De frustratie agressie-hypothese bij farao |
Publicatiedatum: zondag 08 januari 2023 |
Auteur: opperrabbijn Evers | 720 keer gelezen |
|
|
Geschiedenis/Gebeurtenissen, Moessar [ethiek] » |
|
Achtergronden Er was een nieuwe koning over Egypte opgestaan. Hij zei tegen zijn volk: “Kijk, de Bnee Jisra’eel, de Joden, die worden ons te veel en te machtig. Laten we verstandig zijn. Laten we ervoor zorgen dat de Bnee Jisra’eel niet nog meer worden. Wanneer er oorlog zal komen, dan zullen zij zich bij onze vijanden voegen, ons bestrijden en wegtrekken uit het land. De Egyptenaren waren bang voor oorlog omdat alle deviezen en gelden van de omringende landen naar Egypte waren gestroomd tijdens de hongersnood. Het was niet ondenkbaar dat andere volkeren hun geld terug zouden willen hebben.
Farao nam het op voor de Joden De raadgevers van Farao zeiden: “Daarom zijn we bang voor de Joden dat ze zich zouden voegen bij de vijand. We moeten actie tegen ze ondernemen.” Farao nam het op voor de Bnee Jisra’eel. Hij zei dat, als hun voorvader Joseef het land niet gered had, er geen Egyptenaar meer zou hebben geleefd. De Egyptische edelen waren kwaad op Farao omdat hij het opnam voor de Bnee Jisra’eel. Drie maanden lang weigerde Farao tegemoet te komen aan hun eisen. Uiteindelijk begreep hij dat het beter was toe te geven aan de wensen van zijn ministers. Hij kondigde aan dat hij nieuwe maatregelen zou nemen.
Een einde maken aan het Joodse vraagstuk De nieuwe koning was uiteindelijk bereid om alles te doen om een einde te maken aan het Joodse vraagstuk. Hij deed alsof hij Joseef nooit gekend had en hij ontkende ook het bestaan van Hasjeem (G’d). Farao wilde allereerst de Joodse mannen en vrouwen scheiden zodat ze minder kinderen zouden krijgen. Maar hoe kreeg hij de Joden aan het werk?
Zorgvuldige tactiek Hij ging zorgvuldig te werk. Hij verplichtte iedereen om mee te werken aan de verbouwing van twee grote voorraadsteden, Pitom en Ramses. Daar zouden de schatten van Egypte opgeborgen worden, als een soort nationale bank. Het was een groot bouwproject en iedereen die mee zou werken zou goed beloond worden. Alle loyale burgers werden opgeroepen om iets voor het land te doen. Ook Farao zelf verscheen op de bouwgrond met een schep en een schoffel. Zo kon niemand claimen dat hij te goed was voor het bouwwerk, want niemand was fijner en delicater dan Farao. Iedereen deed mee, van hoog tot laag. De Bnee Jisra’eel voelden dat zij ook moesten meedoen in het belang van het land. De Bnee Jisra’eel begonnen vlijtig met hun werk. Ze waren sterk en daardoor vorderden ze snel met de bouw. ’s Avonds telden de soldaten van Farao de stenen die ze gebakken hadden. Dit was de basis voor het quotum dat ze elke dag moesten afleveren.
Langzame leegloop van Egyptenaren Een maand lang betaalde Farao zijn werknemers. Maar na verloop van tijd verdwenen alle Egyptische arbeiders van de werkplaats. Na zestien maanden waren er helemaal geen Egyptische arbeiders meer. De Bnee Jisra’eel kregen niet meer betaald. Ze protesteerden maar ze werden in elkaar geslagen door het Egyptische leger. Politie en leger werkten samen om de Joden aan het werk te houden en ervoor te zorgen dat iedereen ’s ochtends op het werk verscheen. De Bnee Jisra’eel moesten ook al het geld teruggeven wat ze eerder hadden verdiend.
Agressie verblindt Toch slaagde Farao niet erg in zijn plannen. Hij raakte gefrustreerd. Door frustratie wordt men agressief. Door woede en agressie verliest men het overzicht en houdt men geen contact meer met de realiteit. Hierdoor lukte het Farao uiteindelijk niet om goed met de tien plagen om te gaan. Hij wilde coute que coute G’ds Almacht niet erkennen. Dat was logisch omdat zijn hele afgodische wereldbeeld aan het wankelen werd gebracht. Uiteindelijk werd zijn hele leger in de pan gehakt bij de Jam Soef, de Schelfzee.
Woede leidt tot veel ellende Als onze plannen niet uitkomen, worden we woedend. ‘Iedereen, die woedend is, wordt beheerst door allerlei vormen van Gehinom, kwaad’, zeggen onze Wijzen. ’s Mensens heilige nesjomme (ziel) verdwijnt bij woede. We hebben twee ‘ego’s’, onze nesjama Elokiet, onze G’ddelijke ziel en onze dierlijke natuur. De G’ddelijke ziel wordt bij een woede aanval naar de achtergrond gedrongen. De Talmoed vertelt, dat een ‘kwade kop’ zelfs bij zijn eigen huisgenoten niet geaccepteerd wordt.
Goede raad tegen onbezonnen kwaadheid Wat zijn de oplossingen tegen woede in ons dagelijkse leven? 1. Tel tot tien voordat je reageert of drink eerst rustig een glas koud water. Sommige mensen reageren pas de volgende dag, nadat ze volkomen gekalmeerd zijn. 2. Rustig en zachtjes antwoorden. Nachmanides (Ramban) stelt duidelijk: “als iemand je roept, antwoord nooit luid. Antwoord rustig, alsof je voor je Rebbe staat”. “De woorden van de Wijzen worden in rust gehoord”. 3. Neem de kwade woorden nooit persoonlijk. De woede is voornamelijk het probleem van de kwade man of vrouw. Laat de kwaadheid langs je heen glijden. 4. Ook wordt aangeraden om te proberen in de woedende man of vrouw iets goeds te ontdekken of een goede reden te bedenken waarom degene tegenover ons zo opgewonden is. Dat kan heel triviale oorzaken hebben, zoals een nacht waken bij een ziek kind.
“Wie is sterk?”, vraagt de Misjna in de Spreuken der Vaderen (Pirkee Avot). Sterk zijn niet de mensen, die met hun vuist op tafel slaan maar “de mensen, die zichzelf weten te beheersen”.
©Opperrabbijn Evers 2022 |
|
|