Sjavoe’ot: van Bnee Noach naar Bnee Jisra’eel |
Publicatiedatum: vrijdag 22 mei 2020 |
Auteur: Opperabbijn Evers | 1.337 keer gelezen |
|
|
Sjavoe'ot, Opperrabbijn R. Evers, Noachieden » |
|
De Jom Tov van Sjavoe’ot heeft vele namen. Zo noemen de Talmoed-geleerden Sjavoe’ot ‘Atseret’, omdat Sjavoe’ot het slot en de bekroning vormt van de Exodus uit Egypte. De Tora noemt Sjavoe’ot het oogstfeest omdat in de periode van Sjavoe’ot tarwe wordt geoogst in het land Israël. Doorgaans vertalen wij Sjavoe’ot in het Nederlands met de term ‘wekenfeest’, een aanduiding voor het feit, dat wij vanaf de tweede dag Pesach 49 dagen (7 weken) tellen en dan Sjavoe’ot vieren. In de Tora heeft Sjavoe’ot geen vastgestelde datum. Sjavoe’ot op de 51ste dag In het jaar 2448 na de schepping, toen de Tora gegeven werd, viel de eerste Sivan op zondag (B.T. Sjabbat 86b-87a). In dat jaar trokken de Joden uit Egypte op een donderdag en uit de Talmoed blijkt dat de Tora gegeven werd op Sjabbat. Omdat de jetsiat Mitsrajiem begon op donderdag (eerste dag Pesach) en de Omer geteld wordt vanaf de tweede dag Pesach zouden 7 volledige weken van 49 dagen eindigen op donderdag. Sjavoe’ot zou dan volgens de Gemara niet op de 50ste dag maar op de eenenvijftigste dag van de Omer-telling zijn gevallen in het jaar van de uittocht. Een wonderlijke zaak!
Wat gebeurde er zoal in de maand Sievan 2448? Op 1 Sivan bereikten de Joden de Sinaï-woestijn vanuit het plaatsje Refidiem. Deze eerste Sivan viel op zondag. Op de tweede Sivan gebood HaSjeem aan Mosje om met de Joden te spreken opdat ze zouden weten wat G’d van het zou verwachten wanneer zij de Tora zouden accepteren. Op die dag sprak het volk de historische woorden “alles wat G’d gesproken heeft, zullen we doen”. Op de derde dag Sivan deelde Mosje het Joodse volk de mitsva van hagbala (omheining van de berg Sinaï) mee. Mosje omheinde de berg Sinaï en waarschuwde de Joden dat ze de berg niet mochten aanraken. Op 4 Sivan deelde hij het volk mee dat zij zich moesten heiligen als voorbereiding op de Openbaring op de berg Sinaï. Geteld vanaf de vierde Sivan moesten zij zich 3 dagen voorbereiden “want op de derde dag zal HaSjeem voor Uw ogen afdalen op de berg Sinaï” (Sjemot 19:11). Volgens de instructies van G’d zou de Tora eigenlijk gegeven worden op vrijdag 6 Sivan (wat de derde dag is vanaf 4 Sivan).
Een extra dag Mosje voegde op eigen initiatief echter een extra dag toe aan de dagen van reiniging en voorbereiding, zoals geschreven staat (Exodus 19:15) “en hij (Mosje) zei tegen het volk: wees over drie dagen gereed”. Pas op de vierde dag (7 Sivan) zou – zo besliste Mosje – G’d afdalen op de berg Sinaï. Matan Tora, dat oorspronkelijk zou plaatsvinden op 6 Sivan (in dat jaar vrijdag) werd dus uitgesteld tot Sjabbat. Niettemin vieren wij Sjavoe’ot elk jaar op 6 Sivan in overeenstemming met de oorspronkelijke opdracht van G’d aan Mosje. Men zou zich kunnen afvragen, waarom Mosje op eigen initiatief een extra dag heeft toegevoegd aan de periode van voorbereiding. Bovendien valt moeilijk in te zien waarom wij tegenwoordig Sjavoe’ot op 6 Sivan vieren omdat G’d destijds toch instemde met de toevoeging van een extra dag, zoals uit de Gemara blijkt. Het zou logischer zijn indien wij tegenwoordig Sjavoe’ot ook op 7 Sivan zouden vieren evenals dit 3321 jaar geleden gebeurde.
