Abarbanel vraagt hoe de Torah het vervaardigen van standbeelden heeft kunnen opdragen. Het lijkt erop dat wanneer Hashem de Israëlieten vraagt om de Cheruvim met de arkdeksel te maken (Shemos/Ex.25:18), dat Hij hen vraagt om het Torah verbod van "Je zult geen enkel gesneden beeld noch enige gelijkenis van alles wat er in de Hemel boven je of op de aarde onder je is voor jezelf maken," (Shemos 20:4). Hoe kan Hashem zoiets opdragen?
Al zoekend naar het antwoord op deze moeilijke vraag suggereert Abarbanel dat het maken van uitgehouwen beelden alleen verboden was wanneer men de bedoeling had om ze te aanbidden, want vers vijf luidt: "Buig niet voor ze, en aanbidt ze niet." Abarbanel sluit af dat de heilige dienst in de tabernakel enkel en alleen voor het nut van de hemel was. De Cheruvim waren niet gemaakt om als tussenpersonen tussen mens en Hashem te dienen, maar slechts als een herinnering aan Zijn geweldige daden. Abarbanel legt uit dat het doel van de Cheruvim was om de eeuwige link tussen Hashem en Zijn volk te symboliseren, tussen Israel en hun Vader in de hemel.
In het kort: de Cheruvim waren een herinnering aan Hashem's invloed en dus vielen zij niet onder het verbod van Shemos 20:4. De Kuzari (1:27), legt uit dat het maken van de Cheruvim een speciale goddelijke gebod was. Over de zonde van het gouden kalf, verklaard hij dat de Israelieten het bestaan van Hashem niet wilden ontkennen, maar dat ze hun aanbidding van Hem alleen maar meer concreet wilden maken, naar een manier dat meer paste naar hun eigen ideeën. Er was geen grotere zonde dan het maken van zo'n beeld. En toch zien we dat de Cheruvim waren toegestaan. In de woestijn probeerden de Israelieten zelfs om tot Hashem te bidden op een verboden manier, waar zij voor gestraft werden. Het is interessant dat de Midrash Leket Tov (geciteerd in Torah Shelemah) de nadruk legt op hoe Hashem de twee geboden over uitgehouwen beelden geeft. Deze lijken namelijk tegen elkaar in te gaan.
Echter dit herinnert ons aan wat de Talmoed ons leert, "Wat de Torah ook verbood, heeft Hij het mogelijk gemaakt op andere manieren." Dus zien we dat Hashem ophetzelfde moment zegt, "maak geen uitgehouwen beelden voor jezelf," terwijl Hij ook zegt, "maak Mij twee Cheruvim" (Shemos 25:18). Zo is het een man ook verboden om de vrouw te trouwen van zijn overleden broer (Vayikra/Lev.18:16), maar het is een gebod om dat te doen als zijn broer kinderloos stierf (Devarim/Deut. 25:5). Het is ons verboden om kleding te dragen van wol en linnen (Dev./Deut. 22:11), maar in de volgende zin staat, "je zult jezelf kwasten maken aan de vier hoeken van je kleding" - deze mogen echter van wol zijn, zelfs als de hoeken van linnen zijn. De Torah zegt, "Zij die Shabbos overtreden zullen ter dood worden gebracht" (Shemos 31:14); maar gebied ook weer, "Op de Shabbos dag, zullen perfecte twee jaar oude lammeren worden gebracht." Zo'n soort offer houdt daden in die de shabbos wetten overtreden.
Chizuki legt de tekst bijna identiek uit. Chazal legt er nadruk op dat uitgehouwen beelden in dit geval hier toegestaan zijn, terwijl ze op andere plekken verboden worden - en dat ze hier alleen maar toestaan zijn in de vorm zoals de Torah ze voorschrijft. De kleinste afwijking ervan, vormt een aanval op de grondlegging van ons geloof, en zou men daarmee het gebod van, "maak geen uitgehouwen beeld voor jezelf" (Shemos 20:40) overtreden. Volgens de woorden van de Mechilta, geciteerd door Rashi: "Maak geen afgodsbeelden van goud of zilver dat met Mij te maken heeft. Maak ze niet voor jezelf.." (Shemos 20:20). Deze woorden waarschuwen ons dat de Cheruvim die in het Heilige der Heiligen staan niet van zilver mogen zijn. Anders zijn zij als zilveren en gouden afgodsbeelden. Waarom sluit de tekst af met "maak ze niet voor jezelf?" Dit is om ons te leren dat wij de Cheruvim niet in synagogen en in Batei Midrash (leerhuizen) kunnen plaatsen zoals we dat deden in de Tempel.
Meshech Chochma in Parashas Ki Sisa spreekt uitgebreid over de connectie tussen het toestaan van de Torah van bepaalde symbolen en het overtreden van Israel met het gouden kalf. De Israelieten zagen Moshe ten onrechte aan voor een bemiddelaar tussen hen en Hashem, en tijdens Moshe's afwezigheid zochten zij naar een concreet iets om hem te vervangen. Volgens de Midrash riep Moshe uit, "denken jullie dat ik jullie lijn bent in het praten met Hashem? De hemel verhoede! Ik ben slechts een mens zoals jullie. De Torah is niet van mij afhankelijk, en al was ik er nooit geweest, dan nog zou de Torah zijn zoals die nu is." Als bewijs hiervan, sprak Hashem tijdens de 38 jaren dat Hashem kwaad was op Israel - totdat de generatie van Egypte was overleden - niet meer met Moshe in de termen van innemendheid (Rashi over Devarim/Deut. 2:17).
Iemand moet niet denken dat de Tabernakel en de Tempel zelf vanzelfsprekend heilig zijn. Hun heiligheid hangt enkel en alleen af van Hashem's verblijf onder Zijn kinderen, en als die kinderen hun verbond verbreken, zal de heiligheid van de Beis Hamikdash en de Mishkan weggehaald worden. Ze zullen dan zijn als alledaagse voorwerpen, vernietigd door vandalen. Daarom overkwam Titus, toen hij de Tempel in ging met een prostituee, niets. De heiligheid was al immers weggetrokken uit de Tempel verdwenen. Zelfs de stenen tafelen, het werk van Hashem, hebben geen heiligheid van henzelf. Wanneer Hashem's nieuwe bruid, Israel, overspel pleegt tijdens hij huwelijksceremonie, veranderden deze tabletten in niets minder dan potscherven. Hun heiligheid werd verkregen doordat het Joodse volk dat zich er aan zouden houden, maar zij faalden daarin. Nadat Israel teshuva had gedaan voor het gouden kalf, gaf Hashem ons een tweede kans, gesymboliseerd door het geven van de tweede tabletten op Yom Kippur.
©Rabbi prof. Efraim Sprecher 2008 |