Man en vrouw zijn partner En G’d zei: “Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal hem een Ezer Kenegdo maken – een hulp die tegenover hem staat” (2:18).
Wat dat ‘alleen’ zijn betekent is niet moeilijk. We kunnen ons allemaal in deze pasoek (vers) herkennen. Het dilemma van Adam is ons dilemma en de ideale relatie tussen man en vrouw wordt in twee woorden geschetst. De letterlijke vertaling van ‘Ezer Kenegdo’ is ‘een hulp tegenover hem’. Rasjie legt uit, dat wanneer de man dit waard is, zijn vrouw hem een hulp zal zijn (Ezer). Maar, indien de man dit niet verdient, zal zijn vrouw zich tegen hem keren, Kenegdo.
‘Een hulp tegenover hem’ is een vrij ongebruikelijke term. Waarom heeft G’d niet gewoon een maat, een sparringpartner, voor Adam gecreëerd, die hem altijd terzijde zou staan? Waarom is het nodig om tegenover Adam te staan?
Dieren? Een tweede probleem is het volgende. Direct na G’ds besluit om ‘een hulp tegenover hem’ te creëren volgen de verzen 19 en 20: “Toen vormde G’d uit de aardbodem al het gedierte van het veld en al het gevogelte van de Hemel en bracht het tot de mens om te zien hoe hij het zou noemen; en zoals de mens alle levende wezens zou noemen, aldus zou hun naam zijn. En de mens gaf namen aan al het vee en aan het gevogelte van de Hemel en het gedierte van het veld, en voor de mens vond hij geen hulp die bij hem paste”. Het lijkt erop, dat de Tora de mogelijkheid overweegt, dat Adams gezelschap onder de dieren gevonden zou kunnen worden. Dit is moeilijk te begrijpen!
Twee soorten eenzaamheid Wij kennen verschillende vormen van eenzaamheid. Sociaal zijn wij eenzaam wanneer wij met niemand onze gedachten en gevoelens kunnen delen. Iets eerder lezen wij in de Tora dat “G’d de mens uit het stof van de aardbodem formeerde en hem levensadem in zijn neus blies; zo werd de mens tot levend wezen” (Bereesjiet 2:7). De Targoem vertaalt ‘levend wezen’ als ‘roe’ach memalela’ – een geest die spreekt. Wanneer wij niemand hebben om mee te communiceren, is dat tragisch.
Sleutel tot onsterfelijkheid Maar er bestaat ook een andere vorm van eenzaamheid, die existentiële eenzaamheid heet en die verband houdt met het einde van het leven. Deze existentiële eenzaamheid staat al aangeduid in een vreemde werkwoordsvorm in ons sleutelvers: ‘Lo Tow Hejot HaAdam Lewado’ (2:18) – het is niet goed dat de mens alleen is. De werkwoordsvorm Hejot, hetgeen ‘zijn in de meest pure vorm’ betekent, slaat op de bestaansvoorwaarden van ons menszijn.
Het is niet alleen het sociale isolement, dat de Tora wil voorkomen, maar in feite beoogt de Tora meer. Iedereen heeft zo zijn dromen en aspiraties en of we nu veel of weinig van onze ambities realiseren, uiteindelijk moeten wij de laatste reis alleen maken.
Die vrees voor het einde is het motief achter G’ds verklaring dat ‘het niet goed is voor de mens om alleen te zijn’. Wanneer wij deze aarde verlaten, doen wij dat volledig alleen. Daarom vertelt de Tora ons dat wij een gezin moeten stichten om die eenzaamheid aan het einde van het leven te overwinnen. De ‘Ezer Kenegdo’ vervult beide behoeften: het sociaal klankbord en de sleutel tot de eeuwigheid.
