig is, is hij in staat weerstand te bieden tegen boosheid en hij kan leren om zelfs de eigenschap van boosheid te overwinnen.
Boosheid - ka’as - spoort iemand tot wraak aan of het zorgt ervoor dat er een vorm van vijandschap de naaste in de ziel groeit. Wanneer iemand openlijk en sterke woede koestert, en hij heeft de kans om *wraak te nemen, dan zal hij dat ook niet laten. Maar wanneer de boosheid zwak is, verborgen en je bent niet in staat om daar zelfs met gelijke munt terug te slaan, zal de vijandigheid in zijn ziel broeden en groeien [passieve boosheid]. Daarom zegt de Torah in Wajjiqra/Lev. 19:18: “Neem geen wraak of koester een wrok”. Het openlijk boos zijn en de kans nemen om die wraak te pakken, is het eerste verbod uit de pasoek. Zwakke boosheid [passieve boosheid] en niet in staat zijn met dezelfde munt terug te slaan en dus vijandschap in het hart laten groeien, is het tweede verbod in de pasoek.

Diverse vormen van ka’as
Ka’as brengt vreselijke fouten te weeg en ook ernstige zonden. Berachot 29b zegt: “wordt niet boos, dan zal je niet zondigen; wordt niet dronken, zodat je niet zondigt”. Ka’as zorgt ervoor dat je je verstand verliest waardoor je als een dronkaard roekeloos en primair op situaties reageert.

Er bestaan verschillende niveaus van ka’as. In het artikel “Boosheid” bespraken we vier niveaus naar aanleiding van Pirke Avot 5:14. Instabiele mensen worden boos om werkelijk niets, dus geduld is geen waardevolle eigenschap in hun ogen. Desondanks dat blijft ka’as betreurenswaardig wanneer iemand boos wordt wanneer er zelfs een aanwijsbare reden is. Daarom is ‘erech ‘apajiem, geduld, een ideale vermijding van ka’as in situaties die aanwijsbaar storend zijn. En ook die situaties kennen meerdere niveaus. Want sommige provocaties zijn zo onaangenaam, weerzinwekkend of ergerlijk dat alleen de meest geduldige persoon in staat is kalm te blijven. Andere provocaties zijn zo van weinig waarde en zo minimaal, dat het alleen bij de meest ongeduldige heethoofden ka’as veroorzaakt.

Derech Ariechoet ‘apajiem
Derech Ariechoet ‘apajiem - het pad van geduld - is een heel verheven pad. Het is moeilijk deze te beheersen. Daarom vereist het een optimale inspanning. Om terugval te voorkomen, moet iemand zijn goede gewoonten aanleren met behulp van Torah [w.o. moessar]. Wat zijn die goede gewoonten?

Men moet een geduldige houding aanleren in situaties waarin men normaliter hun geduld juist verliest. Wanneer iemands karakter zijn ka’as oproept, zouden de banden van zijn intellect die ka’as moeten bedwingen zodat iemand niet te snel zijn boosheid loslaat [Kohellet/Pred. 7:9]. Ook al voelt iemand zijn ka’as al opkomen, dan moet hij ervoor zorgen dat het geen openlijke boosheid wordt. Laat staan dat hij in woede ontploft.

Iemand moet zichzelf disciplineren door zichzelf keer op keer aan te spreken dat ka’as je intellect aantast en zelfs doet verdwijnen [Pesachim 66b]. Wanneer intellect verdwijnt, dan gaan mensen primitief op een situatie reageren - wat je in bepaalde kringen keer op keer terugziet - en ‘apen gedrag’ vertonen. Ka’as veroorzaakt dwaasheid en brengt stupiditeit aan het daglicht.

Geduld daarentegen bewijst van kennis en sterke intellect. Sjlomo Hamelech zei dat ‘erech ‘apajiem - geduld - een teken van diepe inzicht is. Maar opvliegendheid toont dwaasheid [Misjle/Spr. 14:29]. Een teken van iemands intellect is zijn geduld en zijn vergevingsgezindheid is zijn heerlijkheid [idem 19:11].

