Grafstenen worden ter nagedachtenis van de overledene en ter voorkoming van ontheiliging van het graf in het Jodendom aangeraden. In sommige Joodse gemeenschappen is het de gewoonte de steen tot aan het eind van de twaalfde maand van rouw bedekt te houden of tot na deze rouwperiode het opzetten van de steen uit te stellen. In sommige gemeenschappen gaat de verhulling van de matsewa, grafsteen, met een formele ceremonie gepaard. Men komt bij het graf bijeen. Ter nagedachtenis van de overledene, zegt men het Psalm 119 op. Men kiest uit deze Psalm de acht coupletten uit waar de eerste letters van de coupletten de naam van de overledene vormt. Deze Psalm is erg bijzonder. Wanneer je deze in het Hebreeuws leest, valt jou het volgende op: de acht regels van het eerste couplet beginnen alle acht met de Alef. De tweede couplet begint alle acht met Beth, enz. enz. enz. tot alle 22 letters in de coupletten voltooid zijn. In de Statenvertaling staan de Hebreeuwse letters erboven! Ter afsluiting zegt men wederom de Kaddish op. Dan is het moment aangebroken dat de matsewa onthuld wordt. Meestal wordt er op de matsewa een duidelijke Hebreeuwse tekst geschreven. Aan de bovenkant zie je vaak (niet altijd) de letters Peh-Noen. Dit komt van poh nitman of poh nikbar. Dit betekent: ´hier ligt...´. Hieronder komt vaak de naam van de overledene met de afkorting van bijvoorbeeld Beth-Noen of Beth-Reesj (ben of bar: zoon) of Beth-Tav (bat: dochter). Wanneer iemand een priester, leviet of een rabbi was, worden de volgende letters erbij gezet: ha-Kohein (Heh-Kaf-Heh-Noen), ha-Levi (Heh-Lamed-Vav-Yod) of ha-Rav (Heh-Reesj-Beth). Dan volgt de regel dat de datum van het overlijden prijsgeeft. Vaak begint deze regel met de Noen-Peh, opgevolgd door de dag, maand en het jaar. De dag en jaar zijn in Hebreeuwse numerieke waarden geschreven, wat dus letters zijn. De laatste regel wordt meestal een afkorting van Tav-Noen-Ayin-Beth-heh, wat voor´tehe nishmatah tzerurah bitzor hachayim´staat. Dit betekent: ´mag haar ziel verbonden zijn aan het verbintenis van het eeuwige leven´. Soms kun je Joodse symbolen op een matsewa treffen. Meestal is het een Magen David, maar je ziet soms ook een Menorah, een leeuw, twee tafelen met de 10 Geboden of een Torah-rol. Deze symbolen zeggen niets over de overledene zelf, dan dat hij of zij Joods was. Wanneer je een plaatje ziet met handen in de positie van de ringvinger tegen de pink, de middenvinger tegen de wijsvinger en de duim, allen in spreidstand, is er sprake dat hier een priester ligt. Dit is namelijk de zegen-positie die de priester op bepaalde dagen in het jaar geeft. |