Geen ja-knikkers Ezer betekent hulp, maar de wijze waarop wij elkaar het beste kunnen helpen is door onszelf enigszins te beperken om ruimte te creëren voor de ander om de eigen gevoelens te ontwikkelen en zelfstandig te leren denken. Een levenspartner moet in staat zijn om nee te kunnen zeggen wanneer dit nodig is, het Kenegdo gedeelte. Want als je getrouwd bent met een ja-knikker wordt je niet geconfronteerd met een ander.
Bovendien bestaat er altijd het gevaar dat de lippen ja zeggen, maar dat het hart nee zegt. Totdat er een moment aanbreekt wanneer er zo veel nee’s zijn vanuit het hart, dat dit tot een breuk leidt. De bedoeling van een goede relatie is, dat er een eigen toon wordt gevonden, een unieke synthese van twee individuen. Elk echtpaar wil leven, maar niet noodzakelijk hetzelfde leven. De een kan de ander corrigeren, complimenteren, troosten, opvrolijken, helpen of zich laten helpen. Slechts dan is men niet alleen.
Definiëren is controleren G’d laat alle dieren – na constatering van Adam’s eenzaamheid – in een rij aan Adam voorbij gaan. Adam kon in deze schepselen geen sparringpartner vinden, omdat hij in hen geen ‘hulp tegenover hem’ kon vinden. Met dieren heeft men geen gevoel van partnership of een wederzijdse menselijke relatie. G’d vroeg aan Adam om alle dieren te benoemen. Wanneer wij iets benoemen, definiëren we het. En wanneer wij iets definiëren, hebben we er controle over. Maar een relatie van beheersing en controle is eenzijdig. Het is alleen maar nemen en niet geven. De mens moet inderdaad de fysieke, dierlijke wereld beheersen, zoals geschreven staat: “Vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst….” (1:28).
Het gezin – de poort naar eeuwigheid De man is echter niet geroepen om zijn vrouw te overheersen. Als hij dat toch doet, ontkent hij zichzelf in de ontdekking van die speciale Ezer Kenegdo relatie. Hij ontneemt zich de mogelijkheid om zijn sociale isolatie te doorbreken. Door het gezin kan de mens verder gaan en bouwen aan zijn toekomst. De geboorte van kinderen is de belofte van een schitterend panorama buiten de levensverwachting van de partners.
De kinderen vormen de poort naar de eeuwigheid. Alleen de mens kan de G’ddelijke boodschap verder dragen. Investeren in gebouwen, computerprogramma’s en economie is fraai, maar de mens blijft de bekroning van de schepping en die moet in discussie blijven met zijn omgeving om zijn potentieel te kunnen ontplooien.
Anti-maatregelen tegen verkeerde tendenzen In de Tien Geboden wordt respect gevraagd voor vader en moeder. In Sjemot/Exodus 20:11 komt de vader als eerste maar in Vajikra/Leviticus staat de moeder voorop om de een gelijke behandeling door de kinderen te bevorderen. De Tora kent de menselijke geest als geen ander en probeert natuurlijke tendenzen te keren. Bij het liefhebben en eren van de ouders staat de vader voorop omdat de meeste mensen meer van hun moeder houden. Bij het vrezen staat de moeder voorop omdat de meeste kinderen meer angst koesteren voor hun vader.
Hoewel de plichten en rechten van mannen en vrouwen verschillen, betekent dit niet, dat vrouwen minder belangrijk zijn in het Jodendom. Veel voorvechtsters van gelijke rechten voor vrouwen waren van Joodse origine. Dat kwam omdat in het Jodendom de vrouwen veel rechten hebben.
Iedere ochtend zeggen de Joodse mannen: “Geprezen is G’d, Die mij niet als een vrouw gemaakt heeft”. Wanneer een Jood deze beracha maakt waarin hij G’d dankt hem niet als een vrouw gemaakt te hebben, voelt hij geen superioriteit. Hier speelt een heel andere achtergrond.