Tijdens het aanleren van geduld, moet iemand zichzelf keer op keer wijzen dat wanneer hij of iemand anders boos werd, hij zondigde en argeloze dingen zei waar hij later spijt van kreeg. Ka’as veroorzaakt kwaad en hoopt wrok in de ziel op. Zodra de ziel toestaat dat iemand gevoelens van ka’as te uiten, verliest hij meer dan dat deze uiting iets heeft opgeleverd.

Daarbij staan ‘erech ‘apajiem en ‘anawah - nederigheid - zij aan zij. Het zijn partner eigenschappen. Want het is namelijk innerlijke gajvah - trots - wat iemand boos maakt, terwijl ‘erech ‘apajiem een innerlijke vorm van ‘anawah is. Daarom zijn de trainmethoden van zowel ‘anawah als van ‘erech ‘apajiem ongeveer hetzelfde en de methoden zijn onderling uitwisselbaar.

Er bestaan nog meer mitswot om ka’as te elimineren en daardoor de zonden vanuit ka’as te voorkomen. Een voorbeeld is te lezen in Sjmot/Ex. 23:5 waarin we worden opgedragen de overbelaste ezel van je vijand te ontlasten, “‘azov ta’azov”, je zal hem [je vijand] zeker helpen”. Onkelos leert dat het woordje ‘azav’ - wat ‘laat gaan’ betekent - betrekking heeft op iemands negatieve gevoelens jegens een ander. Je moet je negatieve gevoelens laten gaan en hem [je vijand] helpen.

Dus wanneer iemand persoonlijk wordt aangetast om wat voor reden, moet hij zijn boosheid, zijn ka’as bedwingen. En let wel, men mag - doordat men zijn boosheid inhoudt - [daarvoor in de plaats] geen wrok [gaan] koesteren! Daarom moeten we onze boosheid niet alleen inhouden [want dat is pas een eerste stap], maar we moeten onze boosheid gaan bedwingen.

Berispen zonder ka’as
We moeten Hasjem’s wegen volgen. Dat betekent Zijn gedrag imiteren door onder andere iemand te berispen zonder ka’as. En dat kunnen wij, omdat wij naar Zijn Beeld [Adam Kadmon] zijn geschapen. Gevolg hiervan is dat Hasjem zonden van mensen vergeeft die een belediging negeert [Rosh Hashanah 17a].

Niet boos worden betekent niet dat iemand een ander niet mag berispen. In sommige gevallen is het zelfs een mitswe om te berispen: “Je zult je naaste berispen en draag geen zonde met je mee door hem” [Wajjiqra/Lev.19:17]. Dit betekent dat iemand al zijn boosheid die hij tegen zijn naaste heeft, [eerst] moet verwijderen alvorens de berisping passend is. Daarnaast is het verboden dat de berisping de ander beschaamd [Arachin 16b]. Het verbod om wraak te nemen [en dat kan al iets heel erg kleins en onbetekenens lijken, zie footnote] of een wrok te koesteren, is om gevoelens van wrok en sporen van ka’as uit het emotionele deel van de ziel te wissen. Hasjem heeft ons het verbod een rechter, een koning en een doof persoon te vervloeken gegeven, om de eigenschap van ka’as te elimineren en ook om het slachtoffer te beschermen. Het vervloeken van een doof persoon is zowel letterlijk een doof persoon als achter iemands rug om de ander verwensen. Dit omdat de laatste het ook niet hoort.

Hasjem koestert geen ka’as
Natuurlijk heeft Hasjem geen emoties zoals wij die hebben. Emoties zijn ook allemaal door Hem geschapen concepten [zie in de link het paragraafje 1. Consequentie één dat Hasjem de Enige Realiteit is: álles is van Hasjem; niets is van ons]. Weliswaar om onderling te kunnen communiceren en wij met Hem en Hij met ons. Hasjems in de Torah genoemde emoties zijn allemaal metaforen.

Desalniettemin de manier waarop Hij Zich aan ons openbaart, kunnen wij zeggen dat Hij geen ka’as koestert. En dus moeten we dat imiteren. Dit betekent - zoals eerder duidelijk gemeld - dat wanneer er een straf of een sanctie zonder enige uiting van emotie uitgevoerd moet worden. Dan alleen is het passend. Dus moet iemand zonder gevoel van ka’as handelen wanneer dat vereist is. Wat frappant is, is dat ka’as gelijk staat aan avodah zara - afgoderij. Wanneer wij Hasjems dertien eigenschappen nader belichten, zijn er twaalf vol genade en slechts een hardvochtig en dat is avodah zara. Dat Hasjem vanuit Zijn Wezen niet boos is [omdat het nogmaals een geschapen concept is ten behoeve van communicatie], maar Zich wel boos ‘uit’ wanneer er sprake is van avodah zara, kunnen we leren in Sjmot/Ex. 33:10 waarin staat: “En nu, laat Mij alleen, zodat Ik furieus kan worden en hen vernietigen”.

