De openingsvraag is nog niet beantwoord: de dertien geloofsartikelen lijken Grieks-filosofisch geïnspireerd. Filosofie en geloof zijn echter tegengestelde geestesbewegingen. Filosofie is de poging de wereld te vatten van beneden naar boven. Theologie echter is het denken over de Openbaring, die vanuit de transcendentie, van Boven dus, a.h.w. in de wereld inbreekt. Heeft Maimonides wellicht leentjebuur gespeeld bij de filosofische systemen uit zijn omgeving, gelijk Philo van Alexandrië zijn theorieën en verklaringen heeft gebaseerd op de filosofieën van Plato en de Stoa ?
Zeker niet. Voor Maimonides had het Schriftwoord de hoogste en een onaantastbare autoriteit. Maimonides stelde de rede en het denken slechts in dienst stelde van de Tora. Net zoals wetenschap en geloof geen tegenstelling vormen, staan ook Openbaring en het menselijk denken in een harmonieuze verhouding. Het is zeker niet toevallig, dat Maimonides zijn geloofsartikelen in de dertien principes samenvat. Hij sluit hierbij aan bij de geopenbaarde eigenschappen van G'd, zoals die in Exodus 34:6-7 verschijnen.
Volgens Talmoedische telling zijn deze eigenschappen van genade dertien in getal. Door gebruik van het getal dertien stelde Maimonides zijn geloofsleer duidelijk in het teken van de G'ddelijke genade, die in de liturgie van Jom Kippoer en de voorafgaande seliechot (smeekbeden) zo een grote rol spelen. Een fraaiere synthese tussen het aardse en het G'ddelijke is haast niet voorstelbaar: van onder het hoogste, dat het menselijk intellect kan bereiken, van boven de G'ddelijke openbaring en daartussen de inhoud van het jodendom, die van de schepping over de Openbaring op de berg Sinai tot de verlossing reikt.
DE DERTIEN GELOOFSPUNTEN VAN MAIMONIDES
1. Ik geloof in volmaakt geloof, dat G'd de Schepper en Bestuurder is van alle schepselen en dat Hij alleen al het geschapene gemaakt heeft, maakt en zal maken.
2. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper enig is, dat niets zo eenheid is als Hij, op welke wijze dan ook en dat Hij alleen onze G'd is, die was, is en zal zijn.
3. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper geen lichaam is, dat Hem geen lichamelijke toestanden treffen kunnen en dat van Hem generlei voorstelling denkbaar is.
4. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper voor alles bestaan heeft en na alles zal blijven bestaan.
5. Ik geloof in volmaakt geloof, dat alleen de Schepper aanbeden mag worden en dat het niet geoorloofd is iets anders, buiten Hem te aanbidden.
6. Ik geloof in volmaakt geloof, dat alle woorden van de profeten waar zijn.
7. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de profetie van onze leraar Mosje waar was en dat hij de vader was onder de profeten, die voor hem geleefd hebben en die na hem gekomen zijn.
8. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de hele Leer, die wij nu bezitten, dezelfde is die aan onze leraar Mosje gegeven werd.
9. Ik geloof in volmaakt geloof, dat deze Leer niet veranderd zal worden en geen andere Leer van de Schepper zal uitgaan.
10. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper elke daad van de mensen en al hun gedachten kent, zoals er geschreven staat:"Hij, die alle harten vormt, die let op al hun daden".
11. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper goeds bewijst aan hen, die Zijn geboden in acht nemen en hen straft, die ze overtreden.
12. Ik geloof in volmaakt geloof in de komst van de Messias; en ook wanneer Hij lang op zich laat wachten, verwacht ik niettemin iedere dag, dat Hij zal komen.
13. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de herleving van de doden zal plaatsvinden op een tijdstip, dat G'd goeddunkt.
In de eerste vijf geloofsartikelen gaat Maimonides in op de werkzaamheid van de Schepper, het monotheïsme de onlichamelijkheid van G'd, Zijn eeuwigheid en het feit dat alleen de Schepper aanbeden mag worden.
Opmerkelijk is dat Maimonides zijn opsomming begint met een beschrijving van G'ds werkzaamheid in de wereld. Vanuit joodse optiek kon Maimonides beter beginnen met de uittocht uit Egypte. Pas dan sluit G’d een verbond met Zijn volk en geeft Hij hen voorschriften. De joodse geschiedenis begint met de Pesach-geschiedenis. De schepping is slechts een voorgeschiedenis voor de verbondstraditie. Niettemin begint Maimonides met G'ds globale werkzaamheid, omdat hierin de essentie van onze religie tot uitdrukking komt: het geloof dat alleen G'd de schepping leidt. De grote wereldmachten bepalen het lot van de geschiedenis niet. De onscheidbaarheid van `kerk’ en staat is een structureel gegeven.
Het vaste geloof, dat G'd de hele wereld bestuurt, leidt tot het probleem van G’ddelijke Voorzienigheid tegenover de vrije wil. De botsing tussen vrijheid en voorbestemming werd in de Spreuken der Vaderen samengevat: "Alles is voorzien en toch blijft de vrijheid gegeven" (Pirké Awot 3:19). G'd ziet alles wat komen gaat maar de vrijheid om het goede te doen en het kwade te laten blijft de mens gegeven. Ondanks G'ds Alwetendheid wordt de vrije keus niet beïnvloed. Deze paradox ontstijgt het menselijk verstand. Denken en geloof zijn nooit volledig te harmoniseren. Het zijn twee aparte belevingen met ieder een eigen wetmatigheid en structuur. We kunnen nadenken over ons geloof. Maar conclusies vanuit het geloof zullen vaak afwijken de resultaten van seculier menselijk denken.
Het tweede grote probleem is hoe wij omgaan met lijden, sociaal onrecht, onze sterfelijkheid en onontkoombare natuurrampen. Vanuit religieus perspectief zou men het menselijk lijden op verschillende manieren kunnen benoemen. Het lijden kan als straf worden ervaren, het kan als beproeving worden aangemerkt maar lijden kan ook gezien worden als uiting van liefde voor de rechtvaardigen. Met liefdestuchtigingen wordt een overwegend goed mens voor zijn geringe overtredingen in deze wereld gelouterd om het Hiernamaals probleemloos te kunnen binnengaan. Voor de meeste mensen blijft het lijden echter een vrijwel onoverkomelijk theologisch probleem.
’s Mensens sterfelijkheid en natuurrampen zijn onoplosbaar en wij buigen ons hoofd in deemoed. Deze catastrofes staan in schril contrast tot oorlog, sociale ongerechtigheid, vervolging en onderdrukking, die als problemen van menselijke oorsprong slechts aanleiding vormen tot actief ingrijpen.
Niet dat ieder onrecht op weg naar de menselijke volmaaktheid op te heffen is. Maar wij berusten ook niet in een tranendal in de hoop op een betere wereld. Voor problemen van sociale oorsprong moet actief een oplossing gevonden worden. De vraag naar de rechtvaardiging van G'ds wereldleiding wordt zo bij de meeste problemen teruggedrongen naar de vraag naar de rechtvaardiging van het menselijk handelen. Opperrabbijn A. Schuster van Amsterdam meende, dat de vraag "Waar was G'd in Auschwitz?" fout gesteld was. Deze moest luiden "Waar was de mens in Auschwitz?". Zonde is de prijs van de vrijheid. Zouden mensen niet kunnen zondigen dan kon hij ook niets goeds doen. Hij zou verworden tot een robot en ethisch even onverschillig zijn als een dier dat door zijn instincten geregeerd wordt. |