Door de tijden heen is het altijd zo geweest dat de taak van de echtgenoot die van kostwinner is en de vrouw voor het huishouden en de kinderen zorgt. Dit is een zeer gecompliceerde taak waarvoor veel bekwaamheid, geduld, begrip en andere kwaliteiten nodig zijn waarmee de G’ddelijke Voorzienigheid de vrouw in ruime mate bedacht heeft. Het is twijfelachtig of een leidende functie die de man zou kunnen hebben grotere bekwaamheid vergt en veeleisender is dan de huiselijke verantwoordelijkheden van de echtgenote en moeder.
Met het oog daarop heeft de G’ddelijke Tora de Joodse vrouw vrijgesteld van de verplichting zekere mitsvot te vervullen. Net zoals haar echtgenoot is ze verplicht alle verboden van de Tora in acht te nemen (en deze vormen een meerderheid tegenover de 248 geboden). De Joodse vrouw is echter vrijgesteld van het vervullen van sommige van de geboden. Tot geboden, die aan een tijdslimiet gebonden zijn, is zij niedt verplicht. Dit geschiedt uit consideratie met haar belangrijke echtelijke en moederlijke taken waaraan de Tora voorrang verleent. In dit opzicht is de Joodse vrouw dus eerder bevoordeeld dan benadeeld.
B'roeria, een geleerde vrouw B'roeria was een vrouw uit de 2e eeuw ná. Haar inzichten en leringen, haar wijsheid en rechtvaardigheid, maar ook haar beminnelijke karakter waren beroemd. Ze was een voorbeeld van toewijding aan de Leer van de Tora. Ze was de vrouw van Rabbi Meïr, ook een grote geleerde, die veel waardering voor zijn vrouw had.
Hoe was haar houding bij de plotselinge, rampzalige dood, op een Sjabbat, van de beide zoons van het echtpaar? Zij besloot de Sjabbatvreugde van haar echtgenoot niet te storen (!, wat een geestkracht) en met het vreselijke bericht te wachten tot na het einde van Sjabbat. Toen zei ze tot hem: "Een hele tijd geleden vroeg een vriend mij, voor hem zijn kostbare juwelen te bewaren; nu wil hij ze terug hebben. Zal ik ze teruggeven?" Rabbi Meïr zei: "natuurlijk moet je ze teruggeven". Toen nam B'roeria hem mee naar de bedden waarop de zonen uitgestrekt lagen.
Rabbi Meïr zonk als verpletterd ter aarde en huilde ontroostbaar, waarop B'roeria zei: "heb je niet gezegd dat ik de juwelen aan de eigenaar terug moest geven? God heeft gegeven, God heeft genomen, de Naam van Hasjeem, de Eeu-wige zij gezegend". Ze nam het voorschrift, dat een man maar beter weinig met zijn vrouw moet spreken en nog minder met andere vrouwen, zeer serieus. Ze demonstreerde dat met het volgende verhaal: Rabbi José de Gallileeër ging op reis toen hij B'roeria ontmoette en vroeg: "welke weg moet ik nemen om naar Lydda te gaan?" Waarop B'roeria antwoordde "dwaze Gallileeër, weet je dan niet dat de geleerden zeiden dat je je zo weinig mogelijk moet spreken met vrouwen? Je had moeten vragen: "hoe naar Lydda" ".
B'roeria zou haar echtgenoot eraan herinnerd hebben dat men niet de zondaars, maar de zonden moet bestrijden; dan zijn er geen zonden meer. Hij had namelijk zoveel last en nadelen van een stel oproerkraaiers, dat hij tot Hasjeem, de Eeu-wige bad dat zij zouden sterven. Maar zijn vrouw corrigeerde hem ten deze en zei: "Bid, davven voor hen dat ze tot inkeer komen". Hij zag in dat ze gelijk had, en davvende, bad voor hun inkeer. Zij betuigden inderdaad later hun spijt en verbeterden hun gedrag.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2011 |