Geoorloofde ka’as
De enige reden wanneer je boos mag worden is uitsluitend wanneer Hasjems eer wordt aangetast. Dit betekent dus concreet dat ka’as om wereldse aangelegenheden nooit toegestaan is. Wanneer iemand de positie heeft om de ander te berispen, straffen of sancties te geven zoals een rechter, een ouder, een leraar, etc., moet hij met ‘erech ‘apajiem de straf [laten] uitvoeren. Dit heeft alleen betrekking op modane zaken. Echter, met betrekking tot heilige zaken, zoals de eer van Hasjem, Torah en dergelijke, moet ‘erech ‘apajiem of ka’as afhangen van de wil van Hasjem. We leerden dat we Hem moeten imiteren, en dat betekent dat wij ZIjn wegen moeten volgen [Dwariem/Deut. 28:9] en soms zijn Zijn wegen geduld, gratie verlenend over zonden en het overtredingen over het hoofd zien [Sjmot/Ex. 34:6]. Dus men moet vergevingsgezind zijn met betrekking tot persoonlijke zaken. Maar sommige wegen van Hasjem zijn “jaloers [zijn] en het terugbetalen van zonden” [idem 20:5] en dat wordt ook van ons vereist met betrekking tot onze religieuze verplichtingen naar Hasjem toe. Anders is je geduld ongepast [let wel win altijd advies in bij je rabbijn alvorens je handelt. Met name omdat in deze einde der tijden erg veel sprake is van **Tinok sjenisjba].

Bitachon helpt tegen ka’as
Wat goed tegen ka’as helpt is de wetenschap van bitachon - vertrouwen in Hasjem alleen. Dit proces begint eerst bij emoenah - geloof dat alles van Hasjem komt, zowel goed als kwaad. Bitachon is het vertrouwen dat alles [ook de slechte gebeurtenissen] gam zoe latova is, dus dat alles ten goede is of komt. Bitachon is een staat van begrip, een staat van vertrouwen. Emoenah is de kennis dat Hasjem betrokken is bij iedere activiteit in de wereld. Bitachon betekent vertrouwen in Hasjem in iedere situatie.

Nu toepassend in het dagelijks leven. Reoeven levert Levi een gemene streek. Levi komt er achter dat Reoeven erachter zat. Levi’s emoenah moet zijn dat dit van Hasjem komt en Reoeven slechts een instrument is. Levi’s bitachon is dat hij weet dat dit altijd ten goede is. Als Levi toch boos zou worden op Reoeven, is het alsof hij boos wordt op de mes waarmee hij neergestoken is, in plaats van de dader die het mes heeft gebruikt hem neer te steken.

Dus boos worden is onzinnig. Of je bent boos Hasjem en dus vertrouw je Hem of je bent boos op de dader die niet meer of minder is dan een instrument in Hasjem’s handen.

En dan komen we op de ego. Geduld verliezen omdat iets niet gaat zoals iemand het wenst of er wordt hem een hele gemene streek geleverd, is altijd een ego-probleem. Geen uitzondering nagelaten. Waarom?

Omdat wij niet bestaan. En door te denken dat we bestaan, iemand zijn en dus ‘recht’ hebben dat alles gaat zoals wij het verlangen, is dat gajvah, arrogantie en avodah zara, want men beweert dat er iemand [wij] bestaat naast Hasjem.

Wetenschap Ejn od milvado [niemand bestaat naast Hem] helpt het beste tegen ka’as
Wat is een zonde, awerah? Een awerah is de werkelijke realiteit van Hasjem te veranderen in een illusie. De illusie is dat Hasjem geen Eenheid [chas wesjalom] zou zijn. Het is het geloof dat wij naast Hem ook zouden bestaan. Maar wij bestaan toch? Wij zijn toch ook realiteit? Nee.

