(© De Tempel Instituut Jeroesjalajiem)
Tegenwoordig kunnen wij de dierenoffers tijdens de Tempelperiode moeilijk begrijpen. Volgens RaMBaN is het voornaamste doel dat de zondaar betrokken raakte bij het slachten van het dier. Als het ware ervoer de zondaar een indirecte dood. Wanneer de Kohen Gadol het dier slacht en op het altaar verbrandt, zou het lijken als of de zondaar zichzelf gedood en verbrand zou voelen doordat hij tegen Hasjems Woord was ingegaan. Hasjem gaf de mens intellect waardoor hij zichzelf kan perfectioneren. Wanneer iemand zondigt, dan is het als het ware een afwijzing van het door Hasjem gegeven intellect. Het is namelijk het intellect wat ons van dieren onderscheidt. Door het intellect af te wijzen, identificeert de zondaar zich met de dieren. Vandaar dat een dier voor de zonde van de zondaar geofferd moest worden. Op Kabbalistisch niveau bestaat de menselijke ziel uit twee elementen: de dierlijke en de G'ddelijke elementen. Terwijl het G'ddelijke element de mens impulsen geeft om hem geestelijk te laten groeien, trekt het dierlijke element ons terug naar de fysieke wereldse status. Zodra de persoon zondig, moet hij dus een dierlijke offer brengen. Door een offer voor Hasjem te brengen, wordt het dier verheven en ondertussen wordt het dierlijke in de mens, dat de mens toebracht tot het zondigen, teruggebracht onder de G'ddelijke onderwerping.
Deze redenen raakt slechts de oppervlakte van het begrip van offers, die een van de diepste fundamenten van het Jodendom raakt. Het is namelijk duidelijk dat de gehele offersysteem barbaars zou zijn mits het in een praktische perfecte religieuze atmosfeer zou plaatsvinden. Alleen een natie met het hoogste moraal en spiritueel kaliber zou het waard zijn om deze offersysteem te mogen toepassen. Dat is de reden waarom het offersysteem is afgeschaft. De Joden degenereerde zich geestelijk. Offers mogen uitsluitend op één plek plaatsvinden: de Beit Hamikdasj - de Tempel - in Jeroesjalajiem. Dit is specifiek in de Tora opgedragen: ... om er Zijn Naam te vestigen, waarheen jullie alles zult brengen wat Ik jullie gebied: jullie in-vlammen-opgaande offers, jullie feestoffers, ... (Dewariem/Deut 12:11). Het is een zware zonde om buiten de Beit Hamikdasj te offeren. Wederom is de reden dat de offerplaats uiterst heilig moet zijn, zodat het offersysteem niet barbaars wordt. De auteur van het 13e eeuwse Sefer Hachinoeg schrijft dat het doden van de dieren buitensporig is wanneer het niet voor voedsel of voor offers aan Hasjem bedoeld is. Je kunt het bijna moord noemen. Vanuit dit oogpunt leren wij dat het offersysteem ons leert respect voor al het leven te hebben, ook voor de dieren.
Alle offers moeten op het Altaar geplaatst worden, zoals de Tora ons dit opdraagt: je mag dat niet van gehouwen stenen opbouwen (Sjemot/Ex. 20:22). De stenen van het Altaar moesten diep uit de grond opgegraven worden of het moest uit de diepten van de zee vervaardigd worden, zodat het onmogelijk was dat de steen in aanraking is geweest met menselijke gereedschap. De reden is dat de stenen gesneden, gekneed en gemodelleerd moest worden, zodat het een menselijke activiteit wordt dat gebaseerd is op de intellectuele bekwaamheid van mens. Hierdoor is de mens op dat moment niet in aanraking met zijn dierlijke element. Het Altaar is bedoelt om het dierlijke aard van de mens te corrigeren. Daarom moest het Altaar volledig van natuurlijke stenen gebouwd en gevormd worden. Hij bekladt als het ware zijn dierlijke element. Zodra het Altaar door het dierlijke element van de mens wordt gedoezeld, dan zou het offer hem niet meer kunnen corrigeren. Vandaar dat de Tora verder zegt want als je het (het Altaar) met je oorloggereedschap bewerkt, ontwijdt je het, omdat het van gehouwen stenen is opgebouwd (Sjemot/Ex. 20:22). Het zwaard vertegenwoordigt de onderwerping van het intellect aan het dierlijke element van de mens, omdat het intellectuele element van de mens oorlog gebruikt om zijn dierlijke elementen te bevredigen. Dat is exact het tegenovergestelde van de functie van het Altaar, waar het dierlijke element zich aan het G'ddelijke element van de mens moet onderwerpen. Zodra het dierlijke element van de mens wordt toegestaan om het offersysteem uit de Tora toe te passen, dan wordt het barbaars. Vandaar dat het Altaar van steen gemaakt moet worden die door Hasjem geschapen is, in plaats van de gehouwen steen die door de mens is bewerkt.
Dus: het doel van het offersysteem is om devotie voor alle schepsels van Hasjem bij te brengen.
©Rabbi prof. Efraim Sprecher 2008 |