Ik geloof, dat de toevoeging van 1 dag van voorbereiding door Mosje de speciale betekenis van Matan Tora voor het Joodse volk in het voetlicht plaatst. De extra dag, die werd ingevoegd, benadrukt de volkswording van een specifiek Joods volk aan de voet van de berg Sinaï.
Onverbrekelijk verbond Vijf dagen voordat het Joodse volk de Tora ontving, gaf HaSjeem opdracht aan Mosje om de Bnee Jisraeel de essentie van de Tora mee te delen (Sjemot 19:4-8): “Jullie hebben gezien, wat ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen heb en tot Mij gebracht heb. Nu dan, indien jullie aandachtig naar Mij luisteren en Mijn verbond in acht nemen, dan zullen jullie uit alle volkeren voor Mij tot eigendom zijn, want de hele aarde behoort aan Mij en jullie zullen Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk... en het hele volk antwoordde samen: alles wat HaSjeem gesproken heeft zullen wij doen”. In deze G’dspraak kwam tot uitdrukking dat de essentie van de Tora niet alleen maar een verzameling geboden, uitspraken en herinneringen is maar dat het aanvaarden van de Tora een opdracht betekent voor het Joodse volk waarvan het bestaan van de hele wereld afhankelijk is. Een verbond dat nooit verbroken zou kunnen worden. Dit verbond veranderde de essentie van het volk van slaven dat uit Egypte was getrokken.
Voorwaarde Toen HaSjeem Zijn Scheppingswerk gedurende de Scheppingsdagen voltooid had, stelde hij volgens de Midrasj als voorwaarde dat deze wereld alleen zou kunnen blijven bestaan, indien de mensen Zijn weg zouden volgen. Indien dit niet zou doen, zou de wereld veranderen in een chaos. Deze voorwaarde vormde het verbond en de band tussen de Schepper en Zijn wereld. De eerste tien generaties van de mensheid deden dit verbond geweld aan en de wereld dreigde vernietigd te worden in de dagen van Noach. Niettemin besloot G’d Zijn Schepping niet geheel te vernietigen. Na de Zondvloed vernieuwde Hij Zijn verbond met Noach. Gedurende de zestien generaties na Noach dreven de inwoners van de wereld steeds verder en verder af van dit verbond met G’d en de wereld dreigde zich wederom te verwijderen van het oorspronkelijke Scheppingsdoel. Er waren wel individuen die de traditie van het verbond in ere hielden, maar zij waren slechts enkelingen, zoals Avraham. Pas op de tweede Sivan aanvaardde het Joodse volk unaniem en met geheel hun hart het oude verbond, dat G’d bij de Schepping had gesloten.
Oorspronkelijk telden de Joden 49 dagen vanaf de tweede dag Pesach totdat G’d Zich zou openbaren op de berg Sinaï op de vijftigste dag. Op het laatste moment voegde Mosje een extra dag toe. Dit leidt tot de conclusie, dat onze Omertelling tegenwoordig anders is dan bij de Joden die uit Egypte trokken. Dit levert een probleem op in onze tefillot (gebeden). Wij noemen de zesde Sivan tegenwoordig de dag van het geven van onze Tora (zeman matan toratenoe). Kunnen wij tegenwoordig de zesde Sivan zo noemen, indien de Tora feitelijk gegeven werd op 7 Sivan?
