(©Israel Images)
Tijdens de Openbaring op Har Sinaj, ‘antwoordde het hele volk met een stem: ‘wij zullen ieder woord dat Hasjem heeft gesproken doen" (Sjmot/Ex. 24:3). Was deze eenmalige gebeurtenis, waarin iedere Jood in houding en gedachten identiek met de andere Jood was, een ideale situatie? Kan het niet zo zijn dat een Jood een variatie aan opties - dat voorbij de 613 mitswes waaraan iedere Jood moet houden - tot zijn beschikking heeft hoe hij een eigen vroom leven zou mogen leiden?
Het moge duidelijk zijn dat Israëls diversiteit van verschillende activiteiten binnen de stammen het bewijs is dat er een scala aan opties bestaat hoe Joden in Erets Jisrael hun leven mogen leiden. Onder de verschillende taken binnen het dienen van G'd, zijn er zo taken die uitsluitend aan de stam van Levi werd toegewezen. Zoals RaMBaM schreef (Hilchot Sjemitah 13:12): "Levi werd in het vereren en dienen van G'd apart gezet. En moesten aan de massa Zijn rechte wegen en Zijn rechtvaardige wetten onderrichten, zoals er staat geschreven: ‘zij zullen Jouw wetten aan Ja'aqov en Jouw Tora aan Israel onderrichten (Dewariem/Deut.33:10)'". Maar RaMBaM voegt er aan toe dat de rol van deze stam een ieder individu op aarde niet kan weerhouden om ook gemotiveerd te willen lernen en onderrichten in de Tora.
De saamhorigheid binnen in een stam, dat in Dewariem 33:5 wordt genoemd, refereert naar eenheid, maar niet naar uniformiteit. In Berachot 35b debatteren Rabbi Jisjmael en Rabbi Sjimon Bar Jochai over de rollen respectievelijk werken en lernen. Rabbi Jisjmael legt de vers ‘verzamel jouw graan' (Dewariem 11:14) zodanig uit dat een iemand zijn werk en Torastudie zou moeten combineren. Als reactie daarop vraagt Rabbi Sjimon bar Jochai: "[Indien iedereen alle vereist seisoengerichte landbouwtaken verricht], hoe zit dat dan met de Tora?" Naar zijn mening zou een ideaal persoon vertrouwen moeten hebben dat zijn landbouwtaken door anderen gedaan zou worden. De Talmoed citeert vervolgens Abaje: "Vele volgden Rabbi Jismael en zij werden succesvol. Vele andere volgden Rabbi Sjimon bar Jochai en zij waren niet succesvol".
Rabbi Tsadok Hakohen van Lublin legt in zijn boek "Tsidkat Hatsadik" de verbanden tussen de discussie tussen Rabbi Jismael en Rabbi Sjimon bar Jochai, de conclusie van Abaje en de eerste twee paragraven van de Sjema' uit. De eerste paragraaf van de Sjema' is in het enkelvoud en de tweede paragraaf in meervoud. De eerste parasja zegt dat wij G'd met al onze macht (...oevechol-me'odecha... met al jouw vermogen... Dewariem 6:5) moeten houden waarover de Talmoed uitlegt dat dit betrekking heeft op al onze rijkdommen. De tweede paragraaf kent geen zinsneden als deze. Rabbi Tsadok leidt dit af dat de eerste paragraaf in de Sjema' geadresseerd is aan speciale mensen met een G'ddelijke roeping zoals Rabbi Sjimon bar Jochai. Dat is de reden waarom zij noodzakelijkere wijs van G'd moesten houden met "al hun rijkdom". Van zulke individuen wordt er zelfs verwacht dat zij hun levensonderhoud loslaten in belang voor het dienen van G'd. In dit contrast werd de tweede paragraaf, waar geen vermelding van het opofferen van rijkdom wordt genoemd, in het meervoud verwoord en men wordt verwezen naar iemand die zijn "graan verzamelt". Zoals Rabbi Tsadok uitlegde, was dit omdat de massa moest werken en zij moesten hun rijkdom verdienen en zorgen maken hoe zij dit moesten verdienen en zichzelf moesten onderhouden. Volgens Rabbi Tsadok was dit de reden waarom vele die het pad van Rabbi Sjimon bar Jochai volgden, onsuccesvol waren omdat "dit niet G'ds wil was. In deze wereld wilt G'd dat mensen de wereld bewerken en het niet in de steek laten". Hier zien wij het ene gebod gemaakt is voor de Torageleerde en het andere voor het algemene publiek.
In Parasja ‘Ekev (10:12) stelt de Tora de vraag: "Welnu, Israel, wat verwacht Hasjem jouw G'd van jou?" Netsiv, Rabbi Naphtali Tsvi Jehoeda Berlin zei in zijn commentaar: "ha'amek devar" vertelt dat de Joden vier groepen omvatten en dat G'd verschillende dingen van iedere groep verlangt.
De eerste groep zijn de hoofden en de leiders van de gemeenschappen. De tweede zijn de Torageleerden, die de ‘ouderen van Israel' worden genoemd. De derde groep zijn de mensen die de kost verdienen en de vierde zijn de kinderen. Aangaande de vier groepen schrijft de Netsiv: "Elk van deze vier groepen verschilt met de rest in wat G'd van hen vraagt. Niet alle verwachtingen van G'd geldt voor een ieder in Israël, maar verwacht het liever van elke individuele Jood in overeenstemming met zijn kaliber. Wat G'd van iemand verlangt, verlangt Hij niet van een ander. En soms verlangt Hij iets van de ene groep, wat voor de andere groep praktisch verboden is".
De Netziv weidt verder over uit wat er van elke individuele groep word geëist. Hij zegt: "Zoals leken die de kost verdienen; zo moeten zij de mitswes op tijd houden en hun werk mag daarbij geen negatief invloed op een mitswe hebben. Ondertussen is het onmogelijk van iemand, die door zijn werk geheel in beslag wordt genomen, dat hij liefde en vrees voor G'd ontwikkelt. Je kan alleen praktische mitswes verlangen en dat is wat G'd van hem vraagt".
Betreffende het principe dat er afzonderlijke maar gelijke wegen naar het dienen van G'd zijn wordt dit principe door Chofets Chaim uit Ta'anis 31a afgeleidt: "In de toekomst zal G'd een dansende cirkel voor de rechtvaardigen vasthouden en Hij zal in hun midden in het Paradijs zitten [zie Rabbenoe Gershom]. Ieder van hen zal met zijn vinger wijzen zeggende: ‘dit is onze G'd op Wie wij hebben gewacht [Jesjajahoe 25:9]'". Chofets Chaim verklaart vervolgens: "Wanneer iemand een passer gebruikt om een cirkel te trekken, zal van ieder punten op de cirkel de afstand naar het midden het zelfde zijn. Evenzo zijn er vele wegen naar dienen G´d; wegen waardoor iemand die oprecht naar G´d verlangt en Hem zoekt, zal uiteindelijk een gelijke van de ander zijn. Dus zal gerechtvaardigde rond G´d vanaf verschillende zijden in de dansende cirkel van G´d dansen, met zijn vinger wijzend. Elke gerechtvaardigde persoon zal met gelijke afstand van G´d zijn".
Chofets Chaim richtte zich tot de rechtvaardigen en de Geleerden die dachten dat zij de enige waren die zo dicht bij G'd stonden. In de Messiaanse tijd zal het duidelijk worden dat verschillende benaderingen met gelijke afstand van G'd zijn.
©Rabbi prof. Sprecher 2009 |