Op het moment dat ik dit schrijf bevinden we ons nog voor Poerim en dus ook voor Pesach. De huidige Farao van Egypte is verslagen, maar de Haman van Perzië nog niet! Overigens is het nog maar de vraag of de nieuwe Farao, die zeker zal komen, een voor- of achteruitgang zal betekenen voor hun land en voor hun bevolking en ook voor ons Heilige land en voor onze bevolking! Ook elders zien we op dit moment de bevolking in opstand komen tegen het (over)heersende gezag……zal het leiden tot democratie of juist tot onverhoopte anarchie? En als de democratie wint, wat zal de stem van het volk verkondigen? Ook democratie kan moordende en suïcidale gevolgen hebben!
Aan het begin van de Megilla lezen we dat op de zevende dag van de maaltijd die koning Achasjwerosj had aangericht voor de inwoners van de hoofdstad Sjoesjan, hij de opdracht geeft om zijn koningin Wasjtie te halen opdat hij haar schoonheid aan allen kan tonen. (Mijn gedachten dwalen even af naar Italië en ik besef dat de geschiedenis zich blijft herhalen!). De koningin weigert en dus is er sprake van Majesteitsschennis, hoogverraad! Het bevel van de heersende overheid, de opdracht van de koning, wordt genegeerd! De koning legt de kwestie voor aan zijn juridische adviseurs die moeten oordelen over het lot van de koningin en het resultaat is u allen bekend: Wasjtie overleeft het niet!
Waarom, zo wordt de vraag gesteld, moest er juridisch advies worden ingewonnen over de weigering van koningin Wasjtie? Het is toch juridisch gezien duidelijk dat hier sprake is van Majesteitsschennis, opstand tegen het heersende gezag?
We lezen in de Megilla dat er bij deze volksmaaltijd geen enkele vorm van dwang mocht zijn. Niemand werd verplicht om tegen zijn zin grote bekers wijn te drinken, er was een duidelijke opdracht aan het bedienend personeel om de wensen en verlangens van de gasten in te willigen! En omdat dwang dus kennelijk bij dit staatsdiner taboe was, rees de vraag: is koningin Wasjtie wel schuldig aan Majesteitsschennis in de situatie dat er van Overheidswege bepaald was dat er geen enkele vorm van dwang mocht zijn? En dus werd er advies gevraagd en worden er naar andere invalshoeken gezocht om de koningin veroordeeld te krijgen. Het Staatsdiner was dus gevrijwaard van dwang. De gasten stonden centraal! Is dat bijzonder? Is dat niet normaal?
Er waren (en er zijn nog steeds!) twee soorten diners. Koning Achasjwerosj had eerder ook al een groot diner aangericht. Dat diner was echter niet bedoeld voor het volk, maar voor de ministers en de andere overheidsdienaren. Het doel van dat diner was om duidelijk de rijkdom, de macht en de eerbiedwaardigheid van de Koning te tonen. Dat diner had als enige doel: versterking van de positie van de Koning. De gasten waren decorum, de wijn moest in overvloed gedronken worden, ontzag en gezag werd gekweekt. Het tweede diner was echter voor het volk. Het ging niet meer om het kweken van ontzag, de gasten moesten tevreden kunnen zijn en dus was dwang uit den boze.
De Megilla geeft ons een essentiële les in leiderschap: enerzijds moet er gezag heersen, anarchie is catastrofaal voor een land. Maar anderzijds moet ook de bevolking tevreden kunnen zijn en is het aan de Overheid zich ten dienste te stellen van de onderdanen en zonder dwang leiding te geven. Uiteraard geldt deze les niet alleen voor koningen en presidenten. Ook leiding op een school, in een bedrijf of ouders in een gezinssituatie mogen deze les in leidinggeven tot zich nemen.
Op de vijftigste dag na de Uittocht uit Egypte ontving het Joodse Volk bij de berg Sinai de Thora. Na’asee wenisjma – we zullen de Thora accepteren en bestuderen. Het Joodse volk had weinig keus. De openbaringen waren dusdanig dat er eigenlijk sprake was van een zekere vorm van dwang. Konden ze weigeren? Net gered uit de slavernij, door de Schelfzee getrokken, de tien plagen aanschouwd, ze hoorden G’d spreken! Op Poerim echter was er geen enkele vorm van spirituele dwang. Er waren geen zichtbare wonderen, het wonder van Poerim speelde zich geheel af binnen de grenzen en wetmatigheden der natuur. In de Megilla wordt niet één keer de naam van G’d genoemd. En toch hielden de Joden vast aan Thora en Traditie, richtten hun blik op de Allerhoogste, zonder ertoe gedwongen te worden, geheel uit eigen beweging.
Vandaar de grote vreugde op Poerim. Een vreugde die de grenzen van het rationalisme doorbreekt omdat er een balans werd gevonden tussen gezag en vrijheid, tussen ratio en spiritualiteit. Vanuit geestelijke vrijheid de Allerhoogste dienen in een materiële wereld vol valkuilen en verleidingen: Dat is Jodendom!
©Opperrabbijn B. Jacobs 2012 |