De enige realiteit en bestaan is Hasjem. Dat staat duidelijk geschreven in Dwariem/Deut. 4:35: “Ejn 'od milvado... er bestaat geen ander naast Hem...”. Hoe moeten we dit zien? Je hebt vast wel eens een levensechte droom meegemaakt. De conversatie met meneer x kwam ook levensecht over. Was meneer x echt? Nee. Maar beleefde je het realistisch? Ja. Zo is het ook met de realiteit die wij beleven en de realiteit van Hasjem. Wij bestaan als het ware in Zijn gedachten. Of je kunt zo zien dat Hij een [zeep]bel heeft geschapen waarin de hele schepping bestaat. Jij bestaat wel in relatie met deze beria, schepping, maar in relatie met Hasjem, bestaan wijj niet. Zoals de personen in de droom onderling bestaan, maar ten opzichte van ons bestaan zij niet.

We gaven al aan dat ka’as in feite een ego-probleem is. Als je boos wordt omdat iemand je iets aandoet - en zoals geleerd, functioneert hij alleen maar als een instrument van Hasjem - dan is er sprake van een egoprobleem. Waarom?

Hasjem is de Enige die echt bestaat en Realiteit is en wij zijn slechts een geschapen realiteit binnen de werkelijke Realiteit die naar Zijn wens ieder moment tot een einde kan laten komen. Die ontkenning van Zijn werkelijke realiteit en de erkenning van onze realiteit [dat wij ook bestaan], omvangt alle awerot, zonden. Dit wordt “jesj 'od milvado' genoemd, er is naast Hem [chas wesjalom] 'jij'. Het gevolg is - in dit geval - dat we boos worden. In het beste geval; als we bitachon hebben, zijn we niet met Hem eens hoe Hij met ons omgaat [door ons op dat moment te straffen of te testen]. In het slechtste geval denken wij dat wij ook bestaan [jesj od milvado] en hoe durft iemand ons dit aan te doen?

Ka’as om mondaine dingen komt altijd vanuit komt omdat gajvah – arrogantie –. Gajvah is niets anders dan 'jesj 'od milvado'. Hoe uit dit? Jesj 'od milvado, gajvah, arrogantie uit zich op zes manieren, maar wij beschrijven er vier, omdat die het meeste voorkomen.
1. Egocentrisch: iemand denkt het middelpunt van het universum te zijn, alles draait om hem.
2. Egoist: de persoon denkt dat hij beter is dan de ander. Hij eerst en dan de ander.
3. Egotist: iemand praat graag over zichzelf, promoot zichzelf graag. Hij raak niet uitgepraat over zichzelf en
4. Zelfgenoegzaamheid. Iemand erkent dat wij allemaal mensen zijn, maar de persoon denkt dat hij wel iemand is. Denk aan die vreselijk uitdrukking die je vaak hoort om vermeende onzekerheid weg te nemen: “ik mag er zijn!” [ik besta; jesj 'od milvado]. Met deze vorm van gajvah heeft iedereen te maken.

De keuze is dus: doet iemand zijn eigen wil [jesj 'od milvado; vorm van afgoderij en bron van alle zonden] of doet hij G'ds wil, 'ejn 'od milvado. Er bestaat niemand naast Hem, hij erkent dat hij niet bestaat en dus doet hij wat Hij van hem verwacht. Ongeacht wat.
Feit: Wij leven in een illusionary existence.

Wanneer je de wetenschap Ejn od milvado erkent en volledig in je leven geïntegreerd hebt, dan wordt je nooit meer boos. Op niemand, in geen enkele situatie [!].

*footnote: wanneer iemand weigert jou een pen uit te lenen en de volgende dag vraagt hij jou om een vergelijkbare of zelfs een nog kleinere gunst en je weigert dit, valt dat al onder wraak.
**Footnote: een tinok sjenisjba is een Jood die op halachische gebieden kan worden beschouwd alsof hij als baby is ontvoerd is en is opgevoed door niet-Joden. Denk bijvoorbeeld aan een Jood die niet vroom is opgevoed en de Sjabbat overtreedt. Zulke mensen mogen wij niet zomaar berispen, maar moeten wij inspireren en stimuleren middels gedrag!

Bron: Hamaspieq le’avodej Hasjem van Avraham ben RaMBaM
Copyright © 2019 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.