Verandering van dag en nacht Waarschijnlijk ligt het antwoord in de verandering die het Joodse volk onderging naar aanleiding van het accepteren van hun nieuwe missie op aarde. Inderdaad telden de Joden oorspronkelijk 49 dagen vanaf de tweede dag Pesach (16 Nisan). Deze periode zou eindigen met het geven van de Tora op de vijftigste dag, die overeenkomt met de zesde Sivan. Maar elk van deze dagen moest een volledige dag zijn, een dag en een nacht.
Zoals blijkt uit Genesis was de dagindeling oorspronkelijk als volgt: de nacht werd voor de dag geteld, zoals er geschreven staat (1:5): “en het was avond en het was morgen: de eerste dag”. Na de zondvloed bepaalde G’d dat de afstammelingen van Noach hun dagen met noeste arbeid moesten doorbrengen opdat zij minder tijd zouden hebben om te vervallen tot kwaad. Bij een werkdag komt eerst de dag en pas daarna de nacht. Zo staat er ook: “voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden” (8:22).
Van Noachiden tot Bnee Jisraeel Voor het geven van de Tora had het Joodse volk de status van Bnee Noach en een “volledige dag” bestond uit eerst een dag en dan een nacht. Nadat de Joden zich bereid hadden verklaard de Tora te ontvangen, verloren zij hun status van Noachiden en werden zij weer teruggeplaatst in de oorspronkelijke Scheppingstoestand waarbij de nacht voor de dag kwam. G’d wilde oorspronkelijk dat de mens Zijn Schepping zou vervolmaken en perfectioneren. Op het moment dat zij zich op 2 Sivan 2448 bereid verklaarden de Tora te aanvaarden en onvoorwaardelijk te leven volgens het Scheppingsplan, trad de oorspronkelijke dagtelling weer in werking, eerst de avond dan de ochtend, met als gevolg dat hun Omertelling een ‘volledige’ dag miste. Immers op de ochtend van 16 Nisan gedurende de uittocht begonnen zij – als Noachiden – de eerste dag van de Omer te tellen. Maar op 2 Sivan waren zij geen Noachiden meer en ontbrak er in hun telling een volledige dag.
Toen G’d opdracht gaf aan Mosje om de Joden te vertellen, dat zij zich “vandaag en morgen moesten heiligen”, redeneerde Mosje als volgt: “de mitsva van heiliging moet vandaag en morgen gelijk zijn: net zoals het ten aanzien van morgen eerst nacht en dan pas dag is zo ook moet ‘vandaag’ eerst nacht en dan pas dag zijn. Maar omdat de avond van deze dag reeds voorbij is kan vandaag niet meer als een volledige dag geteld worden”. Daarom redeneerde Mosje dat de telling van de twee dagen van heiliging pas de komende avond kon beginnen. Vanaf heden telden zij niet langer als Noachiden maar als het volk Israël, dat zich bereid had verklaard de Tora te accepteren.
HaSjeem stemt toe HaSjeem was het eens met Mosje want de beslissing om zich te beschouwen als Bnee Noach of als ‘kinderen van de Tora’ is afhankelijk van de mens. De Joden hadden met hun uitspraak “alles wat G’d zegt, zullen wij doen” aangegeven, dat zij bereid waren zich te passen in het oorspronkelijke Scheppingsplan. G’d was hiermee akkoord en zo gebeurde het, dat de Tora in het jaar 2448 na de Schepping pas op 7 Sivan werd gegeven, hoewel wij tegenwoordig Sjavoe’ot op 6 Sivan vieren. De verandering in de dagtelling was een eenmalige gebeurtenis en sindsdien geldt het Joodse volk reeds vanaf het begin van de Omertelling als een “koninkrijk van priesters en een heilig volk”. En omdat de datum van Sjavoe’ot enkel en alleen afhankelijk is van de Omertelling, kunnen wij op 6 Sivan met een gerust hart verklaren, dat het vandaag “zeman matan toratenoe” is.
|
|
|